10.5 C
Amsterdam

Wat maakt IS aantrekkelijk?

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

is-sympathisanten-ap.jpg
Foto: © AP

Al meer dan een jaar is de wereld, waar het het Midden-Oosten betreft, in de ban van het zogenaamde ‘kalifaat’, de zelfbenoemde Islamitische Staat, waarvan de machthebbers inmiddels grote delen van oostelijk Syrië en westelijk Irak beheersen en tot een nieuw-land-in-wording aaneen hebben gesmeed. Zoals VVD-Kamerlid Han ten Broeke niet nalaat bij elk Kamerdebat over het eventueel ook inzetten van de Nederlandse vliegtuigen boven Syrië te zeggen: de grens tussen Syrië en Irak bestaat inmiddels alleen nog in de Bosatlas.

Waar velen buiten dat ‘kalifaat’ – en vast ook veel mensen die de pech hebben erbinnen te vallen – gruwen van de wreedheden die met een zekere wellust door de daders gefilmd en vervolgens op YouTube worden gezet, blijkt datzelfde ‘kalifaat’ tegelijk grote ideologische aantrekkingskracht uit te oefenen op allerlei moslimjongeren in de rest van de Arabische wereld en in Europa. Duizenden zijn al daadwerkelijk voor deelname aan de ‘jihad’ van IS herwaarts afgereisd, soms in gezelschap van vrouw en kinderen, om in de vermeende heilstaat, waarvan de wetten geheel in overeenstemming zouden zijn met de voorschriften in de Koran, ‘echt’ als moslim te kunnen leven.

Waarin is voor sommigen het aantrekkelijke van de denk- en leefwereld van IS gelegen, die bij veruit de meeste mensen vanwege die wreedheden zoveel afschuw oproept? Dat zit hem ten eerste in de belofte van morele zuiverheid – een belangrijk aspect van elke revolutionaire beweging: het gold ook voor de Franse Revolutie (1789-1799). Tegenover de corruptie van zowel de ‘moderne’ seculiere, voor verwesterd en decadent gescholden Arabische dictaturen (zoals het regime van Assad) als van de archaïsche monarchieën op het Arabisch schiereiland, positioneert IS een nieuwe staat. Een staat die wel eerlijk zou zijn, en waarin, zo pretenderen de leiders, wel naar Allahs wet wordt geleefd en waarin deze voor iedereen gelijkelijk met ijzeren hand gehandhaafd wordt. In dat opzicht vormt IS in feite de extreme variant van Saoedi-Arabië zélf, dat al veel langer barbaarse lijfstraffen toepast zonder dat het Westen van verontwaardiging ontploft. Denk aan die 1.000 stokslager voor een ongezeglijke blogger.

In zekere zin vormt IS slechts de extreme uitwerking van het radicale Saoedische juridische en religieuze gedachtegoed. Juist daarom vormt het speciaal een bedreiging voor Ryad: de koning van Saoedi-Arabië wordt door de ‘kalief’ van IS in zijn wahabitische claim de zuivere islam te belichamen, overtroefd. En ja, om die staat van theocratische zuiverheid te kunnen bereiken, moet al ‘het Kwaad’ dat ‘het Goede’ in de weg staat – in de vorm van afvalligen, ketters en ongelovigen – zonder pardon uit de weg worden geruimd, waarbij inmiddels in IS ook van hogerhand een hele catalogus aan godsdienstige legitimaties voor concrete handelingen (tot officiële herintroductie van de slavernij toe) is samengesteld.

Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Ook in die nietsontziendheid herinnert IS aan de meest radicale fase – de Terreur – van de Franse Revolutie, toen de guillotine ononderbroken in bedrijf was om door het letterlijk wegsnijden van alle verrotte corrupte elementen een zuivere samenleving over te houden, tot opperrevolutionair Robespierre (1758-1794) zelf ten val kwam en er ook onder belandde.

Maar er kleeft nog een tweede revolutionair aspect aan IS, dat de strijd voor het ‘kalifaat’aantrekkelijk maakt voor veel moslimjongeren, die zich – ook in hun eigen geboorteland ver van het Midden-Oosten – vernederd voelen en daardoor het in het Midden-Oosten zelf wijd verbreide Arabische gevoel van vernedering als het hunne herkennen. Dat zit dan niet in de religieus-sociale belofte van IS – “leven in de nog ongecorrumpeerde wereld van de profeet” – maar in de politiek-imperiale, die daarmee, op grond van het verleden, automatisch verbonden is.

Ten tijde van het kalifaat, in de late 7e en 8ste eeuw, stonden de Arabieren immers op het toppunt van hun macht, en regeerden de kaliefen vanuit Bagdad een wereldrijk dat reikte van Spanje tot de Indus, terwijl het christelijke West-Europa toen niet alleen tamelijk primitief, maar ook politiek machteloos was. Hetzelfde gold voor het Byzantijnse Rijk, dat binnen enkele decennia Syrië, de Levant, Egypte en Noord-Afrika aan Mohammeds opvolgers verloren had.

Terugkeer naar het kalifaat wordt zo ook gezien als herstel van de wereldlijke macht van de islam, die toentertijd nauw aan de religieuze was gekoppeld. Het betekent de vernietiging van de moderne natiestaat, die door IS – niet zonder reden – als een westerse vinding wordt gezien. Het waren immers de Britten en Fransen die na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) het Ottomaanse Rijk (1299-1923) opdeelden, in de vorm van een aantal mandaatsgebieden, die dan later in de huidige soevereine staten zouden veranderen. IS is een reactie op de mislukking daarvan: waar Turkije en Iran (en ook wel Egypte) sterke naties vormen, vormen Syrië en Irak zeer zwakke, die hen tot makkelijke slachtoffers voor Pan-Arabische plannen maken.

Dat bij die vaak kunstmatige opdeling namelijk geen rekening was gehouden met oude etnische grenzen en verbanden binnen het geheel van de Arabische wereld, en soms bewust een verdeel-en-heerspolitiek werd gevoerd, is evident. In elk geval maakt dat ook de bestaande staten in het Midden-Oosten, zoals Irak en Syrië, in de ogen van IS tot een heidens, westers product, waarvan dat heidense karakter dan nog eens door het goddeloze gedrag van hun leiders wordt onderstreept.

Het is juist dit in westerse ogen atavistische karakter van IS op twee gebieden – de door IS zelf als goddelijk gepropageerde barbaarse wetgeving en het streven om de moderne ‘westerse’ staatsgrenzen weg te vagen – die op de aanhangers grote aantrekkingskracht uitoefent, omdat het Westen en de verwestersing van de seculiere Arabische elites als oorzaak van de Arabische onmacht worden gezien.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -