Het discours in onderwijsland wordt nog steeds bepaald door ‘kleurenblindheid’. Leerlingen uit etnische minderheden zijn daarvan de dupe, betoogt de Vlaamse pedagoog Orhan Agirdag.
Jonge kinderen zouden niet discrimineren, omdat ze geen kleur zouden zien. Als leraar kun je daarom beter kleurenblind zijn en raciale verschillen negeren. Pedagogisch wetenschapper Orhan Agirdag (Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit van Amsterdam) keert zich tegen deze denkbeelden in zijn boek Onderwijs in een gekleurde samenleving.
In Nederland en in België geeft slechts 16 procent van de leraren aan goed te zijn voorbereid om les te geven op cultureel diverse en meertalige scholen, vertelt hij. Tegelijkertijd laten diezelfde leraren wel weten dat zij lesgeven in een multiculturele setting. Uit onderzoek blijkt dat leraren in Nederland en België niet voldoende zijn voorbereid om onderwijs te geven in een gekleurde samenleving.
‘We zien dat toekomstige leraren tijdens hun opleiding te maken krijgen met achterhaalde informatie die niet wordt ondersteund vanuit internationale wetenschappelijke literatuur’, vertelt hij. ‘Daar breekt mijn hart van. Met mijn boek wil ik de toekomstige en huidige leraren bereiken. Ik schrijf over een groot bestand van wetenschappelijke literatuur dat ze zouden moeten kennen.’
Hoe komt het dan dat de wetenschappelijke onderzoeken waar Agirdag het over heeft de leraren niet bereiken? Volgens hem ligt het aan een combinatie van factoren. Een witte meerderheid in het personeel en bestuur van hogescholen en universiteiten, met nauwelijks affiniteit met etnische minderheden, maakt volgens hem geen prioriteit van culturele diversiteit in het onderwijs.
Zelf werkt de pedagogische wetenschapper aan een aantal projecten, waaronder een groot onderzoek naar de lerarenopleiding in Nederland en België. Daarin richt hij zich op hoe toekomstige leraren worden opgeleid in culturele diversiteit, en wat de implicaties daarvan zijn op hun werk. ‘Het onderzoek naar de lerarenopleiding is nog gaande, maar ik vermoed dat de problematiek van etnische ongelijkheid in het onderwijs nog niet wordt erkend.’
Het ‘Rad van Ongelijkheid’
In zijn boek beschrijft Agirdag etnische ongelijkheid in het onderwijs aan de hand van een metafoor die hij ‘het Rad van Ongelijkheid’ noemt. Aan de buitenkant van dat rad staan ongelijke schoolprestaties. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat er wel degelijk een kloof bestaat tussen de schoolprestaties van witte leerlingen en gekleurde leerlingen. De overwegend witte meerderheid presteert beter op school, onder meer omdat zij de Nederlandse taal beter beheersen.
Taalachterstand als oorzaak voor de kloof in leerprestaties tussen witte en gekleurde leerlingen ligt echter genuanceerd, zo stelt de pedagogische wetenschapper. Onderzoek wijst namelijk uit dat niet alleen etnische achtergrond ten grondslag ligt aan taalachterstand, maar ook de sociaaleconomische status en het opleidingsniveau van de ouders. Zo zouden witte kinderen met ouders in een lagere sociaaleconomische status net zoveel kans hebben om taalachterstand op te lopen als kinderen die tot een etnische minderheid behoren. ‘Maar kinderen uit een etnische minderheid komen vaker dan witte kinderen uit gezinnen die zich in een lagere sociaaleconomische klasse bevinden. Mede hierdoor is de taalachterstand groter bij etnische minderheden dan bij witte kinderen.’
Het Rad van Ongelijkheid bestaat verder uit verschillende tandwielen: discriminatie, segregatie, stereotypen, vooroordelen, en verwachtingen. Centraal in het rad staat racisme, dat je volgens hem niet moet verwarren met discriminatie. ‘Want racisme is geen handeling noch een gedachte. Racisme is een ‘isme’ vergelijkbaar met andere ‘ismen’ (denk aan kapitalisme, communisme of liberalisme), het is een politiek-ideologisch systeem. Deze systemen bepalen hoe macht verdeeld wordt onder de mensen in een samenleving. Ze overstijgen individuele gedachten of handelingen’, schrijft hij.
‘Door enkel de persoonlijke verhalen uit te lichten vergeten we het structurele verhaal’
Volgens Agirdag kan discriminatie wel een onderdeel zijn van etnische ongelijkheid. ‘We zien dat een meerderheid van personen uit etnische minderheden in hun schoolcarrière een keer of meerdere keren is gediscrimineerd.’ Als Turkse Belg heeft hij, zo vertelt hij, ook discriminatie meegemaakt op school. ‘Maar daar gaat het niet om. Wat ik in het boek voornamelijk wil benadrukken zijn de wetenschappelijke bevindingen.’
Agirdag benadrukt dat zijn boek over systemen en structuren gaat. Kinderen die behoren tot een etnische minderheidsgroep krijgen structureel een lager schooladvies.
‘Je kunt persoonlijke verhalen aanhoren en daar een podium voor bieden. Er zijn genoeg studenten die een lager schooladvies hebben gekregen vanwege hun afkomst. Door enkel de persoonlijke verhalen uit te lichten vergeten we het structurele verhaal.’
Kleurenblind
De onderwijssystemen die Agirdag in zijn boek onder de loep neemt stellen een aanpak van kleurenblindheid centraal. Dit zogeheten ‘assimilatiebeleid’ wordt uitgevoerd omwille van de kwaliteit van het onderwijs. Zo wordt volgens Agirdag de taalvaardigheid van meertalige kinderen niet erkend en ook niet gewaardeerd, omdat dat hun schoolprestaties zou belemmeren.
‘Het discours in onderwijsland wordt nog steeds bepaald door kleurenblindheid. Maar kinderen zijn niet kleurenblind’, zegt hij. ‘Ze zien elkaars etnische achtergrond en handelen ernaar. Kinderen die gediscrimineerd worden, terwijl er officieel een beleid van assimilatie en kleurenblindheid heerst, zoeken ten onrechte de schuld bij zichzelf.’
Het niet erkennen van culturele diversiteit en de implicaties daarvan heeft negatieve gevolgen op de leerprestaties. ‘Wanneer een school culturele diversiteit positief waardeert, wordt de etnische ongelijkheid tussen leerlingen juist verkleind.’ Dat blijkt volgens Agirdag uit onderzoek. ‘Scholen kunnen leerlingen uit een etnische minderheid bijvoorbeeld vragen om ook boeken te lezen in hun moedertaal, of ze kunnen religiositeit faciliteren in de vorm van het bieden van halal of koosjer eten. Wat dat betreft is er veel mogelijk om culturele en religieuze diversiteit positief te waarderen.’
‘Het is een goede ontwikkeling wanneer culturele en religieuze minderheden hun eigen scholen oprichten’
Dat het positief waarderen van culturele diversiteit een positief effect heeft op de onderwijsprestaties, wordt ook bevestigd door wetenschappelijk onderzoek. Moslimleerlingen op islamitische scholen scoren hoger dan op andere scholen in Nederland.
Agirdag: ‘Het is een goede ontwikkeling wanneer culturele en religieuze minderheden hun eigen scholen oprichten. Niet om hun leerlingen een politieke ideologie mee te geven, maar omdat de oprichters zich geroepen voelen om te investeren in het onderwijs, en culturele diversiteit daarin als toegevoegde waarde zien.’
Dat betekent niet dat iedere school zijn ‘eigen volk’ of religie zou moeten dienen. ‘Daar ben ik absoluut tegen.’ Zo zijn katholieke scholen ook niet opgericht voor enkel katholieke leerlingen, aldus Agirdag, die zelf op christelijke scholen en universiteiten heeft gezeten en daar de waarde van inziet. ‘Islamitische scholen moeten even goede prestaties leveren bij niet-islamitische leerlingen als bij hun moslimleerlingen.’
Nederland versus België
Hoewel Agirdag in zijn boek zich voornamelijk richt op etnische ongelijkheid in het Vlaamse onderwijs, gelden zijn onderzoeksresultaten ook voor Nederlandse scholen. Wel constateert hij dat de etnische ongelijkheid in Nederland kleiner is dan in België. Dat is onder meer te verklaren door het onderwijssysteem in Nederland, waar middelbare scholieren worden gefaciliteerd om op een hoger onderwijsniveau te presteren.
‘In België is er sprake van een ‘watervalsysteem’, waar scholieren op hoog niveau beginnen en naar beneden zakken wanneer zij het niveau niet kunnen bijbenen’, legt Agirdag uit. ‘Leerlingen die naar een lager onderwijsniveau zakken kunnen vervolgens niet meer omhoog klimmen. Nederlandse leerlingen kunnen dat wel, vandaar dat in Nederland de kloof tussen witte en gekleurde leerlingen kleiner is.’ Daarnaast kunnen religieuze minderheden in Nederland hun eigen scholen oprichten, terwijl dat in België niet mogelijk is.
De som van dit alles maakt dat etnische ongelijkheid een meer uitgesproken probleem is in België dan in Nederland. Dat betekent echter niet dat het in Nederland goed gaat, aldus Agirdag. De opkomst van rechtspopulisme heeft eraan bijgedragen dat het assimilatiebeleid in Nederland is versterkt. ‘Het assimilatiegedachtegoed is dieper geworteld in de Belgische samenleving, terwijl dat in Nederland iets van de laatste jaren is.’
Meer kleur in schoolbesturen
Hebben scholen dan baat bij meer kleur in de klas om etnische ongelijkheid aan te pakken? Daar hecht Agirdag weinig belang aan. ‘Belangrijker is de kleur van het onderwijspersoneel, het bestuur en het onderwijscurriculum.’ Een school kan wel streven naar een goede afspiegeling van de samenleving, maar het is volgens de pedagogische wetenschapper belangrijker als de school leert hoe men goed moet omgaan met verschillen.
Agirdag raadt toekomstige en huidige leraren daarom aan verschillen in de identiteiten van leerlingen waar mogelijk positief te benadrukken en te verwerken in het onderwijs. ‘Waar dat niet mogelijk is moet je dat vooral niet doen, want het is niet altijd zo dat culturele elementen waardevol zijn. Zwarte Piet bijvoorbeeld, is ook cultuur. Daar hoef je geen nadruk op te leggen’, zegt hij. ‘Maar wanneer het gaat over meertaligheid, religiositeit en politieke verschillen, dan kan daar wel meer ruimte voor worden gemaakt. Dat kunnen hele handige tools zijn voor leraren om hun leerlingen te motiveren voor de extra mile te gaan.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!