6 C
Amsterdam

Wat zochten wij eigenlijk in Afghanistan?

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

Herinnert u het zich nog? Die fraaie foto van premier Jan Peter Balkenende en minister van Buitenlandse Zaken Jaap de Hoop Scheffer in Washington in 2003, samen met George Bush? Stralend als brave schooljongetjes die net een pluim gekregen hebben van de rector?

Die pluim: die was omdat zij zich na lang mitsen en maren achter de invasie in Irak hadden geschaard. Nee, niet militair – in dat opzicht bleef de Haagse bijdrage toen beperkt tot het beheer van een afgelegen provincie die voornamelijk uit onbewoonbare woestijn bestond – maar politiek.

En ofschoon ook bij Irak onduidelijk was hoe de Amerikanen er ooit weer met goed fatsoen weg zouden kunnen komen – of beter gezegd: al snel duidelijk werd dat dat eigenlijk niet met goed fatsoen zou lukken – deed Nederland actief mee met die andere oorlog van de Amerikanen in de regio. Met de als antwoord op 9/11 bedoelde, of tenminste als zodanig gepresenteerde, operaties in Afghanistan. Eerst in Uruzgan, dan in Kunduz.

Ook dat ging met hangen en wurgen, werd met veel voorwaarden omkleed, bij voorkeur met tal van voor een echte oorlogssituatie tamelijk irreële doelstellingen. Dat was, zoals hier al vaker is betoogd, nodig om het Nederlandse publiek mee te krijgen.

Nu ‘blijkt’ het allemaal voor niets te zijn geweest. Een recent na drie jaar procederen door the Washington Post in handen gekregen federaal rapport windt er geen doekjes om: men is in de achttien jaar dat Amerika inmiddels in Afghanistan is geen stap verder. 2.400 soldaten zijn voor niets gesneuveld. De Amerikaanse bevolking is daaromtrent sinds 2002 ‘constant voorgelogen’.

En waarom men er zat? Ook dat was al na een paar maanden onduidelijk geworden. En wie de vijand was, wie ‘goed’ was en wie ‘fout’: in Washington had men al snel eveneens geen flauw idee meer. Dat gold overigens al voor de vraag hoe je eigenlijk een Talibanstrijder van een eerzaam burger kon onderscheiden. Een baard en een geweer dragen ze immers ginds allemaal.

Het herinnerde mij aan een scene uit de film Apocalypse Now (1979) over de Vietnamoorlog – die andere Amerikaanse oorlog waar maar geen einde aan kwam totdat Amerika met de staart tussen de benen vertrok. In die scène belandt de hoofdfiguur, een militaire rambo van de gangbare Hollywoodsoort, op een plantage in de oerwouden van Cambodja. De Franse eigenaar ervan voegt hem tijdens een kort gesprek toe: ‘Jullie Amerikanen hebben geen flauw idee in wat voor land jullie bezig zijn.’ Dat geldt in Irak en Afghanistan opnieuw.

De oorlog in Afghanistan was al vele jaren aan de gang, toen tijdens een militair stafoverleg op een flapover een diagram verscheen, dat alle relaties tussen stammen en problemen uitbeeldde. Het was een onnavolgbaar ingewikkeld tableau van pijltjes in vele kleuren, dat een van de generaals cynisch deed opmerken: ‘Als we dit schema snappen, hebben we de oorlog vanzelf gewonnen.’

Nederland kon bij onvoldoende meegaandheid zijn plaatsje aan de G20-toptafels vergeten

En Nederland? Ook ons leger heeft 25 soldaten zien sneuvelen. Dat zijn er veel minder dan 2.400, maar toch. Wat hebben we bereikt, behalve het ‘opleiden’ en bewapenen van politiemensen die vervolgens vrolijk bewapend naar de vijand overliepen?

Het zorgt voor ongemak in Den Haag, maar tot nu toe bleef de reactie beperkt tot die van ex-Defensieminister Eimert van Middelkoop, die in Nieuwsuur verkondigde dat beweren dat het allemaal voor niets was, ‘een verkeerde vorm van cynisme’ zou zijn. Wat een goede vorm van cynisme zou zijn, legde hij helaas niet uit.

Dat ik het woordje ‘blijkt’, zes alinea’s hiervoor, tussen aanhalingstekens heb geschreven komt omdat dat al veel eerder gebleken was, of tenminste had kunnen blijken. Voldoende ter plekke ingevoerde journalisten hadden in een vroeg stadium de hopeloosheid van de militaire missies aangekaart – zowel de Amerikaanse, als de daarbij behulpzame Nederlandse. Net als in Washington bleven ook in Den Haag de verantwoordelijke bewindspersonen toen volhouden dat we ginds nuttig bezig waren en het toch echt de goede kant uitging.

Zelf heb ik daar tien jaar terug ook regelmatig kritische kanttekeningen bij geplaatst. Veelzeggend: toen ik in die tijd eens bij een forumdiscussie generaal Dick Berlijn tegenkwam, stapte hij meteen op mij af en zei: ‘U heeft volkomen gelijk – maar wat moeten we dan?’

Ja, wat moeten we dan? Een belangrijke reden dat ook Nederland het alsmaar bleef volhouden, en bleef volhouden dat het best goed ging, was omdat men anders tegenover de nabestaanden van de gesneuvelden moest toegeven dat die voor niets gesneuveld waren. En hoe meer dat er zijn, hoe moeilijker dat wordt.

Mede daarom duurde ooit de Eerste Wereldoorlog ook zo lang: capituleren voor de op verlies staande partij betekende erkennen dat al die miljoenen doden voor niets waren geweest – en dat had de politici en generaals de kop gekost. Dus smeten die laatsten er maar weer tienduizend man extra tegenaan, om dat ene heuveltje te veroveren waarmee dan toch echt, echt, écht de doorbraak zou komen.

En een andere reden had weinig met Afghanistan zelf uit te staan. Dat is een politieke: Nederland meent zich niet te kunnen veroorloven steeds ‘nee’ tegen Amerikaanse verzoeken om militaire assistentie te kunnen zeggen. Dat heeft namelijk al snel economische repercussies. Nederland kon bij onvoldoende meegaandheid zijn plaatsje aan de G20-toptafels vergeten.

Zoals de toenmalige Nederlandse VN-ambassadeur Boudewijn van Eenennaam erkende: wij deden het vooral voor de handel. In ruil voor militaire toezeggingen stroomden vanuit Washington de interessante orders voor het Nederlandse bedrijfsleven binnen.

Dat hebben 25 dode Nederlandse soldaten in elk geval dus opgeleverd, om van alle zinloze Afghaanse slachtoffers te zwijgen. De een z’n brood is immers de ander z’n dood, zoals een goed oud-Hollands spreekwoord luidt. Maar dat vindt Van Middelkoop vast cynisme van de foute soort.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -