13 C
Amsterdam

Henk Bakboord schreef over zijn Surinaamse vader, die voor Nederland in Indonesië vocht

Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

De Surinaamse vader Leo Bakboord van schrijver Henk Bakboord sloot zich aan bij het Nederlandse leger en vocht in Indonesië. In het boek Brieven aan Leo zoekt hij naar de beweegredenen. ‘Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden.’

Henk Bakboord (1961) is dansleraar en sinds enkele jaren ook schrijver. In 2021 verscheen zijn debuut Billenkoek,een schelmenroman in de geest van Ik Jan Cremer. Onlangs bracht hij zijn tweede boek uit, Brieven aan Leo (Ezo Wolf, 2023). Hoofdpersoon is Leo Bakboord, zijn vader, die in de Tweede Wereldoorlog samen met enkele vrienden besloot om zich aan te sluiten bij het Nederlandse leger, en in 1945 getuige was van de Indonesische revolutie. ‘Mijn vader en ik hadden een moeizame verhouding’, vertelt Bakboord. ‘Hij gedroeg zich altijd als de boeman tegenover mij. Pas later begreep ik waarom. De oorlog in Indonesië heeft hem getraumatiseerd.’

Het idee voor dit nieuwe boek kwam eigenlijk van de zus van Bakboord. Ze had veel brieven uitgetypt die hun vader had geschreven en vroeg of Henk hier misschien iets mee kon. Hij had immers al een roman geschreven. Henk pakte de handschoen op en besloot op basis van die brieven een boek over zijn vader te schrijven.

‘Ik moest veel research doen’, vertelt hij daarover. ‘Waarom kozen sommige Surinaamse jongemannen er net als mijn vader voor om zich bij het Nederlandse leger aan te sluiten? Mijn boek wil een onbekend stuk Surinaamse geschiedenis vertellen. Veel mensen kennen dit verhaal niet. Veel mensen vroegen mij, wanneer ik over mijn vader vertelde, waarom hij naar Indonesië ging. Daarover gaat mijn boek dus.’

Van groot nut voor het schrijven van het gedeelte van het verhaal dat zich in Suriname afspeelt was de documentaire ‘Strijders voor Wilhelmina’, die op YouTube te vinden is (deel 1 en deel 2). Ook las Bakboord boeken en oude krantenartikelen. ‘Dat veel Surinamers solidair waren met Nederland had te maken met de koloniale verhoudingen. Die waren top-down. Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden. Nederland was de strenge ‘moeder’, maar het ‘kind’ voelde zich verantwoordelijk om mamma te helpen nadat ze in de problemen was gekomen. Er waren initiatieven vanuit de Surinaamse bevolking om de Nederlandse oorlogsinspanningen te ondersteunen. Zo werden er loterijen georganiseerd voor het goede doel, en was er een fonds om een Spitfire te kopen voor de Nederlandse luchtmacht.’

Suriname was een kolonie en de koloniale autoriteiten waren paternalistisch en afstandelijk, maar de situatie in Suriname was volgens Bakboord niet te vergelijken met die in het zuiden van de Verenigde Staten. ‘Er heerste in Suriname geen apartheid. Ook had je geen witte puntmutsen en lynchings. In de VS was je zwart of wit. In Suriname had je allerlei gradaties tussen zwart en wit, zoals mulatten. Wel was Suriname erg hiërarchisch ingesteld en spraken de mensen elkaar aan met u.’

Leo Bakboord en enkele van zijn vrienden gingen in juli 1944 aan boord van een schip, dat hen naar Australië bracht. Het einde van de Tweede Wereldoorlog naderde. In tegenstelling tot Suriname was Nederland bezet door de Duitsers. Het eilandenrijk Indonesië, waar de Nederlanders tot 1942 eeuwenlang de dienst hadden uitgemaakt, was bezet door het keizerrijk Japan.

De jonge Surinamers hadden er niet voor getekend om in de frontlinie te vechten, maar toen ze in Australië aankwamen werd hen verteld dat ze dat wel moesten gaan doen. Vervolgens vielen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Japan, dat Indonesië ruim drie jaar bezette, gaf zich over. En in plaats van dat ze de Japanners moesten gaan bevechten, moesten ze de orde bewaken in het chaotische Indonesië, waar de nationalistische revolutie was uitgebroken.

‘Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard’

‘Mijn vader en zijn vrienden waren in het najaar van 1945 als Surinamers in Indonesië in een ongemakkelijke situatie terechtgekomen. Ze stonden als gekoloniseerden tegenover andere gekoloniseerden. ‘Orang Surinamer, awas!’, schreven de Indonesiërs op trams, bussen en winkelruiten. Dat betekent zoiets als ‘Surinamer, pas op!’, maar dan in de zin van: ‘Bemoei je hier niet mee’. Volgens Indonesiërs ging het om een conflict tussen hen en de Nederlanders. Surinamers moesten hier buiten blijven.’

Het was een periode van veel geweld. Tijdens de zogenoemde Bersiap-periode, een term die onder Indonesische historici omstreden is, vonden zo’n zesduizend witte Nederlanders, Indo-Europeanen, Chinezen en Molukkers de dood, vermoord door pemuda’s, fanatieke Indonesiërs die door de Japanners waren bewapend. Leo Bakboord zag met eigen ogen hoe de hand van een Nederlandse vrouw opeens werd afgehakt, na een meningsverschil met een koopman. Ook werd een van zijn Surinaamse kameraden – hoogstwaarschijnlijk – standrechtelijk geëxecuteerd door het Nederlandse leger vanwege desertie. Bakboord: ‘Het personage Patrick in mijn boek is gebaseerd op een bestaand persoon, die deserteerde en zich aansloot bij de Indonesische rebellen. Patrick werd echter gevangengenomen en zou daarna zijn omgekomen, toen het Nederlandse konvooi werd aangevallen door Indonesische pemuda’s. Maar zij vielen zwaarbewapende konvooien nooit aan. Hij is gewoon standrechtelijk geëxecuteerd. Dat gebeurde wel vaker. Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard.’

Dat Indonesië in opstand kwam en Suriname niet, heeft volgens Henk Bakboord ook met de andere context te maken. ‘De inwoners van Suriname, op de inheemsen na, werden naar Suriname toegebracht. Zwarte slaven uit Afrika, contractarbeiders uit India en Indonesië. Suriname was door Nederland gemaakt. Indonesië daarentegen kende al beschavingen voordat de Nederlanders er kwamen. De Nederlanders maakten gebruik van de etnische en sociale verdeeldheid van het land en speelden het spelletje van verdeel en heers handig uit. Er was veel haat tegen Nederlanders. En de Japanners hadden laten zien dat de Nederlanders niet onoverwinnelijk waren. Daarom namen de Indonesiërs na de Japanse overgave de wapens tegen Nederland op. Alles wat niet-Javaans was, was in de ogen van radicale nationalisten fout: de Nederlandse bezetters, Indische Nederlanders, de christelijke Molukkers die met de Nederlanders samenwerkten en de Chinezen die overal in het land winkeltjes hadden. En de interessante paradox is dat veel Nederlanders werden gered door de Japanse militairen, die Nederlandse burgers in de voormalige ‘Jappenkampen’ beschermden tegen het nationalistische geweld.’

Leo Bakboord heeft niet tegen de Indonesiërs gevochten. Hij had het ‘geluk’ dat hij licht gewond raakte aan zijn oog, nadat zijn geweer per ongeluk was afgegaan en er kruit in zijn oog kwam. ‘Mijn vader werd afgekeurd voor velddienst en werd radiotelegrafist. Hij was in Batavia, waar het relatief veilig was, en een tijdje in Bandung, waar het wel onrustig was omdat een deel van de stad in handen was van de nationalisten.’

‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft’

Een van de meest bijzondere gesprekken die Leo Bakboord had in Indonesië was met een Nederlandse officier, die zijn hart luchtte bij zijn Surinaamse ondergeschikte. ‘Hij vertelde dat de Indonesiërs de Nederlanders haatten, dat het kolonialisme ten einde was maar dat hij zelf niet van plan was om naar Nederland terug te gaan. De officier was in Indonesië geboren en getogen, praatte ook met een Indisch accent. ‘Ik ga niet weg’, zei hij tegen mijn vader. ‘Als de Indonesiërs mij neerschieten, dan moet dat maar.’ Hij vertelde mijn vader ook dat de ‘inlanders’ gelijk hadden. ‘Ga weg, dit is niet jouw strijd.’ Leo Bakboord besloot mede daarom in 1947 om naar Nederland te vertrekken. Hij werd eervol ontslagen uit het leger en keerde na een kort verblijf in Nederland naar zijn familie in Suriname terug.

Voor zijn boek maakte Henk Bakboord een reis naar Indonesië, om te proeven wat zijn vader in 1945 had ervaren. ‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft. Toen ik in een taxi zat, begon de chauffeur opeens Bahasa Indonesia tegen mij te praten, omdat hij dacht dat ik van Sulawesi kwam. Onze familie heeft Chinese roots, maar hoe dit precies zit dat weet ik niet.’

Enkele brieven van zijn vader heeft Henk nu gescand en naar het Verzetsmuseum gestuurd, voor een nieuwe expositie. ‘Het is uniek bronmateriaal. Er zijn veel Nederlandse briefwisselingen over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, maar nauwelijks Surinaamse brieven.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -