3.8 C
Amsterdam

‘Het wantrouwen jegens moslims is overheidsbeleid geworden’

Mariska Jansen
Mariska Jansen
Journalist & eindredacteur

Lees meer

We denken en reageren in Nederland op moslims alsof het nog 2004 is. In dat jaar werd filmmaker Theo van Gogh vermoord en konden islamitische gelovigen geen goed meer doen. Maar we zijn bijna twintig jaar en een generatie verder. ‘Tijd om de islam als een gewone godsdienst te beschouwen’, vindt hoogleraar Maurits Berger.

Eigenlijk is het gek dat we het hebben over ‘moslims’, vertelt Maurits Berger. ‘Het is niet gebruikelijk om een geloof te vermelden als we iemand aanduiden. We spreken ook niet vaak over christenen, joden of boeddhisten.’ Dat we dit toch doen, begon volgens Berger, hoogleraar Islam in het Westen aan de Universiteit Leiden, in de jaren negentig. Toen hadden we het opeens niet meer over Turken en Marokkanen als gastarbeiders maar over moslims als aparte groep in de samenleving.

‘Ik vond dat onprettig, ik wilde helemaal niet over mede-Nederlanders denken in termen van geloof’, herinnert Berger zich. Onlangs verscheen bij uitgeverij Pluim zijn nieuwe boek 2004 de toekomst van islam in Nederland waarin hij onderzoekt welke positie de islam in ons land inneemt.

‘De nadruk die de buitenwereld op hun geloof legt, is door Turkse en Marokkaanse Nederlanders overgenomen. Ze gingen zichzelf ook zo noemen. Zo ontstond de stam der moslims in Nederland’, zegt Berger. ‘Autochtone Nederlanders wilden alles weten van deze nieuwe godsdienst. Zij verwachten dat de islam kan verklaren wie deze Turkse en Marokkaanse Nederlanders zijn en hoe ze denken – maar dat is meestal niet zo.’

U maakt een onderscheid tussen islamitische Nederlanders en moslimse Nederlanders.

‘Het is vergelijkbaar met het woord joden. Dat kun je schrijven met een klein letter j of een hoofdletter. De eerste groep zijn mensen die ook echt gelovig zijn, bij de tweede groep is religie meer iets cultureels. Ik maak een soortgelijk onderscheid omdat we de afgelopen dertig jaar steeds meer gefocust  zijn op het islamitische geloof. We denken dat als we moslims willen begrijpen, we ons in de islam moeten verdiepen. Maar er zijn genoeg moslimse Nederlanders die zeggen: ‘Ik noem mij wel moslim maar heb niet zoveel met geloof’. Het is net als bij mensen die zichzelf Joods noemen. Ik ken er genoeg die niet gelovig zijn.’

Berger beschrijft in zijn boek de komst van honderdduizend Turkse en Marokkaanse mannen naar ons land in de jaren zestig. In de jaren zeventig en tachtig volgen hun gezinnen. Dan begint ook direct de discussie over hun integratie. Maar die wordt op dat moment vooral als een sociaal-economisch thema gezien, schrijft Berger. Pas in de jaren negentig worden het overnemen van de Nederlandse cultuur, waarden en tradities belangrijk gevonden. Dan ontstaat er ook spanning in de samenleving en wordt de aandacht versmald van migranten naar moslims.

‘Nederlanders van autochtone komaf raken in de ban van de islam, terwijl maar 5 tot 6 procent van de Nederlanders moslim is. Ik noem die buitensporige aandacht de islamisering van Nederland’, zegt Berger.

Je hoort moslimse mensen van een jaar of veertig vaak over de periode voor 11 september 2001. Het zou toen zo vredig zijn in Nederland en hun geloof was geen onderwerp van discussie.

‘Ja, die geluiden hoor ik ook. Mensen zouden zoveel aardiger en toleranter zijn jegens moslims maar dat klopt niet. Voor 11 september waren die spanningen rond de islam er eigenlijk ook al.’

Maar waarom kijken zij daar dan zo anders naar?

‘De aanslagen in New York en Washington zijn aanwijsbare gebeurtenissen. Maar die vonden in de Verenigde Staten plaats, niet hier. Ze hadden hier zeker impact. Veiligheidsdiensten gingen aan de slag, moslims werden nog meer onder een vergrootglas gelegd. Maar voor mijn boek ben ik de geschiedenis ingedoken en heb ik alle gebeurtenissen op een rijtje gezet. Dan blijkt dat vooral 2004 een roerig jaar was.’

Wat is er toen gebeurd?

‘Je kunt beter zeggen: wat niét? Het meest bekend is de moord op Theo van Gogh door een moslim-extremist op 2 november. Maar liefst vier rapporten verschenen over moslims, integratie, radicalisme, normen en waarden. Er waren geloofsgerelateerde rechtszaken, brandstichtingen en vernielingen bij moskeeën en islamitische scholen. Er was de aanslag van Al Qaida op treinen in Madrid. De film Submission van Ayaan Hirsi Ali en Theo van Gogh werd op tv vertoond. Geert Wilders richtte de PVV op. Radicale imams werden het land uitgezet. Dat zijn veel gebeurtenissen. Het leek wel een achtbaan. Er was amper tijd om te bevatten wat er aan de hand was. Voortdurend kwam er weer iets anders overheen denderen.’

U noemt 2004 een trauma.

‘Ik vind het typisch dat we geen heldere herinneringen aan die periode lijken te hebben. Dat kan ik maar op één manier verklaren. We hebben collectief een trauma opgelopen. Kenmerk van een trauma is dat je geen heldere herinnering aan de pijnlijke gebeurtenis hebt, maar er nog steeds op reageert. Wat ik betoog in mijn boek, is dat we nog steeds reageren alsof het 2004 is, alleen hebben we dat niet door.’

Spreekt u nou vanuit het perspectief van moslims of niet-moslims?

‘Van niet-moslims. Ik denk dat hun denken over moslims en de islam is gestagneerd. Terwijl moslims zelf een enorme ontwikkeling hebben doorgemaakt. Er is een soort parallelie ontstaan, die niet alleen pijnlijk is, maar ook verontrustend.’

Hoe ziet die parallelie eruit?

‘In de samenleving wordt over moslims gedacht op een manier die niet meer correspondeert met de werkelijkheid. We praten nog in 2004-termen over mensen die al twintig jaar verder zijn. Er is alweer een volgende generatie die veel zelfbewuster is als het gaat om hun islamitische identiteit en de invulling ervan.

‘De overheid institutionaliseert achterhaalde ideeën over moslims’

‘Sinds 2004 wordt het salafisme – een conservatieve stroming in de islam – gezien als een potentieel gevaar voor onze samenleving. Salafisme betekende toen een wat zwart-witte manier van omgaan met islam. Maar zo is dat nu niet meer. Dat zie ik ook bij mijn studenten. Sommigen denken op een bijna puriteinse manier na over de islam, maar dat is geen radicalisering. Weer anderen vinden dat bijna juridische denken over islam, wat wel en niet mag, onzin. Zij zijn meer bezig met mystiek en soefisme.

‘Het probleem is dat een instelling als de AIVD nog wel met die oude opvatting van salafisme werkt. De overheid institutionaliseert achterhaalde ideeën over moslims. Het is een soort mammoettanker die niet van koers verandert. Dat werkt door naar de samenleving. Veel niet-moslimse Nederlanders hebben die achterhaalde opvattingen ook in hun hoofd.’

Hoe gaat het met Nederland en de verhouding tot moslimse mensen?

‘Het gaat al heel lang niet goed. Het wantrouwen uit 2004 jegens moslims en de islam is overheidsbeleid geworden. We hebben net de Toeslagenaffaire gehad, nu komt de ‘giftenaftrekaffaire’ eraan. Vorig jaar bleek dat de fraudeafdeling van de Belastingdienst moslims en islamitische instellingen controleert op giften. Andere gelovige groepen en gebedshuizen worden niet gecontroleerd. De controle is puur op moslims gericht.

‘Dan is er nog de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), die financiële instellingen onder druk zet om op te treden tegen fraude en witwassen. Ik heb vrienden en kennissen die als gelovig moslim tijdens de ramadan een groot bedrag geven aan de moskee. Zij horen vervolgens van de bank dat hun bankrekening is bevroren. Ze komen vanwege die gift op een fraudelijst van de bank. Hebben we wel door wat dat met iemand doet? Dit is het topje van de ijsberg.’

Wat moeten we doen?

‘Ten eerste moeten we de islam als een godsdienst als alle andere gaan beschouwen. Je komt er orthodoxe mensen tegen waar je misschien niet zoveel mee hebt. Er zijn gelovigen die zich afzijdig houden van de samenleving. Je hebt er mensen die met beide benen op de grond staan en willen meedoen met het land of de politiek. Net als gelovige joden en christenen.

‘Ik denk dat moslims heel Nederlands zijn’

‘Het tweede is dat we ons veiligheidsdenken onder de loep moeten nemen want dat staat nog steeds in de 2004-modus. Een kernbegrip in dat denken is ‘anti-integratief gedrag’.  Maar we zijn al generaties verder. Het is een beetje gek om nu nog over integratie te praten. Ik vraag me dan af: hebben jullie het nou ook over de Chinese of de joods-orthodoxe gemeenschap? Nee daar hebben ze het niet over. Kom uit die groef van 2004.’

Hoe ziet u het samenleven van moslims en niet-moslims. Gaat het daar wel beter mee?

‘Nee, ik vind van niet. Ik geef veel lezingen aan militairen en diplomaten, en in buurthuizen en bibliotheken. Daar krijg ik nog steeds dezelfde vragen. ‘Waarom nou die hoofddoek?’ en ‘Waarom doen ze niet gewoon mee?’ Ze vinden vaak dat moslims zo slecht tegen kritiek kunnen, en dan gaat het over het afbeelden van de profeet. Maar wat ze echt heel zorgelijk vinden, is dat moslims hun geloof opdringen.’

Doen ze dat?
‘Nee, ik denk dat moslims heel Nederlands zijn, in de zin van, luister jij hoeft geen moslim te zijn maar ik ben het wel. Ik heb het recht om daar vrijelijk mee om te gaan, zoals het recht om een school te stichten. Gewone eisen die iedere Nederlander stelt om te kunnen zijn wie hij wil zijn. Maar die worden bij moslims als eisen van buitenstaanders gezien.’

De gewone mensen moeten ook veranderen, net als de instituties?

‘Het is een kwestie van bewustzijn, beseffen hoe we met islamitische mensen omgaan. Als we praten over inclusiviteit en non-discriminatie, dan gaat het nog steeds over mensen met een migrantenachtergrond. Dat betekent dat die ander toch nog een buitenstaander is. Mijn familie is vier generaties geleden uit Duitsland gekomen. Van mij wordt nooit gezegd dat ik een migratieachtergrond heb. Ik ben een Nederlander.’

Er zijn jongeren van de derde, vierde generatie, die zich vooral als Marokkaans zien. 

‘Ja, vooral bij jonge mensen is identiteit het grote ding. Dat is altijd zo geweest, niet alleen met afkomst. Sommigen verklinken zich met gender of lhbtq. Fluide identiteiten zijn typisch van deze tijd. Daar moeten we ons niet zoveel zorgen om maken. Dat is ook een typisch Nederlandse vraag, wat ben jij nou precies? We willen dat er een keuze wordt gemaakt. Ben jij nou Marokkaans of ben jij nou Nederlands?  Maar het antwoord is en-en. Dat is misschien ook een leerproces waar we als samenleving doorheen moeten. Het wennen aan een nieuwe situatie die er al jaren is.

‘Ik maak mij zorgen omdat de schijnwerpers constant op moslims zijn gericht. Als zij het idee houden dat er sprake is van meten met twee maten, vanwege hun geloof of omdat ze een kleurtje hebben, kunnen ze zich van de samenleving afkeren. Juist omdat deze groep mensen meer Nederlands is dan ooit, lopen we een groter risico op radicalisering. Ze worden hier echt heel boos van. Waarom word ik zo anders behandeld? Waarom dat toontje, waarom die vragen? Waarom heb ik last bij de bank en al die andere Nederlanders niet? Dat zet kwaad bloed. Dat is mijn ongerustheid.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -