13.9 C
Amsterdam

Oud-minister Jan Pronk: ‘Er is te weinig politieke durf’

Ewoud Butter
Ewoud Butter
Onderzoeksjournalist.

Lees meer

Voormalig politicus Jan Pronk (PvdA) vindt dat we politici die niet opkomen voor recht, democratie en humaniteit, moeten aanspreken. ‘Zwijgen is geen optie.’

‘Je kunt niet niets doen.’ Met die woorden vat Jan Pronk samen waarom hij, op 85-jarige leeftijd, nog steeds iedere week voor het ministerie van Buitenlandse Zaken staat om te protesteren tegen de Nederlandse steun aan het Israëlisch geweld in Gaza. Pronk was namens de PvdA Tweede Kamerlid en minister in vier kabinetten (waaronder het kabinet Den Uyl). Daarnaast was hij onder andere werkzaam in verschillende functies bij de Verenigde Naties, onder andere als bijzonder VN-gezant voor Soedan. Hij groeide uit tot een van de meest invloedrijke stemmen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, internationale rechtvaardigheid en linkse politiek. De Kanttekening sprak hem in het Haagse café Dudok.

Pronk begon zijn politieke loopbaan als voorzitter van de PvdA-afdeling in Krimpen aan de Lek. Na het overlijden van Kamerlid Geert Ruygers, woordvoerder ontwikkelingssamenwerking, werd hij vanwege zijn deskundigheid gevraagd zich kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer. Voordat Pronk de politiek inging, werkte hij als wetenschapper in Rotterdam. Zijn leermeester was Jan Tinbergen, Nobelprijswinnaar en grondlegger van de econometrie. ‘Ik heb zeven jaar met hem gewerkt. Dat was een groot voorrecht. Hij was een schoolvoorbeeld van iemand die interdisciplinair werkte. Hij bracht wiskunde, statistiek en economie samen tot een nieuwe discipline.’

Tinbergen inspireerde Jan Pronk niet alleen wetenschappelijk, maar ook moreel. Pronk: ‘Hij koos bewust voor de sociaaldemocratie en voor de kwetsbaren in de samenleving. Als gewetensbezwaarde werkte hij in de jaren ’20 van de vorige eeuw bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, waar hij geraakt werd door de armoedecijfers. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij directeur van het eerste Centraal Planbureau en ging hij zich wijden aan het Noord-Zuidvraagstuk. Mede dankzij Tinbergen ben ik me volledig gaan richten op het ontwikkelingsbeleid.’

Migratiebeleid

Behalve voor ontwikkelingssamenwerking had Pronk vanaf het begin van zijn politieke carrière ook veel interesse voor migratie en de opvang van vluchtelingen.  In 1991 zei hij dat Nederland de facto een immigratieland is geworden. Die uitspraak werd hem niet in dank afgenomen. Dat hij destijds veel kritiek kreeg, ook van partijgenoten, verbaast hem nog steeds: ‘Ja, want het wás zo. Ik zei alleen: dit is een feit, daar moet je beleid op gaan voeren. Dat betekent niet dat je immigratie moet stimuleren, maar wel dat je het goed moet reguleren. Je moet zorgen voor goede opvang, en nadenken over de gevolgen voor de samenleving. Tinbergen leerde mij: loop niet achter de feiten aan, maar analyseer maatschappelijke ontwikkelingen grondig. Stel je prioriteiten op grond van je waarden en probeer er grip op te krijgen. Dat moet je ook doen bij migratie. Je kunt je niet afsluiten voor wat er internationaal gebeurt. Nederland is in economisch, cultureel, en politiek opzicht geen eiland.’

 Er wordt tegenwoordig wel gesproken over migratiebeleid

‘Er ligt sinds 2024 een studie van de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen. Dat is goed. Maar rechts gebruikt die meteen als excuus om vluchtelingen buiten te houden, terwijl het overgrote merendeel van de immigranten arbeidsmigranten zijn. Als je dan een analyse maakt, dan zie je dat we inmiddels een economische structuur hebben die in ons nadeel werkt.’

Hoe bedoelt u?

‘Arbeidsmigranten worden onder slechte arbeidsvoorwaarden vaak voor activiteiten ingezet die een beperkt aantal mensen winst opleveren en maatschappelijk maar weinig toevoegen. Bijvoorbeeld in de agrarische sector werken veel migranten onder zware omstandigheden. Maar veel van die bedrijven dragen nauwelijks bij aan het welzijn – ze belasten water, natuur en biodiversiteit. Dat mag je niet aan de markt overlaten. Dat is juist waar sociaaldemocratisch beleid het verschil kan maken.’

Voor wat voor soort economische sectoren zou dan wel gekozen moeten worden?

‘Bijvoorbeeld voor biologische en ecologisch verantwoorde industrieën. Dan moet je ook kiezen voor moderne technologische ontwikkelingen en daar heb je dan weer buitenlandse studenten voor nodig. Ik vind alleen dat we er nu wel erg veel hebben. Ook dat zou je enigszins moeten reguleren. Als het Nederlands verdwijnt als taal, cultureel, op het terrein van het onderwijs, dan doet dat ook Nederland zelf weer niet goed. Het belangrijkste woord van Tinbergen was ‘optimum’. Je moet altijd het optimum zoeken. Nooit het maximum of het minimum, maar het optimum.’

De discussie gaat nu voornamelijk over de vraag of er een maximum aan het aantal immigranten moet worden gesteld.

‘Ik ben niet tegen het stellen van maxima, vooral niet bij arbeidsmigranten, maar dat is in Europa amper haalbaar. Beter is het om in te zetten op de voorwaarden. Je moet bedrijven en bemiddelingsbureaus aan vergunningen binden. Ik vind dat je mensen alleen maar hier te werk mag stellen wanneer je garandeert als werkgever dat ze een fatsoenlijk loon, huisvesting en verzekering krijgen. Dat betekent dat je hen op dezelfde manier behandelt als in Nederland geboren witte Nederlanders. Wanneer je begint te werken met dergelijke voorwaarden, dan zijn de aantallen ook een veel minder groot probleem. Pak de werkgever aan en niet de migrant.’

‘Ik ben niet tegen het stellen maxima, vooral niet bij arbeidsmigranten’

 En bij vluchtelingen?

‘Vluchtelingen vormen slechts een klein deel (de afgelopen 10 jaar gemiddeld 12 procent, red.) van het totaal aantal immigranten. Nederland vangt daarnaast een fractie op van de ruim 120 miljoen vluchtelingen wereldwijd. Meer dan 100 miljoen van hen worden in de regio opgevangen. Maar zodra er een paar naar Nederland komen, zijn ze niet welkom. Ze worden gezien als vreemd, als vijandig, als anders. Dat is ook te wijten aan de publieke opinie en de politiek. Je kan je irriteren aan die mensen die lokaal tegen een AZC protesteren in hun dorp, maar ze worden bang gemaakt door Geert Wilders, Marjolijn Faber en al die anderen.

We onderschatten het potentieel van vluchtelingen en laten ze veel te lang in de wachtkamer zitten. Ik geef sinds meer dan een jaar elke week taalles in een AZC. Ik ontmoet daar vele mensen die willen werken, die dolgraag Nederlands willen leren, die hun leven opnieuw willen opbouwen. Kinderen die razendsnel de taal oppikken en hun ouders helpen. Investeer in hen.’

Linkse samenwerking

 U pleit al jaren voor samenwerking tussen linkse partijen. Waarom?

‘Bij de oprichting van de PvdA in 1946 werd al geprobeerd mensen met verschillende achtergronden (de SDAP (socialisten), de linkervleugel van de Vrijzinnig Democratische Bond (liberalen) en enkele christendemocraten, red.)  samen te brengen rond gezamenlijke doelen. Die gedachte, dat je samen grenzen kan doorbreken en iets nieuws kan opbouwen, sprak me aan. Daarom werd ik eind jaren vijftig actief bij de PvdA. Ik word wel eens beschouwd als nogal ideologisch, maar ik houd van overleg en onderhandelen om compromissen te sluiten.

In de jaren zeventig werkte ik op verzoek van Den Uyl mee aan het progressieve Keerpunt 1972-programma. Dat was een samenwerkingsverband van de progressieve partijen PvdA, D66 en PPR dat ontstond na de rapporten van de Club van Rome ( een denktank die waarschuwde dat ongebreidelde economische groei zou leiden tot uitputting van grondstoffen en milieuschade, red.).  Samen stelden we een alternatief regeerprogramma op en vormden we een schaduwkabinet. Die blokvorming met andere linkse partijen werkte goed. Na de verkiezingen van 1973 vormden deze partijen samen met de christelijke ARP en KVP het eerste kabinet Den Uyl. Ik ben altijd voor samenwerking van linkse partijen gebleven. Wanneer je voortdurend tegen elkaar uitgespeeld wordt, dan wint de ene linkse partij ten koste van de andere. En dan gaat rechts er met de buit van door.’

Een groep PvdA’ers, die zich heeft verzameld onder de naam Rood Vooruit, verzet zich tegen het samengaan van PvdA met GroenLinks. Begrijpt u hun bezwaren?

‘Nee. Ze worden ‘oud-links’ genoemd, maar ze zijn jonger dan ik. Ze zeggen dat we terug moeten naar de oude sociaaldemocratische waarden, terwijl sommigen van hen die waarden zelf hebben verloochend in het Rutte II-kabinet. Dat kabinet was voor mij destijds juist de reden om weg te gaan bij de PvdA. Maar na de laatste verkiezingen ben ik teruggekomen, omdat links – niet alleen de PvdA – sterk moet staan tegenover niet-democratisch rechts. Conservatief rechts is niet het probleem, maar niet-democratisch rechts vormt een gevaar voor de westerse samenleving. Daar moet je krachtig tegen optreden.

‘Ze worden ‘oud-links’ genoemd, maar ze zijn jonger dan ik’

Samen met Tineke Netelenbos, oud-minister van Verkeer en Waterstaat, heb ik in februari in NRC een opiniestuk geschreven waarin we pleitten voor de fusie tussen PvdA en GroenLinks. We vinden de fusie een noodzakelijk antwoord op de versnippering van links en de behoefte aan een sterke, progressieve beweging. De ideologische verschillen zijn overbrugbaar en juist jongeren verdienen de ruimte om samen te bouwen aan een toekomstgerichte partij die effectief weerstand biedt aan ondemocratisch rechts. Daarnaast is er ook samenwerking nodig met de SP en de Partij voor de Dieren – de enige partij met echt langetermijnperspectief. Je hoeft niet tot één partij te komen, maar wel tot een progressief akkoord, zoals in 1973: samen de verkiezingen ingaan en samen regeren als je de kans krijgt. Een linkse meerderheid komt er niet snel, maar je hebt wel een sterke positie nodig.’

En wat beschouwt u dan als ‘links’?

‘Ik heb dat in 2015 uiteengezet in mijn Koos Vorrinkrede: links is méér democratisch, méér rechtsstaat, méér door verantwoordelijkheid genormeerde vrijheid, méér sociaal, méér solidair, méér multicultureel, méér kosmopolitisch, méér publiek, méér duurzaam en met méér oog voor natuur en milieu. Het is geen statische definitie, maar een dynamische benadering, waarin je telkens opnieuw stappen voorwaarts zet. Die tien elementen horen bij elkaar. Als je links zo begrijpt, is bredere samenwerking mogelijk. Dan is daar wel degelijk veel steun voor te krijgen, want veel Nederlanders zijn solidair, denken aan de toekomst en het welzijn van hun kinderen. De meeste mensen zijn redelijk en kijken verder dan hun eigen gewin.’

 Gaza

U staat iedere donderdag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken om aandacht te vragen voor Gaza. Waarom doet u dat?

‘Iedere week sta ik daar – eerst waren we met honderd mensen, vorige week bijna driehonderd. Ook oud-diplomaten en oud-ministers sluiten zich aan. Ik geef toespraken, ik schrijf stukken, ik probeer te mobiliseren en bewustzijn te creëren. Omdat ik niet anders kan. Omdat ik vind dat Nederland ernstig tekortschiet. De onvoorwaardelijke steun aan Israël, de weigering om de aanval op Gaza als genocide te benoemen – dat alles tast onze geloofwaardigheid aan. En zonder geloofwaardigheid kun je in de wereldpolitiek niets.

‘Ik vind dat Nederland ernstig tekortschiet’

Ik schreef het al aan het begin van de oorlog: de oorlog in Oekraïne wordt verloren in Gaza. Daarmee bedoel ik: de waarden waarop we Oekraïne verdedigen, verliezen hun kracht als we diezelfde waarden in Gaza met voeten treden. In de ogen van het mondiale Zuiden is dat hypocriet. En ze hebben gelijk. Op tal van vlakken heeft het Westen geloofwaardigheid verloren: onze omgang met vluchtelingen is mensonterend en wordt gezien in het Zuiden. Net als hoe we omgingen met de coronavaccins: veel voor onszelf, weinig voor hen. En op klimaatgebied gaan we maar door met uitstoot, terwijl we ons niet aan beloftes houden om geld beschikbaar te stellen aan de armere landen. En dat is allemaal niet alleen moreel verwerpelijk, het is ook niet in het belang van Nederland of van het Westen.’

De huidige minister van Buitenlandse Zaken, Casper Veldkamp, was ooit ambassadeur in Israël. Hij kent de situatie daar goed en riep, voordat hij minister werd, het vorige kabinet begin 2024 nog op om Israël te houden aan de uitspraak van Internationaal Gerechtshof om een genocide te voorkomen. Als minister durft hij echter geen stelling tegen Israël te nemen. ‘

‘Er is te weinig politieke durf. Veldkamp gedraagt zich, net als enkele andere ministers alsof hij een ambtenaar is, terwijl hij nu een andere rol heeft. We hebben nu een zogenaamd extraparlementair kabinet, maar in de praktijk is de situatie monistischer dan ooit. De premier, ook een ambtenaar trouwens, overlegt met vier fractievoorzitters en de ministers voeren het vervolgens uit. Zo wordt het onderscheid tussen wetgevende en uitvoerende macht steeds onduidelijker. Dat is slecht voor de democratie.’

U zei net dat het Westen internationaal haar geloofwaardigheid verliest. Is die geloofwaardigheid er ooit wel geweest?

‘Na de Tweede Wereldoorlog leken we een tijdje op de goede weg. Er werd, ondanks vele beperkingen en tekortkomingen, gebouwd aan een internationaal systeem gebaseerd op vrede, rechtvaardigheid en samenwerking. Maar dat bouwwerk is in de loop der jaren afgebrokkeld. De VS begon ermee door Irak aan te vallen buiten de Veiligheidsraad om. Grote landen gingen daarna steeds vaker regels omzeilen, handelsovereenkomsten worden opgezegd, verdragen verlaten. En leiders als Trump voeren een contrarevolutie: tegen de democratie, tegen de rechtsstaat, tegen internationale samenwerking, tegen de wereldrechtsorde, tegen klimaatbeleid, tegen wapenbeheersing, tegen mensenrechten, tegen vrouwen,  tegen waarden als diversiteit en non-discriminatie. Dat alles heeft het internationale vertrouwen ondermijnd, niet alleen in het Westen maar vooral bij landen in het mondiale Zuiden, die al te vaak buitenspel stonden. Wil je dat vertrouwen herstellen, dan moet je durven hervormen, samen met die landen. Niet vanuit macht, maar vanuit gelijkwaardigheid.’

Het is moeilijk om in deze tijden nog optimistisch te blijven. Wat houdt u gaande?

‘Ik ben van nature een pessimist. Omdat ik zie wat er misgaat. Maar juist dat pessimisme is mijn drijvende kracht. Als je ziet dat alles de verkeerde kant op gaat, kun je niet niets doen. Je moet proberen het beter te maken. Ik schrijf, ik spreek, ik discussieer. Vorige week nog op de universiteit van Tilburg waar ik een gesprek had met studenten. Wat me raakte: ze waren zó somber. Ze zagen het niet meer zitten – politiek, cultureel, moreel. Ze voelden zich geïntimideerd en machteloos. En ik snap dat. Alles keert zich tegen hen: corona, woningnood, klimaat, Gaza.’

 Wat zei u tegen hen?

‘Ik zei: ‘Ik begrijp dat jullie geïntimideerd worden door mensen met macht en dat je je daardoor beperkt voelt in je vrijheid om je te uiten. Maar ga door met het aanspreken van mensen die verantwoordelijkheid dragen en eigenlijk in alle vrijheid kunnen beslissen om recht, democratie en humaniteit voorop te stellen: politici, ministers, universiteitsbestuurders. Zij kijken weg, omdat ze belangen hebben. Misschien zijn ze bang voor de kiezer, of voor lobby’s. Maar ze hebben de vrijheid en de plicht om de verantwoordelijkheid die zij dragen ook echt uit te voeren. Blijf hen aanspreken. Je hoeft niet alles zelf te dragen. Zwijgen is geen optie.

‘De PvdA is te terughoudend tegen Israël, maar woordvoerder Kati Piri doet het goed’

Ik vertelde over mijn ervaringen in conflictgebieden – Rwanda, Bosnië, Gaza. Over hoe artsen bleven werken terwijl de bommen vielen. Ik zag het in Mostar: de stad stond in brand, gewonden lagen op de trappen van het ziekenhuis, maar die artsen gingen onverstoorbaar door. Ze konden het grote systeem niet veranderen, maar ze deden wat ze moesten doen. Dat is mijn boodschap: als iedereen doet wat hij of zij kan, ondanks alles, dan kom je wél vooruit. Dat is geen naïef optimisme. Dat is actie vanuit pessimisme. Omdat je het niet kunt laten.’

Veel Nederlanders met een migratieachtergrond voelen zich in de steek gelaten door links, onder andere vanwege Gaza. Wat raadt u hen aan?

‘Word lid van een politieke partij’, zeg ik dan. Kom erbij. Dat heb ik ook gedaan. Niet omdat ik het overal mee eens ben – integendeel. Maar juist om invloed uit te oefenen. De PvdA is te terughoudend tegen Israël wat mij betreft, maar de woordvoerder Kati Piri doet het goed. En ook bij Denk, SP, Volt, de Partij voor de Dieren hoor je principiële stemmen. Er zijn genoeg goede Kamerleden, maar ze werken te weinig samen.’

U legt, net als uw leermeester Tinbergen, veel nadruk op het belang van analyses, ratio en compromissen, maar tegelijkertijd staat u bekend als iemand die gepassioneerd is. Die combinatie lijkt bijna paradoxaal.

‘Ik wil eerst begrijpen, daarom blijf ik studeren en vragen stellen – dat is de rationele kant. Dat zeg ik ook altijd tegen studenten: blijf kritisch, blijf vragen stellen. Maar mijn drijfveren zijn emotioneel: gelijkheid, echte vrijheid, echte rechten. Macht en compromis zijn voor mij essentieel. Je hebt macht nodig om iets te bereiken, maar altijd via democratische weg. De doelen zijn emotioneel, de weg ernaartoe is rationeel. Die balans zoek ik voortdurend.’

Jan Pronk neemt een laatste slok van zijn tomatensap. ‘Mijn lievelingsdrank. Ik gooi er altijd veel tabasco in.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -