Discriminatie: als thema is het meer in de media dan ooit. Hoe gaan we met dit fenomeen om? Gaat het de goede of de slechte kant op? Tijd om de tijdgeest te toetsen. Gijs de Swarte spreekt ervaringsdeskundigen en topwetenschappers over de stand van zaken en persoonlijke pijnpunten. Deze keer: de Joods-Surinaamse Henk Bakboord (1961), docent urban dance en zelfstandig professional in de culturele sector. Regelmatig laat hij een eigenzinnig geluid horen in het racismedebat. Recentelijk verscheen zijn goed ontvangen debuutroman Billenkoek: Avonturen van een stoute Surinamer.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat zijn de meest pijnlijke momenten die je zelf hebt meegemaakt?
‘Het Nederland van de jaren zeventig, dat was een heel ander verhaal. Ik woonde in een volksbuurt in Amsterdam, openlijk racisme was behoorlijk gangbaar in die dagen. ‘Zwarte teringlijer, rot op naar je eigen land’, hoorde ik. En ik had een brilletje, dus kreeg ik ook ‘Hé, schele neger’ te horen. En een vriendje zei tegen mij: ‘Je kan niet bij ons spelen, want m’n moeder kent je niet’, terwijl blanke vriendjes die ze ook niet kende wel bij hem mochten spelen. En verder de afdeling ‘zogenaamd leuke geintjes’ die je je moest laten welgevallen, waar je boven moest staan. En veel later, een buurvrouw, een schat van een mens overigens, die vlak voor Sinterklaas een heel verhaal tegen mijn dochter ging ophangen over dat ze – mijn dochter dus – familie in Spanje had die naar ons land zou komen. Je maakt het een en ander mee, maar of dat nou allemaal zo pijnlijk was? Nee, niet echt.’
Leuk is anders en je hoeft, zo blijkt, ook niet lang naar voorbeelden te zoeken…
‘Ik kom uit een gezin van zeven personen. Mijn broers en neven hadden me tijdig voorbereid. Ze vertelden me dat dat kon gebeuren. Dat je in bepaalde buurten een beetje moest oppassen. Geuzenveld, Slotermeer, Plein 40-45, daar woonden toen nog vooral blanke Nederlanders, dat kon je beter mijden. Maar ik heb mijn instelling vooral aan mijn moeder te danken. Laat ik zeggen dat ze nogal tegen jammeren was. Als je zielig deed, dan kon ze daar helemaal niet tegen. Dan kon je een hengst krijgen en dan zei ze: ‘Hier heb je wat om te janken.’ Klinkt hard, maar die mentaliteit heb ik meegekregen en daar ben ik dankbaar voor.’
Dat ‘Hou eens op met dat gezeur’ klinkt door in veel van wat je publiceert.
‘Ja, ik ga lijnrecht in tegen hoe er nu over de hele linie naar gekeken wordt. En daar maak ik geen vrienden mee. Kijk, racisme is overal: in Nederland, in Suriname, in Marokko, in Turkije. Dus wat ga je daaraan doen? De tendens van nu is om alles tot racisme te herleiden, om op elke hoek van de straat een racist te ontdekken. Ik heb daar geen tijd voor. Ik heb een dochter, ik moet schrijven, dansles geven en ik moet mijn administratie nog doen. Sorry. Bovendien, als je je als slachtoffer opstelt word je ook als zodanig behandeld. En slachtofferschap leidt nooit tot iets positiefs, en op z’n slechtst tot daderschap.’
Dat wil zeggen..?
‘Zoek het er maar op na. Alle terroristen, alle aanslagplegers voeren een overeenkomende rechtvaardiging. ‘Wij worden achtergesteld. Wij worden gediscrimineerd. Juist wij zijn de slachtoffers, en we moeten ons wel verdedigen.’’
‘De openlijke racist wordt in Nederland allang als een idioot beschouwd’
Nog even over dat publieke debat. Noem eens wat namen?
‘Nou’…’
Je zei al dat je er geen vrienden mee maakt, dus…
‘…het zijn te vaak prominente Nederlanders van kleur die meer dan voldoende verdienen, een netwerk hebben om van te watertanden en maar met hun vingers hoeven te knippen om ergens in een talkshow hun zegje te kunnen doen. Akwasi, ik respecteer hem. Maar als je alle kansen hebt genomen die Nederland biedt en als voornaamste verhaal hebt hoe verschrikkelijk het hier is, wat moet kansarme Mo in de Kolenkitbuurt en Sherida in de Bijlmer dan wel niet over hun toekomst denken? Ik zeg: schrijf een boek, laat zien wat er allemaal wel kan. Wees een voorbeeld, leidt de weg. En Sylvana (Simons, red.), ik ken haar van het uitgaansleven van vroeger: ze is een leuk persoon en goede danseres maar… Nou, laat ik het zo zeggen: ik zou wel eens goed gesprek met haar willen voeren nu.’
Dus het valt allemaal wel mee qua discriminatie?
‘De openlijke racist wordt in Nederland allang als een idioot beschouwd. Daarnaast heb je de impliciete racist die het nooit echt helemaal uitspreekt, maar er omheen praat. Die het steeds weer heeft over de uitzonderingen die het verpesten voor de rest. De betuttelracist die wil helpen maar alleen als je je hulpbehoevend opstelt. Allen kun je met open vizier tegemoet treden. Vragen stellen, simpele maar confronterende vragen als: ‘O, ja? Jij ziet dat zo? Wat bedoel je? Hoe weet je dat? Wat stel je daarbij voor?’ Uit ervaring weet ik dat dat heel verhelderend werkt. Maar in het algemeen? Ik zag onlangs op YouTube iets van een Black Lives Matter-event in Groningen. Daar werd gevraagd of de blanke mensen maar even naar achteren konden gaan zodat de gekleurde mensen vooraan konden staan. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik zou dat nooit doen. Ik doe niet aan apartheid.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!