Vandaag speelt FC Twente in de Conference League in Enschede de return tegen Fenerbahce uit Istanbul. De Tukkers moeten het Turkse pak slaag (5-1) van vorige week weten om te buigen, met vijf doelpunten verschil. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, maar toch zou ik niet op Twente wedden.
Ik geniet met volle tuigen dezer dagen – nou ja, als een Turks team wint. Sowieso volg ik elke voetbalclash tussen een Nederlandse en Turkse club op de voet. Bij Turks verlies ben ik niet te vermurwen, bagatelliseer ik alle voetbalgekte en schakel met een pokerface meteen over naar de orde van de dag. Behalve bij een nederlaag van Galatasaray uiteraard, de aartsrivaal van Fener in Istanbul, die slechts vier sterren boven haar logo heeft prijken (dikke knipoog naar mijn Toerkoes). ‘Turkse teams moeten elkaar steunen wanneer ze in Europees verband spelen’, hoor je nu in alle Turkse voetbalprogramma’s. Ga spelen vriend! Zo Turks hoeft het ook weer niet voor mij.
Voetbal is waarschijnlijk het enige restje Turks nationalisme dat nog in mijn systeem zit. Althans, dat mag ik hopen. Hoewel ik me heb afgezet tegen het nationalisme waarmee ik ben opgevoed, blijft voetbal het emotionele terrein waar ik onbeschaamd Turks wil zijn. Unapologetic, in your face. Zo pak ik met veel liefde mijn Fener-shirts of die van het Turkse nationale team, en doe dan trots als een Turk een rondje om de Amsterdamse Sloterplas. Ik zie de mensen dieken in de gym. I love it!
Vaak reageren Turkse en Marokkaanse kinderen vrijpostig op straat. Dan joelen ze ‘Fener’, ‘Gala’ of ‘Besiktas’ tegen me. Een enkele keer spreekt ook het autochtone deel van de maatschappij mij aan. Zo rende ik een keer door de witte enclave bij het Sloterstrand – een wijk met allemaal koopwoningen. Opeens holde een hoogblond knulletje enthousiast achter me aan. ‘Meneer, meneer, voor welk team bent u?’ Fenerbahce, zei ik, niet eens omkijkend. Ik vroeg, ‘En jij dan?’ ‘Ajax’, zei hij opgetogen. ‘Tadiç hè’, zeg ik, verwijzend naar de 34-jarige Serviër die deze zomer transfervrij door Fener is opgepikt en op de oude voet doorgaat met zijn goals en assists. ‘Jahh’, zei hij beteuterd en ging weg.
Kom bij mij niet met verhalen over Ajax of Oranje. Daar heb ik nooit echt binding mee gehad, en dat zal ik waarschijnlijk ook niet snel hebben. Hoeveel Turkse, Marokkaanse of zwarte coaches heeft de Eredivisie nou? Hoeveel spelers van de zwarte ‘kabelgeneratie’ (een benaming voor vijf Surinaamse sterren van Ajax en Oranje – Clarence Seedorf, Patrick Kluivert, Edgar Davids, Winston Bogarde en Michael Reiziger), hebben als trainer echt een kans gekregen bij Ajax of een andere Nederlandse topclub?
De enige binding die ik heb met Nederlandse clubs heb, is dus wanneer ‘we’ tegen ‘ze’ spelen. Vaak wordt een dergelijke Turkse houding aangehaald als het bewijs van ‘mislukte integratie’. Maar is dat wel zo? Staat voetbalnationalisme voor het grote gevaar van segregatie in de Nederlandse maatschappij? Who cares! Ik ga er vandaag niet eens meer over discussiëren. Ik weet alleen dat Twente vandaag nog een pakkie kan verwachten. En dan mag Johan Derksen – die oud-Oranjespeler Ibrahim Afellay onlangs nog denigrerend reduceerde tot zijn afkomst met ‘Marokkaantje’ – daar maar lekker zijn commentaar op geven. Yallah Fener!
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!