‘Ik ben niet loyaal aan Nederland, omdat ik een Nederlands paspoort heb. Ik ben loyaal aan Nederland, omdat mijn leven hier is. Ik wil dat het goed gaat met Nederland, want als het goed gaat met Nederland, gaat het goed met mij.’
Babah Tarawally ontvluchtte in 1995 het oorlogsgeweld in Sierra Leone en zat in Nederland zeven jaar lang in een asielprocedure. Onlangs kwam zijn derde boek Gevangen in zwart-wit-denken uit, waarin hij een inkijkje geeft in zijn diverse wijk in Utrecht. De Kanttekening sprak Tarawally, onder meer over loyaliteit, identiteit, samenleven en de Afrikaanse islam.
U doorstond in Nederland een asielprocedure van zeven jaar. Hoe kwam dat? Waarom duren asielprocedures hier vaak zo lang?
‘Ik ben in 1995 naar Nederland gekomen, toen Sierra Leone weinig bekend was voor Nederland. Er was geen belang voor Nederland. Engeland, waar Sierra Leone een kolonie van was, heeft meer met Sierra Leone. Mensen die naar Engeland vluchten, krijgen iets makkelijker een verblijfsvergunning dan mensen die naar Nederland vluchten. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst, red.) wist niet zo veel over Sierra Leone. Ze kon de verhalen over wat daar gebeurde niet goed verifiëren; de oorlog daar was niet echt ‘gevaarlijk’ volgens de IND.
Oorlogen worden, jammer genoeg, pas erkend als veel mensen zijn gedood en wanneer het op veel nieuwsbronnen komt. Ik denk dat de oorlog in Sierra Leone pas serieus werd genomen toen een Nederlands echtpaar vermoord werd – een pastoor en zijn vrouw. Toen pas werd Nederland wakker. Daarna was er ook een tijd dat de oorlog heel grimmig werd, toen dingen als handen afhakken voorkwamen. Toen pas werden landen wakker.
Ik heb inderdaad zeven jaar in een asielprocedure gezeten. De IND hoopte dat de oorlog in Sierra Leone zou aflopen, zodat ik weer teruggestuurd kon worden. Dan moet je wachten op een zogeheten ambtsbericht uit dat land. Elke keer wanneer een vredesakkoord tussen de rebellen en de overheid werd gesloten, was dat een aanleiding voor de IND om een negatief besluit af te geven, om te zeggen ‘er is weer vrede, je mag terug naar je eigen land’. Maar de vrede duurde niet lang, na twee weken begon de oorlog weer. Dat betekende dat ik nog langer in Nederland kon blijven en nog weer langer, zo ging dat door. Uiteindelijk heb ik een verblijfsvergunning gekregen.
Waarom asielprocedures over het algemeen lang duren, is moeilijk te zeggen. Dat verschilt per situatie. Het feit dat een land bereid is een verblijfsvergunning af te geven is een politiek besluit. Het heeft niet persé te maken met het persoonlijke verhaal van de asielzoeker. Bepaalde landen krijgen voorrang als blijkt dat er een politiek belang is. Ik heb het gevoel dat er bijvoorbeeld met Eritrea een politiek belang speelt, daarom krijgen veel Eritreeërs hier een status. Dat geldt ook voor Syrië. Veel Afghanen krijgen geen status, dat heeft ook te maken met politiek belang. Ik heb het gevoel dat er dus altijd een politieke reden is waardoor de individuele verhalen niet serieus worden genomen.
In mijn boek Gevangen in zwart-wit-denken vertel ik dat mensen uit Afrika niet zo snel een status krijgen, maar mensen uit Arabische landen wel. Dat had puur te maken met het feit dat Nederland bijvoorbeeld betrokken was bij de oorlog in Irak. Misschien heeft Nederland dan een soort schuldgevoel waardoor het denkt ‘we moeten iets doen voor die mensen, want wij hebben daar de brand gebracht, dus moeten we de mensen hier ontvangen’. In Sierra Leone heeft Nederland eigenlijk niets. Het enige belang dat we daar hebben is Heineken, voor de rest hebben we er niet echt belangen. Dat kan een redenering zijn. Maar je komt nooit echt te weten wat de precieze redenen zijn.’
Denkt u dat ook dingen als vooroordelen, argwaan en wantrouwen meespelen in het afwegingsproces en dat daarom een definitief besluit zo lang op zich laat wachten? Natuurlijk is het begrijpelijk dat deze dingen, zeker in deze tijden van onzekerheid en spanningen, een rol spelen, maar in hoeverre speelt dat en kunnen we de verantwoordelijke overheden iets aanrekenen?
‘Dat speelt zeker een rol in je verhaal. De ambtenaar is ook maar een mens, geen computer die besluiten neemt. Een menselijk besluit is altijd gevoelig voor vooroordelen, argwaan en wantrouwen. De IND dacht bijvoorbeeld dat ik kwam om rijk te worden. Want ik zou geen belang hebben voor Nederland, ik zou hier zijn om te werken, om geld te verdienen. Dat is een oordeel dat ook beïnvloed is door de geschiedenis; de gedachte dat mensen uit Afrika arm zijn en hier alleen maar naartoe komen om geld te verdienen.’
Wanneer je luistert naar sommige mensen, zoals politici, lijkt het alsof je altijd een kant moet kiezen. Islam of het Westen, Turkije of Nederland, blijven of vertrekken. Het lijkt altijd of-of en nooit en-en. Dan worden termen als loyaliteit, dubbel paspoort en ‘onze’ identiteit en cultuur uit de kast gehaald. Hoe kijkt u naar dit soort discussies?
‘Dit soort dingen wordt zo nu en dan geroepen om bepaalde groepen mensen af te weren, vooral mensen uit islamitische landen. Er is geen probleem met een dubbel paspoort of dubbele nationaliteit. Een paspoort is een officieel document, het is niet je identiteit. Het is een juridisch document en maakt het makkelijker om te reizen. Als je een paspoort hebt van meerdere landen, maakt dat het makkelijker om bindingen aan te gaan met de verschillende landen. Dat moet kunnen en heeft niets met loyaliteit te maken.
Ik ben niet loyaal aan Nederland, omdat ik een Nederlands paspoort heb. Ik ben loyaal aan Nederland, omdat mijn leven hier is. Ik wil dat het goed gaat met Nederland, want als het goed gaat met Nederland, gaat het goed met mij. Ik heb een belang in Nederland, ik verdedig Nederland, want ik weet dat ik hier mijn vrijheid heb, dat er dingen zijn waarvan ik geniet en waarvan ik niet wil dat ze verdwijnen. Ik ben maatschappelijk betrokken en lever een bijdrage aan Nederland, om ervoor te zorgen dat dit land vooruit gaat en niet achteruit. Want achteruitgaan betekent dat mijn kinderen het moeilijker krijgen. Met elkaar, samen proberen er het beste van te maken in dit land, zodat de volgende generaties het beter kunnen doen dan wij. Dat is mijn uitgangspunt.
Wil ik dat ook voor Sierra Leone, waar mijn familie en vrienden wonen? Natuurlijk wil ik dat. Wil ik dat het ook goed gaat met Afrika? Natuurlijk. Dus het gaat niet alleen om loyaliteit van ‘omdat ik hier woon en mijn geld verdien’. Het moet gaan om waar je toekomst ligt, waar je ook een bepaald soort binding en gevoelens mee hebt. Er zijn in Sierra Leone heel veel mensen die Ajax, Manchester United of Barcelona steunen. Ze zijn meer voor Ajax dan voor hun lokale team. Je moet eens zien hoeveel jongeren zo erg bezig zijn met voetbal. Als je Barcelona naast hun eigen lokale team zou neerzetten, gaan ze voor Barcelona. Dus het is een menselijk gevoel.’
Wat is volgens u ‘de’ Nederlander of ‘een’ Nederlander of hoe zou die moeten zijn? Bestaat die wel?
‘Nederlander zijn is een soort juridische term. Ik voel me meer Utrechter dan Nederlander. Ik voel me meer iemand die hier in de wijk woont – Lombok, Oog in Al (wijken in Utrecht, red.) – dan iemand in Utrecht. Ik voel me beter in mijn straat dan in Lombok of Oog in Al. Dus hoe dichter bij mij, hoe meer mijn belonging – dat ik ergens bij hoor. Ik deel misschien niet dezelfde mening als veel mensen in Limburg, Maastricht of Brabant. Het is allemaal Nederland, maar het enige wat wij delen is een juridisch document, het feit dat we Nederlander zijn. Dat kunnen we uiten wanneer er een voetbalwedstrijd is, dan kunnen we allemaal achter Oranje staan. Maar wanneer mijn wijk wordt bedreigd, dan gaat het niet om Nederland, maar om het belang van mijn wijk. Wanneer mijn straat wordt bedreigd, gaat het om mijn straat, mijn buren, dat zijn belangrijke mensen voor mij. Contact hebben met de mensen om je heen – dat zijn de mensen die ik op dat moment belangrijker vind dan iemand in Maastricht. Zo gaat dat nu eenmaal. Laten we Nederland houden als juridische titel. En natuurlijk, als Nederland van buitenaf wordt bedreigd, dan zijn we allemaal Nederlander. Wanneer Nederland voetbalt, zijn we allemaal Nederlander. Wanneer Nederland verliest, treuren we allemaal.’
In Gevangen in zwart-wit-denken schrijft u dat de multiculturele volksbuurt u goed bevalt, beter dan de nieuwbouwwijk waar u heeft gewoond en waar u, als zwarte bewoner, ‘opviel’. Draagt het wonen in ‘exclusieve’ wijken, zoals Vinex-wijken of ‘witte’ wijken, bij aan verdeeldheid in de samenleving, aan gevoelens van angst, argwaan of het ‘onbekend maakt onbemind’-idee?
‘Het ergste zou zijn als er een verdeling wordt gemaakt op economisch vlak, tussen arm en rijk. Dan gaan we wonen in getto’s, terwijl rijke mensen andere voorzieningen hebben, en dan wordt het verschil tussen arm en rijk groter. Als je dat zo duidelijk maakt, creëer je verdeeldheid in de samenleving. Dat ik me veel meer op mijn gemak voel in Lombok of Oog in Al heeft te maken met de diversiteit, de mensen. Dat je erkend wordt op straat, dat ik kan ‘verdwijnen’ in de zin dat niemand op mij let, omdat ik zwart ben. Dat was zo in mijn vorige wijk, waar ik één van de weinige zwarte mensen was. Daardoor gingen mensen denken ‘misschien heeft hij het huis niet gekocht, maar voor niets gekregen, want zwarte mensen kunnen zulke huizen niet kopen’.
Ik heb er geen probleem mee als mensen er voor kiezen om in een bepaalde wijk te wonen, omdat ze het daar prettig vinden. Wat niet moet gebeuren is dat, wanneer een bepaalde wijk wordt betreden door mensen van buitenlandse komaf of met een andere kleur, de ‘witte’ Nederlanders die daar wonen, gaan verhuizen in plaats van de confrontatie aan te gaan en de buren te leren kennen. Ze doen geen moeite, maar gaan verhuizen. Het moet niet gebeuren dat je dan hoort ‘wat vreselijk hier, die buitenlander’. Bepaalde wijken worden dan goedkoper, omdat niemand er wil wonen. Dat is gewoon triest, we moeten de confrontatie met elkaar aangaan.
Dat schrijf ik ook in mijn boek, over mijn buren hier. Bijvoorbeeld een Marokkaanse buurman, een wat oudere meneer die ‘s nachts ging klussen en boren. Een wit stel kwam naast hem wonen en had daar last van. Ze vroegen mij of ik er geen last van had en ik zei ‘ik hoor niets, want ik slaap lekker’. Een keer heb ik gewacht tot in de nacht en ik hoorde inderdaad geluiden. Ik belde aan bij de buurman en zei ‘je bent aan het boren’, waarna hij zei ‘dat klopt, maar ik dacht dat jullie niets hoorden, omdat jullie slapen’. Dat vertelde ik de volgende dag aan het witte stel; zij moesten lachen en zeiden ‘zo hadden we het nooit bekeken’. Als zij de moeite hadden genomen om met die man te praten, hadden ze geweten waarom hij ‘s nachts boort en niet overdag. Want hij denkt ‘overdag zijn de mensen wakker en ik wil ze niet storen’.
Durf gewoon met je buren te praten, durf mensen aan te spreken. Niet op een manier van ‘ik ben beter dan jij’, maar gewoon als mens. Als we elkaar zien als mens, onze humane kant laten zien, dan zie je het verschil niet meer tussen kleur, achtergrond of economische toestand.’
U bent islamitisch. Moslims uit Sierra Leone, evenals Sierra Leoners in het algemeen, zijn relatief onbekend, maar het is bekend dat de Afrikaanse islam veel elementen van lokale traditionele cultuur en gebruiken bevat. Wat kunt u zich nog herinneren van uw tijd in Sierra Leone?
‘Wat de Afrikaanse islam anders maakt dan de islam in Arabische landen is het feit dat er in Afrika nog steeds veel animisme is (een natuurgodsdienst waarbij geesten- en voorouderverering belangrijk zijn en waarbij geloofd wordt in het bestaan van goede en kwade geesten, die aanwezig kunnen zijn in onder meer dieren en gebruiksvoorwerpen, red.). Er is een verschil tussen religie en spiritualiteit. Spiritualiteit is dat je in je eigen ervaringen gelooft, religie is dat je gelooft in de ervaringen van iemand anders. Afrikanen zijn spiritueel; de eigen ervaring is sterker, want mensen zien iets, voelen iets. Dat speelt een grote rol in hoe ze naar de wereld kijken. Stel dat iemand zegt ‘vannacht zag ik dat ik bezoek kreeg van mijn voorouders’, fantastisch toch? Dat is een beleving en dat kunnen we niet ontkennen. Je kunt moslim zijn, maar daarnaast ook spiritueel zijn – dat is de mix die Afrikanen hebben. Als je Afrikanen vraagt om islam en christendom, dan vraag je ze hun eigen ervaringen te ontkennen en de ervaringen van Jezus of Mohammed te geloven.
Toen ik klein was ging ik met mijn moeder naar de maraboet, een soort medicijnman en wat we hier een psycholoog zouden noemen. Je vertelt hem je problemen en hij vertelt hoe je daarmee om kunt gaan. De maraboet ziet dingen en vertelt hoe je met je leven moet omgaan, maakt voor jou dingen die je moet gebruiken om te zorgen dat je geluk krijgt – bijvoorbeeld dat je met de mooiste vrouw ter wereld gaat trouwen. Dat is niet toegestaan in de islam, maar Afrikanen doen het, want het is een onderdeel van hun leven. Het gaat tenslotte om zin geven aan je leven. We moeten ook bedenken dat veel Afrikanen die moslim zijn de Koran niet goed kunnen lezen. Meestal lezen ze geen Arabisch. Ze hebben de soera’s (Koran-verzen, red.) in hun hoofd gestampt, maar verder weten ze de betekenis niet.
Wat islam en christendom aantrekkelijk maakt voor Afrikanen is de gemeenschapszin. Afrikanen houden heel erg van de gemeenschap en met elkaar zijn, dat is heel belangrijk. Als je van de islam vijf keer per dag moet bidden, dan komt dat bij elkaar, veel Afrikanen vinden dat heel prettig. Wanneer ik in Sierra Leone ben, ga ik elke vrijdag met vrienden bidden. Je bidt samen, eet samen, dat maakt het leuk. Het Suikerfeest en dat soort dingen, heel gezellig. Het zijn een soort rituelen.’
De Afrikaanse islam wordt vanwege haar eigenschappen vaak bestempeld als vrij en tolerant. Is deze lokale geloofsvorm succesvol in het bestrijden van radicalisme of extremisme, bijvoorbeeld de omstreden vormen van geloofsleer uit Arabische landen?
‘De Arabische islam speelt een rol in Afrika. Je ziet dat er veel Arabische scholen, madrassa’s worden gesticht. Mijn grootste vrees is de opkomst van deze scholen. Veel kinderen gaan daarnaartoe, maar er is in deze landen natuurlijk geen Arabisch systeem. Je hebt Engels of Frans nodig. Als je alleen maar Arabisch leert, maar uiteindelijk geen baan krijgt, leidt dat tot armoede.
Mijn angst is dat over twintig jaar alle jonge kinderen op de Arabische scholen hebben gezeten en daarna niet kunnen werken. Het enige werk dat je dan kunt vinden is in de moskee of op de Koran-school. Wat kun je doen met je diploma? Dat je Arabisch en de Koran hebt geleerd is mooi meegenomen, maar het grootste deel van je leven heb je er weinig aan. Ik ben dan bang dat je, nadat je klaar bent op school, extremist gaat worden. Want je wordt boos op jezelf en op de samenleving dat je niet aan de bak komt, niet mee kunt doen. Dat stimuleert extremisme, want je hebt niets, je staat onderaan de ladder.
Een ander punt waardoor Afrikanen minder hebben met extremisme, is het feit dat ze geen Israël in hun midden hebben. Arabische landen willen Afrikanen ervan overtuigen dat Israël ‘de vijand’ is, maar dat lukt niet, want Israël is zo ver van Afrikanen verwijderd. Het plan om Afrikanen te betrekken in deze kwestie werkt niet. Ghana bijvoorbeeld heeft zelfs heel goede contacten met Israël.’
Zijn er in Nederland bijeenkomsten van Sierra Leoners?
‘Er wonen hier ongeveer zesduizend Sierra Leoners. Tijdens de Onafhankelijkheidsdag van Sierra Leone komen we bij elkaar. De stad waar ik vandaan kom heeft een eigen organisatie en die komt weleens hierheen om geld in te zamelen voor bijvoorbeeld een nieuwe school. En af en toe zijn er dansavonden, projecten, verschillende rituelen of historische gebeurtenissen.’
Er lijkt in de wereld een gebrek aan interesse en optimisme te zijn voor Afrika. Kwesties als migratie, kolonialisme en corrupte leiders zijn veelbesproken, maar op het eerste gezicht lijkt er weinig goed te gaan op het continent. Ziet u dat ook zo? Heeft u voorbeelden van mooie ontwikkelingen?
‘Het gaat heel goed met Afrika. Een punt is wel dat het geboortecijfer heel hoog is – dat is dweilen met de kraan open. Je gaat vooruit, maar veel andere kinderen die net van school zijn, kunnen niet aan de slag. De bevolkingsgroei is één van de grootste problemen. Het gaat heel goed met heel veel Afrikaanse landen, maar er kan niet voor iedereen worden gezorgd.
In Zuid-Afrika zie je dat de overheid probeert om heel veel huizen te bouwen om ervoor te zorgen dat de sloppenwijken niet meer relevant zijn. Maar wat er gebeurt is dat de nieuwbouw bewoond wordt door mensen die recent van het platteland naar de steden zijn getrokken. Daardoor heb je continu het gevoel dat er niets gedaan wordt.
Verder zien we dat het bruto binnenlands product van heel veel Afrikaanse landen enorm gestegen is en de middenklasse erg sterk wordt. Het Chinese geld dat gepompt wordt in Afrika is enorm. Natuurlijk profiteert niet iedereen daarvan, maar een heleboel mensen is rijk aan het worden.
Je ziet ook dat het Westen minder relevant wordt. Er zijn bijvoorbeeld veel mensen uit de diaspora die geld terugsturen naar huis, naar de familie, waardoor de armoede wordt verkleind. De remittances (overboekingen naar het land van herkomst, red.) zijn tien keer meer dan ontwikkelingshulp. Dus je ziet dat er vooruitgang is, alleen sommige mensen komen gewoon niet aan bod. Dat is ook een verklaring voor de vele bootvluchtelingen; jongeren die niets terugzien van bijvoorbeeld de overheid. Ouders willen dan dat hun kinderen naar Europa gaan, zodat zij ook geld kunnen verdienen en aan de armoede kunnen ontsnappen. Mensen zijn bereid alles aan te grijpen om uit de armoede te komen, ook als dat hun het leven kost.
Wat ik verder wil meegeven is: we hoeven geen medelijden te hebben met Afrika. Het enige wat Afrika nu nodig heeft is eerlijkheid, eerlijke investeringen en als je iets doet, doe het om mensen vooruit te helpen.’
Welke boodschap wilt u meegeven aan de mensheid, wat is uw grootste wens voor de wereld?
‘Wees eerlijk tegenover elkaar. Kijk niet alleen naar elkaar, zie elkaar. Heb contact met je buren, probeer in harmonie te leven met de mensen om je heen. Je kunt niet de hele wereld redden, maar je kunt wel kleine stappen zetten. We moeten daarnaast ook alles doen om de wereld, de natuur, het milieu te behouden. We hebben maar één aarde en daar moeten we goed voor zorgen. Dat kunnen we doen door klein te beginnen; het scheiden van je afval bijvoorbeeld. Zorg dat je lief bent voor de aarde. Dat is mijn boodschap.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!