3.3 C
Amsterdam

‘De boze witte en zwarte burger hebben meer gemeen dan ze denken’

Fitria Jelyta
Fitria Jelyta
Journalist.

Lees meer

Alleen al bij het woord ‘nationalisme’ staat bij sommigen de afkeer in het gezicht te lezen. Laat staan dat erover wordt gesproken. Toch pleit historicus Gert Jan Geling ervoor. Niet op basis van het uitsluiten van mensen op etniciteit of cultuur, maar via een gedeelde identiteit waarin ruimte is voor deze verschillen.

Het nationalisme heeft in het Westen een bijzonder slechte reputatie gekregen, schrijft Geling in zijn recentelijk verschenen boek Ik hou van Holland. Vaak wordt nationalisme op een lijn gesteld met etnische twisten, racisme, uitsluiting of vervolging van minderheden – en zelfs oorlog en genocide. Vanaf de jaren zestig werd nationalisme door met name hogeropgeleide progressieven gezien als een kwaad dat tot oorlog leidde, gaat hij verder, en uiteindelijk het vernietigen van minderheden.

Geling schrijft over ‘het trauma van het nationalisme in Europa’ als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Tel daarbij op dat termen als nationalisme en patriottisme nu voornamelijk door extreemrechtse partijen worden ‘gekaapt’, stelt hij. Hierdoor lijkt het taboe op nationalisme onder progressief liberalen te zijn toegenomen.

Beeld: Prometheus

Dat mensen die zichzelf net als Geling ‘liberaal progressief’ noemen niet over nationalisme willen praten, ziet hij als een gemiste kans. ‘Wie is de Nederlander en wie hoort daarbij? Daar hebben we niet zo snel een collectief beeld bij’, zegt hij. ‘En als er een beeld bij is, dan is dat niet inclusief. Mijn boek is een pleidooi om daar wat aan te doen door patriottisme als manier in te dienen om verbondenheid met elkaar te creëren vanuit de Nederlandse identiteit.’

Als progressief liberaal zegt Geling zelf niet zoveel met nationalisme op te hebben. Hij groeide op in Groningen en heeft voor zijn werk en studie veel in het buitenland gewoond, waar hij zich niet bepaald hechtte aan een Nederlandse identiteit. ‘In dat opzicht ben ik toch wel meer een kosmopoliet dan een nationalist’, stelt hij. ‘Tegelijkertijd erken ik wel de waarde van patriottisme voor een samenleving. Daarmee hebben we iets gemeenschappelijks – dat we Nederland beter willen maken voor iedereen. We delen een bepaalde collectieve, politiek culturele ruimte met elkaar en daarin is verbondenheid noodzakelijk. Vandaar ook mijn pleidooi. Ondanks dat ik mezelf geen nationalist noem, besef ik wel dat patriottisme maatschappelijk belangrijk is en dat dat juist door mensen zoals ik, die het niet voelen, aangekaart dient te worden.’

Door weg te blijven van nationalisme en patriottisme zouden progressief liberalen het op een presenteerblaadje hebben opgediend aan radicaal-rechts, meent Geling. ‘Termen als ‘nationalist’ en ‘patriot’ worden daardoor geregeld alleen nog maar gebruikt door enge, reactionaire figuren die hiermee hun fantasieën over een etnisch homogene natie, hun xenofobie, antifeminisme en homofobie proberen te sugarcoaten’, schrijft hij.

Als voorbeeld noemt Geling de Amerikaanse president Donald Trump, die een illiberale vorm van nationalisme uitdraagt maar zichzelf toch patriot waant. Het illiberale nationalisme houdt sterk vast aan een identiteit op basis van uitsluiting en marginalisering van minderheden. Dat is problematisch, stelt Geling.

‘En dat moeten we erkennen. Maar nationalisme kent een breder spectrum’, zegt hij. ‘Het is het liberale nationalisme dat we vandaag de dag weer op de voorgrond moeten stellen. Enerzijds zien we de noodzaak daarvan in het verlangen naar een Nederlandse identiteit en het behouden van tradities, en anderzijds zien we het ook in het verlangen naar inclusie en het samen met elkaar de grenzen verleggen. Het is daarom belangrijk om onderscheid te maken tussen illiberaal en liberaal nationalisme.’

Is een liberaal nationalisme ook verenigbaar met patriotten die tradities als Zwarte Piet in stand willen houden? Geling vindt van wel. Het Zwarte Piet-debat gaat over een Nederlandse identiteit waar veel mensen verschillend over denken, zegt hij.

‘Daar zit ook een patriottistisch idee achter: mensen die tegen Zwarte Piet zijn willen op hun manier het land inclusiever en daarmee beter maken voor iedereen. Anderzijds laat het zien dat er bepaalde groepen zijn die enorm veel waarde hechten aan de traditie zoals het was. Dan volstaat het niet om te zeggen dat traditie per definitie slecht is. Maar als er groepen zijn die zich niet gehoord voelen in de traditie, dan zou je daar aanpassingen in kunnen maken zodat ze er wel bij worden betrokken.’

‘Als je geen patriottisme hebt in de vorm van gedeelde waarden, wat verbindt ons dan nog met elkaar?’

In een inclusieve samenleving, waar er verbinding is vanuit patriottisme, moet het mogelijk zijn om het oneens te zijn met elkaar en felle debatten te voeren, aldus Geling. Met een liberaal nationalisme zou je dan juist een overkoepelend geheel hebben om op terug te vallen.

‘Als je geen patriottisme hebt in de vorm van gedeelde waarden, wat verbindt ons dan nog met elkaar?’, zegt hij. ‘De democratie is belangrijk, maar je hebt verbondenheid vanuit identiteit nodig. Daar bedoel ik mee dat mensen met elkaar verbonden zijn omdat ze elkaar als ‘wij Nederlanders’ zien.’

Geling wijst op een verbondenheid die sterk samenhangt met de natiestaat, en mede ten grondslag ligt aan het ontstaan van de democratie in Europa. Deze verbondenheid gaat uit van een sterk gevoel van broederschap, egalitarisme en solidariteit. ‘Je kunt de democratie zodanig inrichten dat er genoeg ruimte is voor iedereen, maar identiteit is iets dat mensen met elkaar verbindt. Daar zit iets essentieels in dat progressieve liberalen nu over het hoofd zien, omdat ze nationalisme en patriottisme als iets minderwaardigs beschouwen.’

De gebogen twijg

De hoogmoedige houding van de ‘linkse elite’ tegenover nationalisme heeft tot ontevredenheid geleid bij mensen die daar wel waarde aan hechten, stelt Geling. Hij wijst in zijn boek naar het essay ‘The Bent Twig’ van de Britse liberale filosoof Isaiah Berlin uit de jaren zeventig. Berlin gebruikt de gebogen twijg als metafoor om het gevoel van vernedering bij Duitsland in de achttiende eeuw te omschrijven tegenover ‘de superieure Fransen’. Een heftige nationalistische reactie is net als een twijg die terug zwiept, wanneer een volk het gevoel heeft in politiek, cultureel of sociaal opzicht onderdrukt te worden, stelt Berlin. Dat onderschrijft Geling. Deze heftige nationalistische reactie is ook te zien in de periode van dekolonisatie, waarin vernederde gekoloniseerde volkeren opstonden tegen het zichzelf verlicht en rationeel achtende Westen, schrijft hij.

‘Vanuit nationalisme hebben de onderdrukten zich geëmancipeerd’

Is de ervaring van onderdrukten in voormalige koloniën dan vergelijkbaar met witte mensen die nu in Nederland klagen over de aanpassing of afschaffing van tradities? ‘Nee, natuurlijk niet’, antwoordt Geling. Hij wil geen vergelijking maken tussen verschillende landen of onderdrukkers, maar ziet eenzelfde dynamiek die zich binnen de huidige samenleving afspeelt. ‘In de koloniale periode had je westerse elites die zich verlicht voelden en niet beseften hoe de toestand was in de koloniën. Vanuit nationalisme hebben de onderdrukten zich geëmancipeerd, en volgens Berlin hadden de liberale elites dat niet door’, zegt hij.

In navolging van Berlin vindt Geling dat de roep om identiteit onvoldoende erkend wordt. Progressieve hoogopgeleiden doen er lacherig over en vinden nationalisme dom en achterhaald, stelt hij. ‘Het gevolg daarvan is het radicale rechtsnationalisme dat in de huidige context als een twijg terug zwiept. Dat is niet op dezelfde schaal als dekolonisatie, maar wel een vergelijking die tot op een zekere hoogte opgaat.’

De boze burger van kleur

Het radicale rechtsnationalisme van populisten die de rechtsstaat willen aantasten is een bedreiging voor de liberale democratie, meent Geling. Hij zegt de populisten niet te onderschatten. Dat ze nu niet aan de macht zijn, betekent niet dat het onmogelijk is voor ze om later wel meer invloed uit te oefenen. ‘Over een paar jaar kun je misschien wel een Nexit op de agenda verwachten’, zegt hij.

Volgens Geling hebben liberalen niet genoeg rekening gehouden met ‘de boze witte burger’ en wat voor hen belangrijk is, waardoor deze groep zich meer herkent in het verhaal van radicaal rechts. Tegelijkertijd wordt er naar de roep van ‘de boze burger van kleur’ voor meer inclusie en antiracisme ook niet voldoende geluisterd, stelt hij. ‘Deze twee verschillende boze burgers hebben legitieme grieven, maar beseffen niet dat ze meer met elkaar gemeen hebben dan ze denken, omdat ze allebei streven naar erkenning van identiteit.’

De nationalistische identiteit waar Geling het over heeft is niet iets wat vaststaat, maar iets dat mee verandert met de tijd en de mensen die eraan werken. Om een dergelijk ‘inclusieve nationalisme’ waar te maken, is het zaak dat iedereen een stukje meebuigt, schrijft Geling in zijn boek.

Hij bedenkt wel dat Nederlanders van nature niet patriottistisch zijn ingesteld in tegenstelling tot bijvoorbeeld Amerikanen. ‘Anderzijds concludeer ik in mijn boek dat er wel sprake is van verborgen patriottisme, dat we niet durven toe te staan. Denk aan de nationale feestdagen, maar ook de Dodenherdenking en Bevrijdingsdag op 4 en 5 mei. Op dit soort dagen komt dat gevoel van eenheid naar boven drijven. Dat moeten we met elkaar proberen meer toe te staan.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -