Journalist Jeroen van Bergeijk werkt undercover aan de onderkant van de arbeidsmarkt. ‘Voor het eerst hebben mijn verhalen maatschappelijke impact.’
Op zoek naar een verklaring voor de uitslag van de verkiezingen op 22 november verwezen verschillende artikelen de afgelopen weken naar de kloof in Nederland tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden, tussen theoretisch en praktisch geschoolden. Journalist Jeroen van Bergeijk (1965) maakt zich zorgen over deze kloof. Hij ging de afgelopen jaren verschillende keren ‘undercover’ en solliciteerde op verschillende banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hij werkte als Uberchauffeur, in het distributiecentrum van Bol.com, als verkeersregelaar, bij het callcenter van Wehkamp, in het IND aanmeldcentrum in Ter Apel, als flitskoerier en als koffersjouwer op Schiphol.
Hij schreef daarover spraakmakende artikelen in de Volkskrant en de Groene Amsterdammer. Die verhalen, gebundeld in het pas verschenen boek Undercover aan het Werk, geven de lezers stuk voor stuk zicht op een wereld die ze meestal niet of amper kennen. In een enkel geval leidde een artikel tot Kamervragen. Van Bergeijk beschrijft in zijn artikelen misstanden op de Nederlandse arbeidsmarkt. Toch is dat niet zijn belangrijkste doel. Hij maakt zich vooral zorgen over de segregatie in de samenleving.
‘Ik ervaar twee gescheiden werelden. Dat vind ik zorgwekkend. Er is veel minachting voor het werk dat ik undercover heb gedaan, werk waarvoor je geen kwalificaties nodig hebt. Dat komt ook door onwetendheid over zaken die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. Hoe komt dat pakketje van Bol.com de volgende dag al bij je op de mat als je het pas om 23 uur s ‘avonds bestelt? Wie zorgt ervoor dat je zware koffer op tijd in het vliegtuig staat? Ik vind het sowieso interessant om te weten, maar ik denk dat je wel wat meer respect mag hebben voor mensen die dat werk doen. Het is zwaar, het is vaak eentonig en het wordt slecht betaald.’
Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven, aldus Van Bergeijk. ‘Ze denken vaak: ‘Ik ben heel slim, ik heb gestudeerd, dus ik word chirurg. En het is terecht dat ik veel verdien, want ik heb veel verantwoordelijkheid. En de verpleegster of de schoonmaker, die zijn niet zo slim. Daarom verdienen ze minder.’ Dat is toch een beetje de teneur? Ja, ik denk dat veel hoger opgeleiden te weinig beseffen dat ze gewoon ontzettend veel mazzel hebben gehad. Dus daar probeer ik over te schrijven.’
‘Hoger opgeleiden hebben vaak de neiging om hun succes aan zichzelf toe te schrijven’
Van Bergeijk begint zijn boek met het uiteenzetten van zijn ervaringen met zijn allereerste baantje. Hij was toen nog geen journalist maar middelbare scholier. Hij ging werken in de Hooimeijer beschuitfabriek in Barendrecht, waar zijn vader directeur was. Het was de eerste keer dat hij te maken kreeg met mensen buiten zijn bubbel.
Afrokapsel
‘Ik woonde in een dorp vlakbij Barendrecht en zat op een basisschool met kinderen met hoger en praktisch opgeleide ouders, maar wel bijna allemaal wit. En op de middelbare school werd het nog meer een bubbel van kinderen uit witte, hoogopgeleide gezinnen. Ik kende bijvoorbeeld helemaal geen Marokkanen, ik kwam hen niet tegen. Toen vond mijn vader het tijd worden dat ik, net als mijn oudere broers, even in de fabriek ging werken. Hij vond dat het goed voor me was en hij had gelijk. En ik wilde ook wel mijn eigen geld verdienen. In de fabriek werkte ik met mensen uit Rotterdam, uit Feyenoord en met veel Marokkaanse gastarbeiders. Ze deden verschrikkelijk vies en zwaar werk. Soms in twee diensten op een dag.
Van Bergeijk vond het echt een hele harde wereld. ‘Maar tegelijkertijd was het ook fascinerend, een wereld die ik toen nog niet kende: Marokkaanse mannen waarvan sommigen toen met een afrokapsel liepen en anderen in djellaba’s. Dat had ik nog nooit gezien. Ik denk dat ik ook gefascineerd was door de ongefilterde rauwheid. Dat trekt me nog steeds. Na die twee weken wist ik: hier wil ik niet eindigen. Ik wilde heel graag weer terug naar school en was gemotiveerd mijn opleiding af te maken.’
Geen Nederlanders voor zwaar, smerig werk
Van dat eerste baantje leerde Van Bergeijk een hoop over de arbeidsmarkt. ‘Ik leerde dat als je geen Nederlanders kan krijgen voor zwaar, smerig werk, dat je dan mensen uit het buitenland kan halen. En ik weet niet wat mijn vader daar precies op het kantoor deed, maar ik zag wel dat die fabriek gewoon doordraaide als hij er een dag niet was. Maar als er op een dag een paar Marokkanen wegbleven, dan liep de hele boel in het honderd. Ik zag ook dat het werk dat de inpakdames eerst deden vervangen werd door machines. Als de machines goedkoper zijn dan de mensen kun je dus je baan verliezen. Het zijn lessen die nog steeds actueel zijn.’
Jaren later, in 2007, maakte Jeroen van Bergeijk de documentaire ‘Aan ons den Arbeid’, over de Marokkaanse gastarbeiders die in de fabriek van zijn vader werkten. ‘Ik had een paar jaar in New York gewoond en keerde terug naar Nederland na de moord op Pim Fortuyn. Ik herkende het land toen niet meer. Het was opeens normaal geworden om het openlijk over ‘kutmarokkanen’ te hebben. Daar had ik het toen met mijn vader over. Hij vond dat er te weinig waardering was voor Marokkaanse Nederlanders. Mijn vader vertelde: ‘Als ik mijn Marokkanen niet had gehad dan hadden we die fabriek nooit draaiende kunnen houden.’ Hij sprak altijd met warme gevoelens over zijn Marokkaanse medewerkers. Dat vond ik fascinerend. Dus toen heb ik een documentaire gemaakt, waarin ik een portret maakte van de eerste generatie gastarbeiders.’
Goud zoeken in Australië
Van Bergeijk begon pas in 2017 met undercoverjournalistiek. Dat gebeurde per toeval. ‘Ik vond het eigenlijk altijd wel leuk een wereld te verkennen die ik nog niet kende. Ik ben goud gaan zoeken in Australië, ik heb met de auto een lange tocht door de woestijn gemaakt, ik heb in New York gewoond en ben een uitgeverij begonnen. Nadat ik mijn eigen uitgeverij had verkocht wilde ik een tijdje als Uberchauffeur werken. Gewoon om weer eens iets anders te doen. En toen ik daarover schreef bleek dat opeens een onderwerp te zijn dat tot de verbeelding sprak. Ik ontdekte dat ik mijn wens een andere wereld te leren kennen ook kon toepassen op maatschappelijk relevante onderwerpen. (Lachend) Dat is een beetje laat, als je boven de 50 bent. Daarna ging ik meer undercoververhalen schrijven.’
‘Ik vond het gaaf om te doen. Voor de eerste keer hadden mijn verhalen maatschappelijke impact. Ze kwamen allemaal op de voorpagina. Er werden naar aanleiding van mijn stukken Kamervragen gesteld. Zoals bij het verhaal over Wehkamp. Daar kopen veel mensen op afbetaling, maar over het geleende bedrag rekende Wehkamp een woekerrente van 14 procent. Dat betekent voor veel mensen dat ze nog dieper in de schulden raken. Tot voor kort was dit wettelijk toegestaan. Na mijn verhaal heeft de minister ingegrepen en die wettelijk toegestane rente met 2 procent verlaagd. Dat is een stapje in de goede richting. Mijn verhaal over het undercoverwerk bij het bagagesjouwen op Schiphol kwam precies op het moment dat duidelijk werd dat Schiphol kampte met enorme personeelstekorten. Dat was toevallig een heel goede timing.’
Aan de onderkant van de arbeidsmarkt werken in Nederland veel mensen met een migratieachtergrond, vaak in een kwetsbare positie. Van Bergeijk: ‘Als je een arbeidsmigrant bent, geen Nederlands spreekt en niet weet wat je rechten zijn, dan is de kans groot dat er misbruik van je wordt gemaakt. Arbeidsmigranten krijgen het minimumloon en betalen relatief veel geld voor armzalige huisvesting, bijvoorbeeld in een caravan. Op de plekken waar ik werkte kom je naar verhouding veel mensen van kleur tegen, maar er zitten ook witte, vaak oudere mannen in een kwetsbare positie tussen.’
Masculien
Bij bol.com, met vooral Poolse collega’s en Poolse bazen, voelde Van Bergeijk zich als Nederlander een buitenbeentje. Ik had er niet veel last van, ik werkte er ook maar kort, maar vond het wel opvallend. Ik denk dat het vooral een kwestie van klasse is. De sfeer is vaak hard, meestal rechtdoorzee, maar er worden zeker ook foute, racistische grappen gemaakt. Toch vond ik de verhouding tussen mannen en vrouwen vaak ernstiger. Het gaat vaak om sterk masculiene omgevingen, waar het voor vrouwen echt heel moeilijk is om zich te handhaven.’
‘Als ik een vrouw of een journalist van kleur was geweest had ik ongetwijfeld andere dingen gezien die ik nu heb gemist. Dan had ik waarschijnlijk wel discriminatie ervaren. Ik zou het heel interessant vinden wanneer meer vrouwen of journalisten van kleur dit undercoverwerk zouden doen. Dat zou nieuwe perspectieven opleveren.’
Van Bergeijk ziet zichzelf niet als de aangewezen persoon om te aan te geven wat er nodig is om de kloof tussen praktisch opgeleiden en theoretisch geschoolden in Nederland te verkleinen.
‘Dat vind ik lastig. Ik zie mezelf vooral als verslaggever. Ik word gedreven door nieuwsgierigheid. Ik vind het leuk op nieuwe plekken te komen waar anderen niet komen en daarover te vertellen. Mensen hebben bijvoorbeeld geen flauw idee dat er op Schiphol – buiten het zicht van de reizigers – sprake is van negentiende-eeuwse toestanden. Ik heb niet de pretentie dat ik met oplossingen kan komen om de kloof te dichten. Er zijn mensen die daar meer verstand van hebben dan ik. Volgens mij zit de grootste pijn in het gegeven dat we elkaar niet begrijpen of willen begrijpen. Mensen voelen zich niet gezien. We leven in gescheiden werelden, al vanaf de middelbare school. Het is goed om meer van elkaar te weten. En ik hoop daar op mijn manier een steentje aan bij te dragen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!