9.2 C
Amsterdam

De lange weg naar een literatuurprijs

Loïc Michels
Loïc Michels
Journalist gespecialiseerd in Europa en 'nieuwe' Nederlanders.

Lees meer

Sinds toneelspeler Amro Kasr in november de El Hizjra-literatuurprijs won, kan hij in één adem genoemd worden met eerdere winnaars als Abdelkader Benali en Mohammed Benzakour. Hoewel hij nu werk te veel heeft, ging er een lange weg aan vooraf. De Kanttekening ging met hem het spoor van creativiteit door.

Amro Kasr is lichtelijk overvallen als ik hem in de tram bij zijn huis tref, tien minuten voordat we hadden afgesproken. ‘Ik was van plan om nog even op te ruimen voor je kwam – het is deze maand heel erg druk.’ Hoewel de negenentwintigjarige toneelspeler en schrijver in november de El Hizjra-literatuurprijs won, houdt vooral toneel hem bezig. Daarnaast is hij vader van een tweejarige zoon, wiens speelgoed over de vloer verspreid ligt. Voorspoed is in Kasrs leven echter allesbehalve vanzelfsprekend, vertelt hij. Hij bereidt een grote thermoskan thee, volgepropt met een royale bos munt (‘we drinken geen alcohol, dus moeten we onszelf maar ergens anders in uitleven’) en begint te vertellen over zijn weg naar zijn succes en hoe, ondanks dreigende uitzetting en armoede, creativiteit altijd een constante factor is geweest.

Fantasie

‘Mijn liefde voor creativiteit is begonnen toen mijn moeder me voorlas’, herinnert Kasr zich. ‘In Egypte was ze lerares, dus hier ging ze direct op zoek naar boekjes om aan mij voor te lezen. Ik leerde toen dat er iets was naast de werkelijkheid: de fantasie – en dat was fantastisch. Daar komt het allemaal vandaan.’

‘Ik was altijd aan het dagdromen, maar ook een heel druk kind. Een gebruik dat volgens mij echt Arabisch is, is dat wanneer kinderen te druk zijn, ze elkaar verhalen moeten gaan vertellen – en ik wist altijd een verhaal. Ik imiteerde ook graag allerlei stripfiguren en mensen. Door heel streng te kijken imiteerde ik mijn vader, mijn ooms vonden dat heel leuk. Geen idee wat hij er zelf van vond’, lacht Kasr, ‘ik deed het nooit waar hij bij was.’

‘Ik las ook als een malle. Ik zat met een fietslampje onder de deken nog te lezen, ‘s avonds laat. Misschien is het wel iets genetisch. Hoewel mijn vader nauwelijks een opleiding had, was hij altijd wel enorm talig. Mijn moeder, de lerares, vroeg hem altijd dingen als het ging om grammatica in het Arabisch.’

Vreemdelingenpolitie

‘Mijn vader wilde ook altijd dat ik de brieven thuis voorlas.’ Het waren niet de minste brieven: ‘We zouden aanvankelijk uitgezet worden, dus we kregen allemaal brieven van de vreemdelingenpolitie of de rechtbank.’ Het gezin Kasr was naar Nederland overgekomen toen Amro twee jaar was, nadat de vader veertien jaar eerder voor werk was geïmmigreerd. ‘Ook al begreep ik maar twee woorden in de hele zin, mijn vader beweerde dat er iets van de brieven zou blijven hangen. Wonder boven wonder was dat ook zo. Tegen de tijd dat ik tien was, werd ik absoluut niet meer geïntimideerd door dure woorden.’

Voor de jonge Amro was een uitzetting niet eens zo onaantrekkelijk. ‘Ik vond het eigenlijk wel prima als we terug moesten. Andere kinderen praatten altijd over opa’s en oma’s, maar die had ik niet. Tegelijkertijd hoorde ik altijd over dat verre land Egypte, waar vrienden waren en grootouders met een groot stuk land en een paard – zo slecht leek me dat niet! Toch heb ik altijd het gevoel gehad dat we in Nederland mochten blijven. Als kind kun je je niet voorstellen dat er ooit een einde komt aan het leven dat je leidt.’

Uiteindelijk was de verblijfsvergunning toch een grote opluchting voor Kasr. ‘De dag nadat Nederland moest voetballen tegen Joegoslavië en Edgar Davids een doelpunt maakte, hoorden we dat we mochten blijven. Op dat moment heb ik een bal die daar lag keihard de gang door getrapt, als Edgar Davids. Uit pure blijdschap.’

Liefdes-sms’jes

‘Ondertussen was ik nog altijd bezig met fantaseren, altijd was ik bezig om een ninja te worden of speelde ik voor Zwarte Piet. Op de middelbare school schreef ik vaak gedichtjes voor meisjes. Jongens uit de buurt kwamen naar mij toe. ‘Je kan toch van die goeie sms’jes schrijven?’, zeiden ze. ‘Schrijf er een voor mij.’ Er lopen meisjes rond die nog altijd niet weten dat die gedichtjes toen van mijn hand waren.’

‘Ik las zo veel, er bleef altijd wel iets hangen. Dan gaat het broeien’, zegt Kasr terwijl hij naar zijn hoofd wijst, ‘en herinner je het je niet letterlijk meer, maar snap je wel allerlei concepten. Ik praat ook consequent Arabisch tegen mijn zoontje – die tweetalig wordt opgevoed, een blik krijgt op de mechanismen achter taal, ze beter aanvoelt.’

‘Ik was ook altijd degene die na schooltijd bleef hangen om de anderen te vermaken. Zo verzon ik verhaaltjes over het meisje waar ik bij zat – ‘er was eens een meisje’, zei ik dan, ‘en die had okselhaar zo lang dat ze ermee kon touwtjespringen!’ Zulke dingen. Op die manier kwamen ze ook altijd bij mij uit als er iets gepresenteerd moest worden op een schoolfeest of bij een voorstelling. Dat was het begin van het podium voor mij.’

Misstanden

‘Toch dacht ik er niet gelijk aan om daar iets mee te doen. Eerst heb ik anderhalf jaar hbo Rechten gedaan, want ik wilde allemaal misstanden in de wereld aankaarten. Als ik kan bewijzen dat ze in strijd zijn met het recht, komt het goed, dacht ik. Maar al gauw ontdekte ik dat macht soms veel belangrijker is dan recht. Ik ontdekte ook dat iedereen dat allang weet. Dat die muur in Palestina illegaal is, of dat er mensen worden uitgebuit voor onze koffie – iedereen weet dat allang, join the fucking club.

‘Ondertussen werd ik via-via gevraagd voor een theaterperformance. Ik kreeg voor het eerst betaald voor mijn presentatie en toen heb ik ook besloten: dit is wat ik wil. Mijn ouders waren het er niet mee eens – want kijk, die tijd van illegaliteit was voor mijn ouders echt afzien. Afzien, afzien, afzien. Maar ze hielden vol, want ‘als de kinderen maar kunnen studeren’. Ik was dus het jongetje dat arts zou worden. Als ik zo’n respectabel beroep had bereikt, zou ik hun afzien een reden hebben gegeven. Maar dat deed ik niet. Daarvan moest ik mezelf ook een beetje bevrijden en toen ben ik in Rotterdam gaan wonen.’

Schoenen met gaten

‘Ik kwam in Rotterdam-Zuid en dat was echt fucking depressief. Het was helemaal vervallen, ik fietste tussen de ratten. Ik zat financieel ook helemaal aan de grond, ook door mijn eigen onhandigheid. Ik had niet het geld om de rekeningen te betalen, dus dan dacht ik: ‘ze moeten nog even wachten’. Maar dat deden ze niet, de schulden werden alleen maar groter.’

‘Financieel zat ik in een problematische situatie, maar ook emotioneel. Mijn kleren zagen er niet uit en ik had een gat in mijn schoen. Het ergste van armoede is niet dat je geen geld hebt, maar dat je nergens meer komt en dat je jezelf niet durft te vertonen.’

‘Gitaar is denk ik echt mijn redding geweest. Niet dat ik anders een crackjunk was geworden, maar als je niks te doen hebt ga je gewoon gitaarspelen. Het is gratis, je hebt alleen internet nodig. En het mooie is, het maakt niet uit hoe sjofel je kleren zijn, met een gitaar op je rug denken mensen ‘ah joh, dat is gewoon een muzikant, die heeft een gig gehad.’

Schijt aan iedereen

‘Ik begon een onaardige vent te worden in sommige opzichten, egoïstisch ook.  Schijt hebben aan iedereen, zolang ik maar niet verdrink. Ik herinner me een Japans koppel op de Erasmusbrug. ‘Can you take a picture?’ Ik was net voor de zoveelste keer afgewezen voor een baantje onder mijn niveau en dreigde mijn huis uitgezet te worden. Toen dacht een deel van me serieus: kan ik die toerist hebben? Als ik hem nu op z’n bek sla en zijn camera meeneem, zou dat lukken? Daar schrok ik van.’

‘Je raakt heel makkelijk in de schulden – je hoeft maar een paar keer een betaling te missen. En als je eenmaal in de shit zit, kom je er heel moeilijk uit. Het zaait zich echt uit over je hele leven: doordat je weinig geld hebt, moet je nog meer betalen.’ Kasrs toon verhardt. ‘In Nederland hebben we allemaal mooie regelingen, maar wee je gebeente als je tussen wal en schip valt, vriend.’

Roltrap naar beneden

‘Armoede is een roltrap die naar beneden gaat, terwijl jij omhoog wilt. En dan had ik het nog relatief makkelijk: ik was capabel genoeg om brieven te snappen, de werkwijzen van instanties te doorzien en heldere mails te kunnen sturen. Alsnog duurde het jaren voordat ik een stijgende lijn bereikte. Ik had het geluk van werk dichtbij huis en een opleiding met weinig contacturen, dus ik kon domweg heel veel werken.’

‘Hierdoor komen sommige mensen ook niet uit de schulden. Stel je voor dat je een alleenstaande moeder bent, dan heb je zo veel verplichtingen en begrenzingen dat je niet altijd je leven kunt inrichten op geld verdienen. Een groot gedeelte is ook vechtlust, gewoon pure vechtlust. Elke dag opstaan, mezelf wassen met koud water, want de douche was verstopt, en ik herhaalde heel zachtjes het zinnetje ‘de enige richting is voorwaarts, de enige richting is voorwaarts.’

Bukowski

Bukowski zei: ‘The myth of the starving artist is a myth. You can write much better with a steak and potatoes in your stomach’. Dat ben ik grondig met hem eens. In die tijd was het lezen van Bukowski alsof mijn ziel in een warm bad werd gelegd, want hij had hetzelfde probleem – hij beschreef het leven in armoede. Door hem zag ik dat je ook een bepaalde waardigheid kon hebben in de armoede.’

Kasr won de El Hizjra-literatuurprijs afgelopen november met een kort verhaal getiteld What up, Sisyphus. Daarin probeert de berooide student Khalid zijn laatste boeken te verkopen om te kunnen overleven. Hij is gedwongen met een zware tas boeken boekwinkels af te gaan, waar niemand voor zijn boeken – waaronder Albert Camus’ De mythe van Sisyphus – een waardige prijs wilt bieden.

‘Het is niet alleen een verhaal over armoede’, zegt Kasr, ‘maar het begint ook zoals de meeste korte verhalen van Bukowski: ‘X is zo oud en doet Y’. Toen ik het verhaal schreef, kwam het echt uit mijn tenen. De protagonist Khalid is een pastiche van allemaal mensen die ik kende in Rotterdam. Eén van die mensen ben ik zelf, want ik bén naar een winkel gegaan om mijn boeken te verkopen. Toen ik het verhaal schreef kreeg ik pas door; ík ben die gast die met de boeken zeulde.’

Naar buiten treden

‘Ze zeggen: hoe persoonlijker iets wordt, hoe universeler. Mijn doel is dat de straatjongens waarmee ik ben opgegroeid ook iets met het verhaal kunnen. Sisyphus is niet alleen intellectueel, want zijn worsteling wordt door iedereen begrepen. Misschien kennen ze zijn naam niet, maar iedereen kent het gevoel van onbegonnen werk, elke dag opstaan en jezelf afvragen: ‘Waar ben ik toch mee bezig?’’

Symbolisch is het zeker, hoe Kasrs ervaringen in een armoedige periode de inspiratie zijn geweest voor een prijswinnend verhaal. ‘Ik heb heel lang gewacht met mezelf naar buiten brengen. Nu pas maak ik mijn verhalen openbaar en ga ik acteren in films. De prijs onderstreept de periode van naar buiten treden.’

Maar Kasrs ambities reiken verder dan alleen prijzen winnen. ‘Ik wil mensen tonen aan andere mensen, want daar leer je van. Dat motiveert me ook om elke keer weer het podium op te klimmen; mijn spel is enorm verbeterd sinds ik heb beseft dat ik slechts een vehikel ben om bepaalde aspecten van een mens te laten zien, met al zijn onzekerheden. In dat opzicht doe ik hetzelfde als wanneer ik schrijf.’

‘We zijn het enige deeltje van het universum dat zichzelf kan ervaren. Ik geloof dat we op aarde zijn om zo te leren. Het klinkt lullig om te zeggen dat je wilt dat mensen anders naar zichzelf gaan kijken, maar het is wel een beetje zo.’ Hij aarzelt even. ‘Door te schrijven wil ik mensen raken in hun mens-zijn. Of zoiets.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -