Diversiteit, inclusie en racisme staan steeds nadrukkelijker op de politieke agenda, net als de roep om een diversere volksvertegenwoordiging. In de aanloop naar de verkiezingen interviewt Chris Aalberts daarom biculturele kandidaten voor de gemeenteraden. Vandaag: Mahaar Fattal (24), de nieuwe nummer twee van GroenLinks Utrecht. Mahaar werkte de afgelopen jaren voor de GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer en momenteel voor de fractie in Amsterdam. Haar ouders zijn politieke vluchtelingen uit Syrië, ze is in Nederland geboren vlak nadat haar ouders hierheen kwamen. Ze was voorheen minder bezig met haar afkomst dan nu.
‘Mijn ouders streden in Syrië tegen president Assad en zijn uiteindelijk gevlucht. Toen ze in Nederland kwamen was hun insteek: we gaan er het beste van maken voor onze kinderen. Onze migratieachtergrond was daarom niet belangrijk. Mijn ouders dachten dat als wij ons te bewust zijn van onze achtergrond, we daarop worden afgerekend. Wij doen alsof wij Nederlands zijn en spreken de taal. Bezig zijn met de Syrische cultuur werkt ons alleen maar tegen. Mijn ouders probeerden zich te assimileren en omhoog te klimmen: mijn vader was mondhygiënist en mijn moeder is verkeerskundige bij Rijkswaterstaat.’
Is jouw visie anders?
‘Mijn ouders komen allebei uit Syrië. Ik ben hier geboren en getogen. Dus ik voel me misschien voor een kwart Syrisch. Ik houd van het eten, spreek de taal, houd van de muziek en heb familie uit Syrië. Ik voel me niet honderd procent Nederlands en ik word ook niet echt behandeld als honderd procent Nederlands. Dat heeft ook effect op hoe je je voelt, of je voelt dat je recht hebt om hier te zijn, op je staatsburgerschap en alles wat daarbij komt kijken. In dat opzicht ben ik niet Nederlands. Maar dat voelt gek, want ik ben hier geboren en getogen.’
Maak dat eens concreet?
‘Laten we eerlijk zijn: er wordt in Nederland over Syriërs gepraat alsof ze een plaag zijn. En daarin hebben ze het over mijn familie. Het feit dat er in de Tweede Kamer een debat is over hoeveel Syriërs hier zijn, over aantallen in plaats van mensen, over welke mate aan verwoesting en ellende we in Syrië genoeg vinden om mensen weer terug te sturen, dan gaat het over mijn familieleden, over mijn ouders en ook een beetje over mij. ‘Kunnen we de Syriërs die hier al waren niet gewoon terugsturen?’
‘Het feit dat dat gesprek zo genormaliseerd is, ook in onze instituties, vind ik oprecht heel akelig. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen werd extreemrechts groot. PVV, Forum en JA21 zijn partijen die normaliseren om te praten over Syriërs alsof ze uitgezet kunnen worden. Ik was toen oprecht bang. Moet ik een soort exit-plan hebben?’
Dat is toch niet aan de orde?
‘Bij mij heb je gelijk, want ik kan niet uitgezet worden. Maar familieleden zijn hier door de oorlog gekomen, rond 2015. Er wordt in de Tweede Kamer gepraat over de vraag of we die mensen terug kunnen sturen. Niet over mij, maar over mijn familie en mijn ouders wel. Dat staat niet los van hoe wij ons voelen, het feit dat wij daarover moeten nadenken. Er zijn mensen in Nederland die daar niet over hoeven te denken. Dat vind ik jammer: we zijn als het goed is allemaal Nederlander.
‘Ik voelde die discussie vroeger ook wel. Ik word natuurlijk vaak gezien als Marokkaans of Turks. Voor de oorlog wisten mensen niet eens waar Syrië lag. Toen ging het debat over Turken, Marokkanen en de islam en dan hadden wij daar persoonlijk minder mee te maken. Nu spitst het debat over mensen van kleur zich toe op Syriërs, omdat zij de meest recente groep vormen die naar Nederland is gekomen. Dat heeft ons geconfronteerd met de haat en de xenofobie in de samenleving die er altijd al was, alleen nu waren wij onderwerp van discussie. Het ging over het terugsturen van onze mensen en het afnemen van onze paspoorten. Toen werd het extra tastbaar.’
Heeft dit invloed op je kandidatuur?
‘De ervaring die je hebt als mens maakt verschil in de politiek. Ik heb ook een vader met een beperking en daarom weet ik meer over mantelzorg dan anderen. Wij hebben ook een tijdje weinig geld gehad, dus daar kan ik ook over vertellen. Een migratieachtergrond doet dat ook: ik heb discriminatie ervaren, ik heb me zorgen gemaakt over mijn status in het land en ik wil graag dat dat verhaal in de politiek wordt verteld. Volgens mij is dat heel waardevol voor het beleid dat we maken. Daarom wil ik dat alle groepen in de samenleving worden gerepresenteerd. Je moet praten met en niet alleen over die groepen.’
Dat klinkt erg als BIJ1. Daar wil men dit ook.
‘Maar dit zegt GroenLinks óók. In het verkiezingsprogramma van GroenLinks hebben we het over het dichten van kloven en het belang van representatie. Onze lijsten zijn hartstikke divers. GroenLinks vindt dat je moet praten met mensen en niet alleen over hen. Je moet zoveel mogelijk stemmen ophalen uit de samenleving om goed beleid te maken. Het is misschien niet de centrale boodschap. We maken ons zorgen over de klimaatcrisis en de wooncrisis. Maar diversiteit is daar ook een deel van. Ik ben wel onderdeel van een stroming binnen GroenLinks die vindt dat dit een derde pijler moet zijn: diversiteit, inclusie en anti-discriminatie. We moeten intersectioneel beleid maken.’
‘Ik ben onderdeel van een stroming binnen GroenLinks die vindt: we moeten intersectioneel beleid maken’
Wat betekent dat concreet?
‘Mensen met een migratieachtergrond ervaren vaker arbeidsmarktdiscriminatie. Je kunt banenplannen maken en daarbij oog hebben voor mensen van kleur. Dan kun je speciale regelingen maken zoals blind solliciteren, om ervoor te zorgen dat die specifieke groep geholpen wordt. Sociaaleconomisch beleid raakt ook mensen van kleur. Beleid dat alléén gericht is op antidiscriminatie bestaat niet. Dat gaat vaak over onbewuste vooroordelen die mensen hebben, hoe mensen met elkaar praten. Daar kun je als beleidsmaker moeilijk aan tornen. Wat je wel kunt doen is inclusief sociaaleconomisch beleid maken: racisme bestrijden door arbeidsmarktdiscriminatie tegen te gaan, vaders net als moeders evenveel verlof geven om gendergelijkheid en LHBTQI+-emancipatie te bevorderen, enzovoorts.
‘Er zijn terreinen waar je extra naar moet kijken. Er is bijvoorbeeld racisme in de zorg. Ook daar kun je specifiek beleid maken. Er zijn zorgverleners die niet naar bepaalde mensen willen vanwege hun achtergrond en racial slurs gebruiken. Soms zijn cliënten de taal niet machtig en is er geen tolk. Zo worden mensen van kleur buitengesloten. Zorginstellingen hebben interne regels, welk gedrag oké is, welk gedrag niet. Bij sommige gedragingen word je ontslagen. Waarom geldt dat niet voor racisme? De gemeente kan het voortouw nemen om met zorginstellingen over deze thema’s te spreken.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!