Discriminatie: als thema is het meer in de media dan ooit. Hoe gaan we met dit fenomeen om? Gaat het de goede of de slechte kant op? Tijd om de tijdgeest te toetsen. Gijs de Swarte spreekt ervaringsdeskundigen en topwetenschappers over de stand van zaken en persoonlijke pijnpunten. Deze keer: Naeeda Aurangzeb (Abbottabad, Pakistan, 1974). Ze is presentatrice, documentairemaker en auteur. Dit jaar verschenen van haar hand de boeken 365 dagen Nederlander, met alledaags racisme als thema, en Hé lekker ding: 365 dagen vrouw over alledaags seksisme.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat zijn de meest pijnlijke momenten die je zelf hebt meegemaakt?
‘Wat altijd is blijven hangen, is dat ze me op de lagere school vroegen of ze mijn kleren voor carnaval mochten lenen. En de juf die eens zei: ‘Kijk allemaal even naar Naeeda, zij heeft een olijfkleurige huid: dat betekent dat ze mooi is in de zomer en lelijk in de winter.’ Die twee herinneringen zitten vrij diep. En dan was er de programmadirecteur die – terwijl ik al lang voor Radio 1 presenteerde – zei: ‘Als je dat programma wil presenteren, moet je wel wat van literatuur weten. Lees je eigenlijk wel boeken?’’
En als het over de islam gaat?
‘Het bekende werk. Dat al die aanslagen toch echt wel door islamieten zijn gepleegd. En of je even wil uitleggen waarom je als moslima niet drinkt? En als je wel drinkt, waarom je dat dan doet, want je bent toch moslima? En de hoofddoek natuurlijk; een terugkerend thema voor mensen die een mening hebben over jouw geloof.’
Dat lijkt me, zeker bij voortdurende herhaling, behoorlijk irritant worden. Maar is het altijd slecht bedoeld?
‘Sommige dingen zijn klein, ja. Maar alles bij elkaar wordt het heel groot, een onderdeel van je leven. En als je op straat ‘Ga terug naar je eigen land’ te horen krijgt is dat heel naar, maar wel duidelijk. Dat kun je van je af laten glijden. Wat ik heb meegemaakt lijkt vaak heel onschuldig, maar het gaat veel dieper onder je huid zitten, omdat je je er niet tegen kan verweren. Het zijn altijd gekleurde vrienden van me die de verbaasde reacties krijgen als mensen bij hen thuis een boekenkast zien staan. ‘Oh, ik wist niet dat je zo’n lezer was!’
Witte vrienden horen dat nooit. En wat moet je zeggen op een feestje met tien man om je heen, als iemand met dat terroristenverhaal tegen je begint? ‘Ben je moslima?’ Wat moet ik met die vraag? De echt geïnteresseerde vragen – ‘Wat geloof je dan precies? Wat is dan eigenlijk je godsbeeld?’ – volgen nooit. Het is het onderwerp afvinken en ergens in een voor jou bekend, en voor mij geheim hokje parkeren. Als ik ‘ja’ zeg, ben ik dan terrorist of een onderdrukte vrouw, of wat je ook voor beeld hebt? Fuck you. Laat me met rust. Het gaat je geen bal aan.’
‘‘Ben je moslima?’ Wat moet ik met die vraag?’
Niet om iets te vergoelijken en het is nogal een open deur, maar: discriminatie is van alle tijden, plaatsen en groepen, niet alleen tussen wit en bruin in Nederland.
‘Dat is waar. Dus?’
Terwijl de gediscrimineerden zelf ook discrimineren, gaat jouw boek vooral over wat de witte Nederlander verkeerd doet…
‘Mijn moeder is ook hartstikke fout als het bijvoorbeeld over Indiërs, hindoes of joden gaat. Totaal niet oké, en ik bespreek dat ook met haar. Maar mijn moeder schaadt er niemand mee. Zij is niet de directeur van de Belastingdienst, de ambtenaar die over de toeslagen gaat, de persoon achter het loket van de woningbouwvereniging die zich al dan niet voor jou gaat inzetten.’
Het gaat je dus ook om macht.
‘Jazeker. Daarom heb ik dit boek geschreven. Macht in de privésfeer, in relaties, op feestjes maar vooral ook op maatschappelijk vlak. Macht in handen van mensen die invloed kunnen hebben op jouw leven.’
Als je even aanneemt dat iedereen al dan niet bewust discrimineert, hoe zit het met jou? Kun je een voorval leveren?
‘Mijn dagboeken op de lagere school, ik las ze laatst terug en ik moet bekennen: daar staat nogal wat hardcore antisemitisme in. Maar ik heb me ontwikkeld, mijn huiswerk gedaan. Overigens is alles natuurlijk wel de schuld van de Joden.’
Daar moet je dezer dagen wel nadrukkelijk bij noteren dat we eerder hebben besproken dat ik Joodse voorouders heb, dat het een grap is en dat je erbij lacht. Het brengt me wel op wat ‘cancel culture’ genoemd wordt. Veel schrijvers, filmers, stand-up comedians en professoren klagen erover dat ze niets meer kunnen zeggen.
‘Het is altijd van de context afhankelijk, en daar maakt wie het zegt een groot deel van uit. In Hé lekker ding: 365 dagen vrouw wordt dat ook mooi duidelijk. Een man die je ‘Hé lekker ding’ in het voorbijgaan op straat na-hijgt is geen lolletje. Als je vriend het tegen je zegt als je binnenkomt, is het leuk.’
Je maakt dit allemaal al je hele leven mee. Zie je verandering dan wel verbetering?
‘Nee, helaas niet. Ik zie dat mijn neefjes en nichtjes hetzelfde meemaken als ik. We zijn in de afgelopen veertig jaar op dit vlak weinig opgeschoten. Ik ben van de generatie die het met aanpassen en uitleggen heeft geprobeerd. Ik denk dat de witte kant nu aan zet is. Daar dient dit boek ook voor: zo is het; dit gebeurt er. Wat vind je ervan? En wat vind je dat je daarmee moet doen?’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!