Zes. Niet meer dan zes. Slechts zes van de aanwezigen durfden zich bij Dodenherdenking op 4 mei, als waardig en stil protest, om te draaien en een andere kant op te kijken op het moment dat Martin Bosma namens de Tweede Kamer een krans legde, waarmee deze nationale herdenkingsplechtigheid voor altijd is besmeurd.
Zes. Wat ging er door alle anderen heen op dat moment? En vooral door die gezagsdragers, die uit hoofde van hun functie voor deze schennis van de nagedachtenis van de gesneuvelden en vermoorden medeverantwoordelijk waren? Al diegenen die dit, ieder op zijn manier, door op een cruciaal moment op de automatische piloot zijn taakje te doen, hebben gefaciliteerd? Ging er überhaupt nog iets door ze heen? Of was het vooral belangrijk dat het vaste jaarlijkse draaiboek zonder enige hapering werd afgewikkeld?
Zes. Is Dodenherdenking nu, bijna tachtig jaar na het einde van een Oorlog waaraan slechts zeer hoogbejaarden nog een persoonlijke herinnering hebben, de facto een dermate leeg ritueel geworden? Zo leeg zelfs, dat men zich niet meer van de morele verwording ervan bewust is wanneer hier een spraakmakend woordvoerder van een abjecte partij, die min of meer als de moderne geestelijk erfgenaam van de NSB beschouwd mag worden, zo’n symbolische rol krijgt toebedeeld? Heeft men überhaupt nog enig gevoel voor symboliek? Of is alles inmiddels tot lege formules verworden?
Zes. Wat voelden al die anderen toen Bosma die krans legde? Schaamte? Tenminste gêne misschien? Onmacht? Of kon het hen niet veel schelen en vonden ze het wel best? Beseften ze wat hier gebeurde? Of wilden ze vooral niet uit de toon vallen en waren ze bang als stoorzender te worden beschouwd? Angst voor boze blikken, zoals die de negentigjarige Ulli Jessurun d’Oliveira – overlevende van de Holocaust – ten deel vielen toen hij bij de opening van het Holocaustmuseum stil protesteerde tegen de voor de autoriteiten even ‘vanzelfsprekende’ aanwezigheid van de Israëlische president Herzog? Alsof we nu nog de Duitse oud-kanselier Gerhard Schröder ergens voor zouden uitnodigen, sinds die zich als Poetinpraatpaal heeft gemanifesteerd.
Wat voelden al die anderen toen Bosma die krans legde?
Zes. Hanteerden al die anderen, om op 4 mei hun eigen overdrachtelijke wegkijken voor zichzelf te rechtvaardigen, dezelfde impliciete redenering als die autoriteiten: dat het bij de kranslegging door Bosma puur om de functie en niet om de persoon zou gaan? En verschuilden ze zich daarbij, conform hedendaags Haags gebruik, achter formele antwoorden om zichzelf maar geen morele vragen te hoeven stellen?
Zes. De anderen keken weg. Vast allemaal met stuk voor stuk een heel plausibele reden. Bezagen zij ook hun eigen wegkijken met een zekere schaamte? Zeker, het vergde vast moed – precies de moed van Jessurun d’Oliveira – om in een stilzwijgend gezelschap met nog nadrukkelijker stilzwijgen het stilzwijgen te doorbreken. Maar als dit voor velen al te eng is – vanwege de angst voor boze blikken, de angst om buiten de groep te vallen – wat dan, als het er écht op aankomt? In geval van een soort herhaling van de Duitse Bezetting, als Poetin straks na de Dnjepr uiteindelijk ook de IJssel durft over te steken? Nu is het risico bij uit de toon vallen niet groter dan een paar boze blikken. Dan zullen de persoonlijke gevolgen aanzienlijk heftiger zijn.
Zes. De overigen herdachten de moed van degenen die zich durfden te verzetten, maar die zijzelf dan in gelijke omstandigheden vast niet zullen bezitten. In plaats daarvan regeerde bij de autoriteiten de angst: niet de angst dat Bosma de herdenking zou bezoedelen, maar dat anderen daarop nadrukkelijk zouden wijzen. Intussen vielen als vanouds op de Dam weer vrome woorden in de geest van ‘Dit nooit meer’.
Dit nooit meer: wee degene die, op grond van die woorden, nu aan de actualiteit durfde te herinneren, in casu aan Gaza. En daarmee belanden we bij het kernprobleem van 4 mei.
In feite bestaan er bij dat soort herdenkingen twee opties. Ofwel je herdenkt inderdaad uitsluitend de doden van toen. Ofwel je wijst op de boodschap die daarvan uitgaat – iets waarvoor men, om ook nieuwe generaties erbij te betrekken, steeds vaker kiest. Maar dan moet je ook niet bangig wegduiken als iemand dan inderdaad die boodschap oppikt en vervolgens op de logische consequenties daarvan wijst.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!