Zohra Moallemzadeh heeft het ondanks tegenslagen geschopt tot huisarts. Daarnaast heeft ze een studentenvereniging opgericht voor Afghaanse Nederlanders. De Kanttekening sprak haar over de Afghaanse gemeenschap in Nederland.
Nederland telt naar schatting ruim 40.000 mensen met een Afghaanse afkomst. Eén van hen is Zohra Moallemzadeh, 31 jaar uit Zoetermeer. Ze is huisarts, docent Klinisch Redeneren aan de Erasmus Universiteit en oprichter van Aria Students, een studentenvereniging voor studenten met een Afghaanse achtergrond. In 2008 werd ze uitgeroepen tot meest excellente student van Nederland, door de Echo Foundation, een landelijk kennis-, advies- en innovatiecentrum.
Op elfjarige leeftijd vluchtte Moallemzadeh samen met haar ouders, broers en zussen naar Nederland. De integratie liep goed en de Nederlandse taal had ze al snel onder controle. ‘Ik denk dat Afghanen redelijk vlot integreren. We weten dat als wij een toekomst willen opbouwen in Nederland, dat we moeten integreren.’ Toch voelde het soms ook alsof ze in twee werelden leefde. ‘Thuis was ik de Afghaanse Zohra en buiten de Nederlandse Zohra. In onze cultuur is het bijvoorbeeld onbeleefd als je iemand in de ogen aankijkt, terwijl dat in Nederland juist gewenst is. Als kind zijnde had ik daar moeite mee.’ Ook had ze het wel eens moeilijk op de arbeidsmarkt. ‘Ondanks het feit dat ik redelijk Nederlands sprak en goed mee kon, werd ik bij sollicitaties geweigerd. Zo heb ik ooit gesolliciteerd bij een callcenter. Bij de kennismaking zeiden ze dat mijn hoofddoek niet bij het werk paste.’ Daar werd ze wel eens moedeloos van. ‘Als je een andere afkomst hebt dan sta je met tien punten achter. Je wilt jezelf bewijzen. Hierdoor krijg je een drang naar perfectionisme.’
Al op vroege leeftijd wist ze dat ze arts wilde worden. ‘Ik heb een afkeer gekregen van alles wat een grens aangeeft. Arts zijn betekent dat je overal in de wereld kan werken. Daarnaast kan je je dienstbaar opstellen. Ik ben praktiserend moslima, dienstbaarheid is voor mijn geloof erg belangrijk.’ De weg naar huisarts ging niet zonder slag of stoot. ‘Op de lagere school had ik een hoge citoscore, toch kreeg ik een vmbo-advies van de juffrouw. Ik heb geprotesteerd en haar huilend gesmeekt of ik de havo mocht doen, maar ze dacht dat ik het niet kon.’
Toen de familie ging verhuizen van Leerdam naar Delft was er daar op school geen plek meer op het vmbo. Moallemzadeh werd tijdelijk op de havo geplaatst, maar wist binnen zes maanden door te stromen naar het gymnasium. ‘Mensen stonden ervan te kijken. Tegenwoordig is dat beeld voor een groot deel gekanteld. Wij Afghanen zijn erg gesteld op onze studie. Qua opleiding staan we op de tweede plaats van niet-westerse allochtonen. Ik denk dat dit komt omdat we dit gemist hebben in ons eigen land en we iets willen maken van onze toekomst.’
Op de Erasmus Universiteit viel het haar op dat er op de medische faculteit veel Afghaanse Nederlanders studeren. ‘Ik vond dat we daar iets mee moesten doen. Daarom heb ik samen met iemand anders Aria Students opgericht, een vereniging voor Afghaanse studenten. Er moest iemand zijn om die krachten te bundelen en om connecties te leggen.’ Daarnaast wilde ze ook iets voor Afghanistan doen. ‘Je kunt veel Afghanen bij elkaar brengen door te vragen of ze iets voor Afghanistan willen doen. Er worden veel initiatieven genomen. Dat is kenmerkend voor Afghanen. Zij gaan niet stilzitten.’
Het was een drukke studententijd voor Moallemzadeh, maar toch heeft ze daar geen spijt van. ‘Ik heb de beste tijd van mijn leven gehad en zoveel mogelijk plezier gemaakt. Afghanen zijn hele gezellige mensen. Als een club bij elkaar zit is er altijd muziek en eten bij.’ Toch was het ook hard werken met veel nevenactiviteiten en drie verschillende bijbaantjes. ‘Afghanen deinzen niet terug voor hard werken. We zijn erg gefocust op ons doel. Hierdoor kunnen we ook wel eens op de achtergrond raken, maar die rust koesteren we. We hebben heel veel jaren van onrust en oorlog meegemaakt.’ Toch zijn er ook andere kanten. Vanuit haar eigen ervaring kan ze hier iets over zeggen. ‘Toen ik de prijs van Echo Foundation had gewonnen, verwachtte ik positieve reacties. Tot mijn verbazing kwam ik toen misgunnende reacties tegen op Afghaanse fora. Bijvoorbeeld dat ik de prijs niet verdiende. Afghanen zijn erg gevoelig en temperamentvol. We kunnen opeens een uitbarsting van emoties hebben.’
Moallemzadeh ervaart het als een luxe om twee verschillende culturen te hebben. ‘Ik ben een trotse Nederlander, maar ook een trotse Afghaan.’ Ze probeert van allebei de culturen iets moois mee te nemen. ‘Ik ben erg tijdsbewust, dat is heel Nederlands. Ik ben erg gastvrij, dat is weer heel Afghaans.’ Zelf wil ze hier niet meer weg. ‘De afgelopen twee jaar heb ik grondig onderzocht in welke landen ik zou willen werken. Hoe meer ik op onderzoek uitging, hoe meer ik besefte dat ik in Nederland wil blijven.’ Ze denkt dat dit voor de meeste Afghanen geldt. ‘Ik denk dat 99 procent dankbaar is hier te mogen zijn en blij is hier te wonen. Al zijn er ook mensen die veel tegenslagen hebben gehad en daardoor een beetje ‘Nederland-moe’ zijn.’ Voor de toekomst verwacht ze een tweedeling onder Afghaanse Nederlanders. ‘Het zal een splitsing zijn tussen mensen die hun roots gaan loslaten en mensen die wat gematigder van beide culturen iets proberen te maken.’ Haar tip is: ‘Probeer een mooie mix te maken van beide culturen. Als ik niet vrij was geweest om een Afghaans-Nederlandse moslima te zijn, dan zouden mijn roots wankel zijn. Dan was ik zeker geen huisarts geworden.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!