De laatste jaren is er veel te doen rondom de invulling van Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Wie herdenken wij op 4 mei – en wat vieren wij precies op 5 mei? Het panel van de Kanttekening kijkt terug.
Amma Asante, (46) voorzitter Landelijke Cliëntenraad
‘Als kind groeide ik in Nederland op met de geschiedenis van de Dodenherdenking en leerde ik op school over de Tweede Wereldoorlog. Toen ik wat ouder werd en ging nadenken over actuele oorlogen en de oorzaken daarvan, kregen 4 en 5 mei voor mij een bredere betekenis dan de Tweede Wereldoorlog alleen. Wat daarin misschien ook meespeelt is dat ik geen familieleden heb die ik herdenk – geen Nederlandse opa of oma die mij verhalen vertelde over hoe de oorlog hier was.
Alles wat ik van de oorlog hoorde leerde ik op school en heb ik zelf opgepikt uit de boeken en verhalen. De Tweede Wereldoorlog heeft voor mij een universele betekenis gekregen: hoe heeft dit allemaal zo kunnen lopen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat het nooit meer gebeurt?
Op 4 mei ben ik om 20.00 uur twee minuten muisstil, samen met mijn man en kinderen. Vroeger ging ik nog wel eens naar de Dam, maar met de kinderen vind ik dat een beetje te massaal. Toen mijn oudste negen jaar werd heb ik haar het dagboek van Anne Frank gegeven, omdat ze allemaal vragen had over hoe gemeen Adolf Hitler was en over hoe erg de oorlog voor de Joden was. Inmiddels is ze twaalf en stelt ze ook vragen ook over wat andere mensen meemaken in de oorlogen die ze ziet op het Jeugdjournaal.
5 mei is een heugelijke dag, een echte feestdag, waarbij we vieren dat we vrij zijn van onderdrukking en vervolging. Dat we mogen zijn wie we zijn. De verantwoordelijkheid die daarbij hoort probeer ik ook over te brengen op de volgende generatie: jouw vrijheid houdt op wanneer je de vrijheid van een ander beperkt. Maar ook: wat hebben we een geluk dat we in Nederland wonen!
Over wie of wat we herdenken heb ik wel een mening, maar ik zeg ook: laten we elkaar vooral de vrijheid bieden om te herdenken op onze eigen wijze. De laatste overlevenden van de oorlog zijn straks dood. Als je 4 en 5 mei een dag van betekenis wil laten zijn in de toekomst, dan doe je er goed aan om het idee nu alvast breder te trekken dan alleen de Tweede Wereldoorlog. Ik doe sowieso niet zo aan de rangschikking van leed. Ieder mensenleven verloren aan oorlog is de moeite waard om te herdenken. Als je een Syriër bent die is gevlucht voor de oorlog, waarom zou je op 4 mei niet ook je vrienden mogen herdenken die zijn gemarteld en vermoord? Hou toch op met de herdenkingspolitie uit te hangen!’
Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker
‘Ik doe zelf weinig met Bevrijdingsdag. Dat komt meer door de invulling die er tegenwoordig aan wordt gegeven dan door de dag zelf. Je hebt een aantal bevrijdingsfestivals en dat was het dan. Heel erg gecentreerd en toegespitst op jongeren. Dat laatste vind ik wel heel belangrijk hoor, maar het betekent ook dat ik er zelf minder mee bezig mee ben. In 1995, toen Nederland een halve eeuw bevrijd was, maakte de viering wel een onuitwisbare indruk op mij. De veteranen die Hengelo destijds bevrijd hebben waren toen allemaal ingevlogen, die dag herinner ik mij nog heel goed.
Aan de Nationale Dodenherdenking doe ik wel ieder jaar mee, maar ik herdenk dan niet alleen de doden uit de Tweede Wereldoorlog. Ik sta er juist heel erg bij stil dat er iedere keer weer een klein groepje mensen is – ook nu nog – dat besluit dat er oorlogen moeten worden gevoerd die miljoenen mensen het leven kosten. Ik ben dus niet alleen met de Holocaust bezig, al blijven dat gruwelijke verhalen. Zeker als je ziet hoe het zich nu ontwikkelt met de haat jegens buitenlanders en moslims in het bijzonder, vind ik het extra belangrijk om stil te staan bij de processen die leiden tot uitsluiting.
Ik heb het herdenken bepaald niet van huis uit meegekregen. Als kind werd ik thuis zelfs belachelijk gemaakt op 4 mei, omdat ik die twee minuten per se stil wilde zijn. Maar de hoon van mijn familie heeft me niet tegengehouden. Ik vond het wel belangrijk. Mijn eigen kinderen doen nu ook mee. Die leren op school veel over de oorlog.
Ik vind ook dat niemand zeggenschap heeft over het hoofd van een ander, dus ik zeg: herdenk lekker wie je wilt en hoe je wilt. Ik vind het ook goed om aandacht te vragen voor bepaalde kwesties, wie je wel of niet wil herdenken – Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties in Indonesië bijvoorbeeld. Geef er media-aandacht aan, dan hoor je ook nog eens een andere visie. Vorig jaar was er de oproep om twee minuten te schreeuwen in plaats van stil te zijn. Ik zou zeggen, vooral doen als je dat wilt. Ergens op een aparte herdenking dan, lekker schreeuwen met elkaar. Dat kan heel bevrijdend werken.’
Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller
‘Ik ga eigenlijk altijd, sinds ik kinderen heb, naar de Dodenherdenking. Ik doe dat omdat ik het belangrijk vind dat zij de geschiedenis kennen, zodat de kans groter is dat we het in de toekomst anders zullen doen. Ik ben zelf Joodse, maar heb gelukkig in de Tweede Oorlog geen familie verloren omdat mijn grootouders in Marokko woonden (Sefardische Joden, red.). Toch behoor ik ook tot het Joodse collectief. Mijn Volendamse bab (opa) heeft in het verzet gezeten. Voor mijn moeder en mijn grootouders, maar ook voor mij is de oorlog altijd prominent aanwezig geweest. Nu ik zelf als therapeut werk, kan ik achteraf zien hoe getraumatiseerd mijn bab eigenlijk was. Hij sprak altijd over de oorlog alsof het een groot avontuur was, maar rond deze periode mocht hij van mijn bes (oma) geen TV kijken. Van al die programma’s over de oorlog kreeg hij ‘s nachts nachtmerries. Dan werd-ie schreeuwend wakker.
Mijn kinderen doen ook mee aan de herdenking. Ik herdenk dan niet alleen de Joden, maar ook al die Duitse soldaten die naar het front werden gestuurd als kanonnenvoer. Dat is natuurlijk tegen het heilige huisje schoppen en ik vermoed dat mijn bab zich omdraait in zijn graf – maar de oorlog kent slachtoffers aan alle kanten. Als systeemopsteller kijk ik op een andere manier dan de gemiddelde mens naar de dynamiek tussen daders en slachtoffers. Natuurlijk heb je de agressors en zij die zichzelf verdedigen – maar uiteindelijk eindig je aan beide kanten met mensen die anderen hebben vermoord en daarmee moeten dealen. We leven in een getraumatiseerde maatschappij en we weten inmiddels dat getraumatiseerde mensen getraumatiseerde kinderen voortbrengen. Ik denk dat je ook zo moet kijken naar de Nederlandse soldaten die hebben gevochten in Indonesië en daar vreselijke dingen hebben gedaan. Wanneer je zodanig bent gebrainwashed, dat je denkt dat je iets goeds doet terwijl je mensen vermoordt en verkracht, dan ben je zelf ook een slachtoffer van een systeem dat groter is dan onszelf. Ook die slachtoffers moeten herdacht worden. Wij kunnen het onszelf misschien niet voorstellen dat wij zulke misdaden kunnen plegen – maar de wereld om ons heen laat iets anders zien, namelijk dat ook gewone mensen in staat zijn tot gruwelijke dingen. Die Amerikanen die nu in het Midden-Oosten de boel platbombarderen denken ook echt dat ze daar iets goeds doen.
Als ik kijk wie er bij die herdenkingen aanwezig zijn, dan zie ik weinig mensen van mijn eigen leeftijd en jonger al helemaal niet. Veel jongeren hebben echt geen idee meer, merk ik. En als je dan van die droeftoeters hebt die ‘Minder, minder!’ roepen, dan denk ik wel eens: ‘God, wat hebben we verdomd weinig geleerd.’ Op scholen moet er ook veel meer aandacht komen voor andere oorlogen en misdaden, zoals bijvoorbeeld het slavernijverleden waarin Nederland een kwalijke rol heeft gespeeld.
In Israël op Jom HaShoa (de jaarlijkse dag voor de herdenking van de Holocaust, red.) staat echt heel de natie stil als de oorlog wordt herdacht. Hier in Nederland is het een keuze. Ik ben zelf niet zo van de dwang, maar het houdt de overlevering van het bewustzijn wel in stand. Ik vertel de verhalen van mijn bab door aan mijn kinderen. Als je die familieverhalen niet hebt, dan haal je er misschien gemakkelijker je schouders over op.’
Leo Rearuw (59), veteraan en voorzitter Stichting Maluku 4 Maluku
‘De Nationale Dodenherdenking is totaal veranderd de afgelopen jaren. De Moluks-Indische gemeenschap heeft daarin wel een goede rol gekregen, mede dankzij mijn inzet. Er zijn daarnaast geluiden dat onze militairen die hebben gevochten in Bosnië en Afghanistan ook herdacht moeten worden. Daar heb ik wel vrede mee. Twee minuten van bezinning over oorlogen waarbij we betrokken zijn geweest, waarom niet? Ook met het herdenken van Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties heb ik geen moeite. Door de Pemuda’s (nationalistische knokploegen, red ) zijn in de eerste vier weken na het uitroepen van de Indonesische Onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 zo’n dertigduizend Indisch-Nederlandse mensen vermoord (deze periode staat bekend als de Bersiap, red.). Dat geweld moest stoppen. Trouwens, de Pemuda’s vochten elkaar onderling ook de tent uit. Het was een gruwelijke tijd, lang niet zo zwart-wit als soms wordt gedacht. De Politionele Acties hebben voorkomen dat er nog meer slachtoffers zijn gevallen. Dat hebben militairen onder de Nederlandse vlag gedaan en tijdens de Dodenherdenking herdenken we ook de gevallenen uit andere oorlogen waarbij Nederland betrokken was. Dus ik heb er vrede mee.
We zijn in Nederland nu al weer een hele tijd gevrijwaard van oorlog. We mogen blij zijn dat we hier in vrijheid kunnen leven, dat Nederland een democratie is. Ik zag op WNL een veteraan die naar Afghanistan was gegaan – en toen opeens besefte hoe goed we het in Nederland hebben. Dat mogen we koesteren.
Voorheen was de herdenking van de Tweede Wereldoorlog voor ons Ambonezen een beetje dubbel. Wij zijn na de oorlog ontzettend genaaid door de Nederlandse regering, maar aan de andere kant bleven wij koningin Wilhelmina altijd trouw. Dat is nooit veranderd. Ik, als iemand van de jongere generatie, was al weer wat kritischer. Ik kom helemaal uit de militaire traditie en ik eer de militairen die zijn gevallen. Maar ik dacht ook: waarom wordt de Molukse gemeenschap hier niet bij betrokken? De Japanners hebben flink huisgehouden in Indië en wij Ambonezen waren zo gek als een deur. Wij weigerden om over de Nederlandse vlag heen te lopen, wilden niet op het portret van Wilhelmina spugen. Want de Japanners gingen de dorpen rond met vlaggen en portretten, om de lokale bevolking hierop te laten spugen. Molukkers waren zo trouw aan Nederland dat ze dit weigerden, ook onder dreigen van onthoofding. Dan bogen ze hun hoofd. Gekkenwerk, vooral met de kennis van achteraf. Nederland, ook het koningshuis, heeft de Molukkers namelijk in de steek gelaten. Er kwam geen eigen Zuid-Molukse Republiek (Republik Maluku Selatan, RMS, red.). Ik draag daarom een oranje stropdas om iedereen hieraan te herinneren, daar mag men over nadenken. Want in principe ben ik republikein.
Het is me pas vorig jaar gelukt om een officiële Ambonese delegatie mee te krijgen naar de Nationale Dodenherdenking. Dit jaar nam ik als genodigde de allerjongste deelnemer – Gersayno Tahitu, een vijfjarige jonge uit Ede – mee naar de Nieuwe Kerk. De hele kerk zit altijd vol met bobo’s – maar als wij het herdenken willen doorgeven aan de volgende generaties, dan moeten we ook kinderen hierbij betrekken. Wij als Molukse gemeenschap hebben ons aandeel in de oorlog wel geleverd. Ik ben dankbaar dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei gehoor heeft gegeven aan ons verzoek om ook het Molukse verhaal een plek te geven.
Tegenwoordig ben ik ook in contact met de laatste levende Surinaamse veteranen. Die mannen hebben tegen de Japanners gevochten in Indië en waren actief in de Prinses Irene Brigade, die ook een steentje heeft bijgedragen aan de bevrijding. Ten slotte waren Surinaamse veteranen actief in de Korea Oorlog. Echt een vergeten stukje geschiedenis. Gelukkig heb ik met directeur Jan van Kooten van het Nationaal Comité de afspraak kunnen maken dat ik volgend jaar de Surinaamse veteranen mee mag nemen naar de herdenking, vijfenzeventig jaar na de bevrijding. Opdat wij – maar vooral zij, de Nederlanders – niet vergeten!’
Ibrahim Özgül (35), finance & project professional
‘Soms vind ik het lastig met 4 en 5 mei. Je herdenkt een nare situatie, mensen die hun leven hebben opgeofferd voor ons land, maar je viert ook de bevrijding. Met de ene dag zit je diep in de oorlog, met de andere dag open je een nieuwe periode. Een dubbel gevoel, maar we moeten het wel zo houden. Per jaar verschilt het hoe ik het herdenk en vier. Soms neem ik deel aan een vrijheidsdiner, maar tijdens de Dodenherdenking neem ik altijd twee minuten stilte in acht. In Vlaardingen, waar ik als kind woonde, heb je bij een rotonde allemaal standbeelden staan van mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de oorlog. Als kind bezocht ik altijd de Dodenherdenking daar, samen met mijn vrienden. Tien of twaalf waren we, maar ik associeer die rotonde in Vlaardingen nog altijd met 4 mei.
Met mijn eigen kinderen, die nu vier en zeven zijn, heb ik er tot dit jaar niks aan gedaan. Maar mijn oudste heb ik dit jaar wel voor het eerst verteld wat er is gebeurd, dat er mensen zijn gestorven om andere mensen te beschermen en dat we daarvoor dankbaar moeten zijn.
Wat betreft het herdenken, je moet organisaties niet gaan verbieden om op 4 mei ook vluchtelingen of andere hedendaagse oorlogsslachtoffers te herdenken. Maar als je in de officiële herdenking ook allerlei andere oorlogen gaat herdenken, dan krijg je natuurlijk wel de eindeloze discussie over welke andere oorlog we wel en welke oorlog we niet meenemen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!