13.9 C
Amsterdam

‘Het slavernijverleden zit in mij’

Mariska Jansen
Mariska Jansen
Journalist & eindredacteur

Lees meer

Overal in het land is afgelopen zaterdag de afschaffing van de slavernij gevierd en zijn de slachtoffers herdacht met het festival Keti Koti. De Kanttekening sprak de initiatiefnemer van de Keti Koti-tafel, Mercedes Zandwijken.

Het is een niet meer weg te denken onderdeel van Festival Keti Koti: de Keti Koti-tafel. Keti Koti is Sranantongo voor ‘ketenen gebroken’. Zwarte en witte Nederlanders gaan met elkaar in gesprek over hoe de slavernij doorwerkt in de hedendaagse samenleving. Bedenker Mercedes Zandwijken organiseerde er dit jaar vier. ‘Eén van de redenen waarom ik met de Keti Koti-dialoogtafels begon, is omdat er alleen zwarte mensen naar de herdenking kwamen. Te gênant voor woorden. De burgemeester was er wel, de premier is ook wel eens gekomen, maar in de samenleving leefde het niet.’

Wat doe je aan een Keti Koti-tafel?
‘De tafel wordt geopend door een koor dat treurliederen zingt. Die werden al gezongen door onze voorouders als ze op het veld werkten of als er iets droevigs was gebeurd. Om de pijn van het verleden te verzachten, smeren we de pols van onze tafelgenoot, zwart bij wit en wit bij zwart, met een klein beetje kokosolie in. Dat symboliseert het wegwrijven van de pijn uit het verleden die in het heden nog gevoeld wordt. En we kauwen op een stukje bitter hout dat staat voor de bittere smaak van het slavernijverleden. Dan volgt een heel scala aan vragen over persoonlijke ervaringen met buitengesloten worden en discriminatie, maar ook over bijvoorbeeld witte privileges en het tonen van burgermoed. Zo krijg je een inkijkje in wat het betekent om zwart te zijn. Jij hoort misschien wel voor het eerst een zwarte vrouw vertellen over racisme. Wat dat met haar doet en met haar gezin. En omgekeerd krijgt zwart een inkijkje in wat het betekent om wit te zijn.’

Hoe kwam je op dit idee?
‘Mijn partner is joods. Toen ik voor het eerst bij hem aan de sedertafel zat, de traditionele maaltijd met Pesach, besefte ik het belang van het reflecteren op je geschiedenis. Eén van de rituelen is dat een kind vraagt ‘waarom zijn we hier bijeen?’ De vader of moeder vertelt dan over de slavernij drieduizend jaar geleden en de uittocht uit Egypte. Een ander ritueel is het eten van mierikswortel. Als je dat proeft springen de tranen je in de ogen want het is zo scherp. Het staat symbool voor de tranen die geplengd zijn door de voorouders die tot slaaf waren gemaakt. En toen ik dit zo meemaakte, besefte ik dat ik jaloers was. Ik had thuis ook over ónze slavernijgeschiedenis willen horen, maar er waren geen verhalen of rituelen om de slavernij te herdenken, er was niets.’

Werd in je familie niet over de slavernij gesproken?
‘Nee. Ik heb lang gedacht dat onze familiegeschiedenis pas in de Tweede Jan Steenstraat begon, waar ik ben geboren. Daar beginnen mijn familieverhalen. De aankomst van mijn ouders uit Suriname die zich er in 1960 vestigden. Nog een flard over de boottocht. Maar alles wat daarvoor gebeurde, ik weet het niet. Dat hoor ik ook van leeftijdsgenoten. Ik ben nu bijna zestig, zij hebben ook geen verhalen. Ik denk dat het is zoals bij de joodse gemeenschap na de Tweede Wereldoorlog. Je wilt niet meer terugdenken aan die pijnlijke vernederende geschiedenis. Daarom is er zo’n stilte ontstaan binnen de eigen gemeenschap. Natuurlijk hebben de witte Nederlanders het ook niet willen onthouden.’

Denk jij regelmatig aan de slavernij?
‘De psychiater Glenn Helberg heeft een keer gezegd ‘het slavernijverleden zit in mij’. Dat voel ik ook zo. Ik ben een sterke vrouw. Ik weet niet beter dan dat je altijd weer verder moet, dat heb ik meegekregen van mijn moeder, en zij van haar moeder. En dat geef ik ook weer door aan mijn kinderen. Al lag je te creperen op de grond, dat laatste suikerriet moest van het veld af. Als mijn voorouders niet opstonden, werden ze misschien doodgerammeld. En omdat je geacht wordt om heel sterk te zijn, word je ook niet zo gemakkelijk geliefkoosd. Mijn kinderen hebben ook wel eens gezegd ‘mam als wij vielen en onze knieën geschaafd hadden, dan had je daar bijna geen aandacht voor’. De Amerikaanse sociologe Joy Degruy doet onderzoek naar de trauma’s die van generatie op generatie worden doorgegeven binnen de zwarte gemeenschap. Er zijn zo veel patronen die terug zijn te voeren op de slavernij. Bij Surinaamse Nederlanders is het niet ongebruikelijk om tijdens de opvoeding de wil van het kind te breken. Ze eisen extreme gehoorzaamheid. Als een slavenhouder zegt, die vruchtenboom daar, aan het eind van de middag liggen alle vruchten in deze mand, dan kun je niet zeggen bekijk het even, doe het zelf. Maar zo’n opvoeding gaat ten koste van je autonomie en zelfontwikkeling. Het maakt het moeilijk om je later te manifesteren. Het stereotypebeeld van de Surinaamse moeder die schreeuwt tegen haar kinderen, dat bestaat echt helaas. Het heeft onder andere te maken met dat Surinaamse mensen aan het eind van de werkdag in wilde paniek en angst de namen van hun kinderen schreeuwden. Elke dag als ze terugkwamen van de velden kon hun kind verkocht zijn.’

Hoe vind je dat de buitenwereld omgaat met het slavernijverleden?
‘Hoe langer ik met dit onderwerp bezig ben, hoe sterker ik er een gevoel van vervreemding door krijg. Ik heb het gevoel te moeten knokken om een stuk van mijn identiteit te mogen adresseren binnen de samenleving. Met de kans dat je daarop aangevallen of afgerekend wordt. Sylvana Simons is daar een voorbeeld van. Je mag wel meedoen in Nederland, maar je mag geen opinie hebben die de geschiedenis benoemt zoals die werkelijk is.’

Waarom leeft de herdenking van de slavernij niet zo?
‘Het wordt niet onderwezen, de overheid vindt het niet belangrijk. In Nederland zijn er zo’n drieduizend monumenten om de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Daarvoor zijn er allerlei fondsen en speciale instellingen in het leven geroepen. Dat heeft te maken met invloed en macht en met het feit dat we slachtoffers waren. Geen daders zoals bij de slavernij. De daderrol herdenk je liever niet.’

De meeste Nederlanders zullen zich geen dader voelen. Ze hebben geen link met de slavernij, hun voorouders waren geen slavenhandelaren.
‘Nee, maar we plukken wel de vruchten van de welvaart uit die periode. We hebben een enorm kapitaal weten op te bouwen door de koloniale handel in kruidnagel, nootmuskaat, koffie en cacao. Hele gebieden zijn leeggeroofd.’

Moet de overheid haar excuses aanbieden voor de slavernij?
‘Ja, ik vind van wel. Dat is beschaafd.’

En herstelbetalingen?
‘Ik vind het belangrijk dat er iets wordt neergezet dat symbool staat voor die herstelbetaling. Als ik kijk naar de joodse gemeenschap, daar was na de Tweede Wereldoorlog een enorme behoefte aan traumabehandeling. Daarvoor is destijds onder andere het Joods Maatschappelijk Werk opgericht. Joden mochten tegen vergoeding in psychotherapie. Ook de derde generatie maakt daar nog gebruik van. In de zwarte gemeenschap worden ook nog steeds trauma’s doorgegeven. Dat heeft een verwoestende werking op hoe zwart en zwart en zwart en wit met elkaar omgaat. Ik zou het heel erg aanmoedigen als er een instituut voor geestelijk maatschappelijk werk voor zwarten zou komen. Om voor die pijn, waar veel zwarte mensen nog mee rondlopen, een adequaat hulpverleningsaanbod te hebben.’

Wat bedoel je met verwoestende werking?
‘Samenwerken tussen zwarte mensen onderling is een probleem. Er is een gebrek aan vertrouwen. Tijdens de slavernij waren er veel rangen en standen. De lichtgekleurden mochten binnen werken, de donkere mensen zwoegden op het veld. Later in de koloniale tijd zaten de lichtgekleurden op kantoor en werkten de zwarten in de wasserij. Er is veel jaloezie. Dat komt ook omdat er maar mondjesmaat zwarte mensen worden toegelaten in het establishment van de samenleving. Als het een zwart persoon lukt om op een plek te zitten die van enige macht en invloed is, dan voelt hij de ogen in de rug. We vinden het lastig elkaar te steunen in moeilijke tijden. De zwarte samenleving is voor een deel ontwricht geraakt en gebleven. Eénoudergezinnen, Surinaamse moeders die in hun eentje de kinderen grootbrengen, dat heeft ook zijn oorsprong in die slavernij.’

Wat is het verband?
‘Er mocht geen gezinsvorming plaatsvinden in de plantage-economie. Dat zou de tot slaaf gemaakten moeilijk aanstuurbaar maken en ten koste gaan van de productiviteit. Mannen moesten weer kinderen maken bij andere vrouwen om het aantal slaven te vergroten. De zwarte man was een werktuig. Die hele identiteit van de verantwoordelijke vader werd kapotgemaakt of niet tot wasdom gebracht. Dat is van generatie op generatie overgegaan. Ik vind het verdrietig dat die gezinsstructuur zo is geworden. Ik zeg niet dat het nucleaire man-vrouw-gezin alles is, maar een vader die niet aanwezig is bij de opvoeding van zijn kinderen stamt echt uit die periode.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -