Discriminatie: als thema is het meer in de media dan ooit. Hoe gaan we er mee om? Wordt het beter? Wordt het slechter? Tijd om de tijdgeest te toetsen. Gijs de Swarte spreekt ervaringsdeskundigen en topwetenschappers over de stand van zaken en persoonlijke pijnpunten.
Actrice en theatermaker Aysegül Karaca is bekend van televisieseries als Flikken Maastricht en Lieve Mama en speelde in verschillende films, waaronder Clan, Trifle en Het Geheim van Sophia. Ze is in 1990 in Schiedam geboren als dochter van Turkse ouders. Ze studeerde Cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit en behaalde een bachelor Logopedie. Naar verwachting komt haar eerste documentaire in september uit onder de titel Dit Is Hoe Ik Het Zie. De afgelopen tijd toerde ze door het land met haar solovoorstellingen Ik Zie, Ik Zie Wat Jij Niet Ziet en Oogentroost. Een nieuwe voorstelling is in de maak.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat zijn de meest pijnlijke momenten die je zelf hebt meegemaakt?
‘Ik ben geboren met een oogafwijking. Dat wil zeggen: ik heb wiebelogen. Ze bewegen ongecontroleerd heen en weer, en met één oog heb ik maar twintig procent zicht. Ik ben er mee geboren en het is wat het is. Maar er gebeurt wel van alles in relatie tot andere mensen als je een beperking hebt.’
Wil je delen wat…
‘… mijn meest pijnlijke moment was? Natuurlijk. Sollicitaties horen daar zeker bij. Alles goed doorlopen en dan met een smoes toch ‘nee’ te horen krijgen. En de leraar van de basisschool is me altijd bijgebleven. Hij zei dat ik naar de lagere regionen van het vmbo moest. Letterlijk: ‘Dat is wel genoeg voor haar.’ Ik was daar heel boos over. Ik dacht als klein meisje: ik kan het wél – geloof me, alstublieft. Op het vmbo haalde ik alleen maar negens en tienen.’
Maar op de lagere school niet?
‘Nee, want ik kon niet lezen wat er op het bord stond.’
Zeiden je ouders daar niets over?
‘Mijn ouders hadden niet echt een vanzelfsprekend huwelijk. Dat hielp ook niet mee.’
En ze kwamen niet voor je op?
‘Ik ben opgegroeid met huiselijk geweld. Veel onveiligheid; iedereen liep op z’n tenen om mijn vader te vermijden. En hij sprak ook maar een paar woorden Nederlands.’
Ben je ooit nog teruggegaan naar die onderwijzer? Bijvoorbeeld nadat je was afgestudeerd?
‘Een keer, toen ik die goede cijfers op het vmbo haalde. Maar hij reageerde heel laconiek: ‘Zal best, maar dat is toch echt je niveau.’ Daarna heb ik hem nooit meer gezien. Wat haal je daar zelf uit, uit zo’n ontmoeting? Overcompenseren om te bewijzen dat ik het wel kon, maar dat deed ik al. Ik hoorde trouwens dat hij na zijn pensioen een nogal van de wereld vervreemd, eenzaam leven leidde.’
Je Turkse afkomst heeft nooit tot vervelende situaties in Nederland geleid?
‘Kut-Turk’, ‘Rot op naar je eigen land’ en dat soort gedoe heb ik nooit meegemaakt. Ik denk dat dat ook door mijn beperking komt. Omdat ik slecht zie, beoordeel ik mensen niet direct. Ik moet uitgaan van de energie die er is en sta heel erg open voor andere mensen. Misschien dat dat ontwapent. Of dat echt zo is, weet ik niet – maar dat is mijn analyse.’
‘Omdat ik slecht zie, beoordeel ik mensen niet direct. Misschien dat dat ontwapent’
Je noemt jezelf bicultureel. Ik las dat je je als kind behoorlijk afzette tegen het Turkse deel van je identiteit. Geen Turks willen praten, niet naar de moskee…
‘Ja, als de andere Turkse kinderen met dertig graden in bedekkende kleren liepen, liep ik in een hemdje. Ik had heel erg het gevoel dat ik anders was, of in ieder geval dat ik niet zo wilde zijn als het allemaal moest. Later heb ik de Turkse cultuur juist omarmd. Ik zing ook Turkse liedjes. Dat komt ook door al die Nederlandse verjaardagen waar kadootjes van tien euro al heel wat zijn, en iedereen in een kring zit te kijken naar die ene schaal chips. Dat is heel leerzaam… Nee, grapje. Maar serieus, dat Turkse vieren van het leven, dat ben ik ook…’
Je hebt nogal wat moeten overbruggen om zover te komen als je nu bent. Het had ook heel anders kunnen lopen. Of niet?
‘Het zat er wel al heel vroeg in. We hadden thuis een lege kamer en daar stond een stereotoren met cassettebandjes. Ik herinner me dat ik daar vaak naartoe ging om met de muziek mee te zingen. De lantaarnpalen die ik door de ruit zag, zij waren mijn publiek. Die droom, die kinderfantasie voelde geweldig. Later op school ook. Toneelles: een openbaring. Bij mij thuis mochten we niets zeggen. Mijn moeder wilde niet dat de schande naar buiten kwam. En op toneel mocht je alles zeggen, en alles doen.’
Dat is ook een belangrijk thema in je werk nu. Zaken bespreekbaar maken, zoals vrouwenonderdrukking, huiselijk geweld, je biculturele achtergrond, je lichamelijke beperking. Er zit, amateurpsychologisch gesproken, wel een duidelijke rode draad in…
‘Ja, natuurlijk. Ik zie het ook als de oplossing. Maak je dingen bespreekbaar, dan heb je een kans om vooruit te komen. Als het gezegd is en er wordt geluisterd en het blijft niet in het pijnlijke verborgene, dan kun je verder. Dan kunnen mensen opbloeien, zijn wie ze zijn.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!