2.1 C
Amsterdam

Sunny Bergman: ‘Een wintipriesteres hielp mij mijn nazi-opa te vergeven’

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.

Lees meer

De opa van documentairemaker en activist Sunny Bergman kwam uit Duitsland en was een nazi, die meedeed aan de jodenvervolging. Dinsdag verschijnt haar boek hierover, Mijn nazi-opa. Een zoektocht naar intergenerationeel trauma.

In dit boek gaat Bergman diep in op de familieverhoudingen en de bijbehorende, al dan niet verzwegen, emoties. ‘Ik heb me door mijn achtergrond altijd anders gevoeld.’

Je doet in dit boek verslag van de zoektocht of je biologische opa ook een echte, overtuigde nazi was. Waarom was die zoektocht zo belangrijk voor jou?

‘Mijn opa was een mysterie, maar hij vormt wel 25 procent van mijn genen. Ik wist vaag over zijn politieke verleden, maar ik wilde meer weten. Het is niet niets om zo’n foute voorouder te hebben. Hij heeft hoogstwaarschijnlijk mijn oma verkracht.

Mijn vader en ik vonden het allebei leuk samen met deze zoektocht bezig te zijn. Ik was al langer geïnteresseerd in het thema ‘intergenerationele traumaoverdracht’, dus in hoeverre het verleden doorleeft in het heden. In de periode dat ik met dit boek bezig was, raakte mijn vader verlamd en had hij mantelzorg nodig.’

We komen je mopperende, ‘emotioneel gemankeerde’ vader Richard in een erbarmelijke toestand als invalide tegen. Er vallen harde woorden over hem, zoals ‘moffenkind’, ongewenst, afgestaan, verschoppeling. Hij heeft bittere armoede gekend en is nooit echt geknuffeld. Hij was getraumatiseerd. Is hij daarom een verstokte communist geworden?

‘Haha, alsof alle communisten getraumatiseerd zijn? Nee, zijn communisme heeft een andere oorzaak. Nadat zijn moeder hem achterliet is hij opgegroeid bij zijn opa, een lieve man die hem ook een fijne jeugd bezorgde. Die opa was lid van de CPN, nam hem mee naar communistische bijeenkomsten en mijn vader las als jong kind al de CPN-krant De Waarheid. Hij is dus vanwege de invloed van zijn opa communistisch geworden. En ook omdat hij de armoede van arbeidersklasse zelf heeft meegemaakt: als veertienjarige ging hij aan het werk in een textielfabriek en ook al zijn familieleden verdienden heel weinig.’

In het boek lezen we ook over drugs om emoties te onderdrukken. Heb je daar nog steeds last van?

‘Ik beschrijf dat mijn vader blowt en dat verslavingen vaak te maken hebben met het niet onder ogen willen zien van emoties. Zelf rook ik ook graag joints, maar geen grote hoeveelheden en enkel ‘s-avonds. Dus zoals jij de vraag nu stelt klinkt het wat heftig. Maar zeker: ik kan als ik mij vervelend voel naar een joint grijpen. Andere mensen doen dat met alcohol. Ik probeer het minder te doen, omdat ik het niet fijn vind afhankelijk te zijn.’

‘Er zijn onderzoeken die aantonen dat mensen met meer privileges zich asocialer gedragen en zich minder goed kunnen verplaatsen in anderen’

We lezen ook veel over jullie alternatieve ‘hippiegezin’. En naast communisten en hippies zit er in je familie van moederskant ook Engelse adel. Heb jij, met die bijzondere achtergrond, je ook moeten aanpassen of moeten integreren in de maatschappij?

‘Ik heb me door mijn achtergrond altijd anders gevoeld. Wij groeiden op in een botengemeenschap waar hele andere waarden en normen gelden dan in het nette dorp Vreeland waar ik naar school ging. Mensen vonden ons heel raar. Mijn moeder haalde me bijvoorbeeld soms van school op blote voeten, of ze droeg twee verschillende schoenen, gewoon omdat het kon. Maar voor mij was het normaal dat het leven bestond uit zingen rond het vuur en zelf groenten verbouwen. Mijn broertje en ik werden ook gepest en uitgescholden. Het heeft mij inderdaad een zogenaamd dubbel bewustzijn gegeven, de blik van een outsider. En ik dacht alleen maar: waarom zijn ze zo stijf en keurig in het dorp? Waarom zeggen mensen niet wat ze voelen? Ik heb een tijdje geprobeerd mij aan te passen. Ik ging op hockey en wilde ook merkkleding dragen. Maar ik werd er niet gelukkig van. Ik hoorde er niet thuis.’

Je leert empathischer te zijn, als je met een dubbel bewustzijn opgroeit, zegt een vriendin van je. Is dat echt zo?

‘Volgens mij zegt ze: als je minder privileges hebt. Er zijn onderzoeken die aantonen dat mensen met meer privileges zich asocialer gedragen en zich minder goed kunnen verplaatsen in anderen. Sociaalpsycholoog Paul Piff heeft experimenten gedaan waarin mensen Monopoly speelden. In elk spel kreeg een van de twee deelnemers een betere startpositie, bijvoorbeeld dubbel zoveel startgeld. Vervolgens werd het gedrag van de deelnemers geobserveerd. Binnen een kwartier waren bij de meeste deelnemers met deze startprivileges de gedragsveranderingen duidelijk zichtbaar: ze waren luider, verschoven hun stukken opzichtiger over het bord en pakten meer chips uit de bak die op tafel stond. Achteraf schreef een groot deel van de winnende deelnemers met een betere startpositie hun overwinning toe aan hun slimme, strategische keuzes. Ze waren het voordeel dat ze bij aanvang kregen alweer vergeten. Dit is volgens Piff de manier waarop wij omgaan met privileges: we schrijven succes toe aan ons eigen harde werk en willen niet herinnerd worden aan de voorsprong die we kregen. Dit verklaart misschien waarom het zo moeilijk is onze eigen privileges te onderkennen, terwijl we wel gemakkelijk oordelen over anderen met een minder gunstige startpositie.

Ander onderzoek toont overigens aan dat mensen met klasse-privileges minder empathisch zijn, omdat ze minder goed opletten en minder geoefend zijn in het lezen van anderen. Ze zijn, in vergelijking tot mensen in lagere sociaaleconomische klassen, minder gevoelig voor de signalen van anderen. Ze zijn minder geoefend in het registreren en lezen van emoties en behoeftes in andermans lichaamstaal. De verklaring hiervoor is dat mensen wier leven ‘makkelijker’ gaat, minder afhankelijk zijn van anderen en dus minder aandacht aan anderen hoeven te besteden. Deze bubbel van privilege geeft mensen op die manier de illusie dat het leven voor iedereen zo kan zijn als voor henzelf. Daarom zien we de pijn of onderdrukking van iemand anders vaak als eigen schuld.’

Antisemitisme komt ook voor in het boek. Sommige Nederlanders zeggen dat antisemitisme is verdwenen na de Tweede Wereldoorlog. Heb jij dat idee ook?

‘Ik heb niet het idee dat het verdwenen is, maar ik ben er om eerlijk te zijn niet zo op gespitst, omdat ik me in de antiracismebeweging tot recent voornamelijk met antizwart racisme en islamofobie had beziggehouden. Toen ik tijdens mijn onderzoek naar complottheorieën over de coronacrisis op antisemitisme stuitte, schrok ik erg. Het is schrikbarend dat veel mensen werkelijk geloven dat er een elite is, die voornamelijk bestaat uit Joodse mensen, die een pedofielennetwerk runnen en allerlei snode plannen voor de bevolking beramen. Dat zijn dezelfde ideeën die Adolf Hitler gebruikte om de haat tegen Joden aan te wakkeren. Mijn vriendin Isa en ik vroegen ons af: Als gevaarlijke ideeën zich zo snel kunnen verspreiden, kan er dan ook opnieuw een fascistisch regime ontstaan? Voor Isa en mij kwam onze familiegeschiedenis angstvallig dichtbij. Voor Isa, wier familie is uitgemoord tijdens de Holocaust, is het heel pijnlijk dat een vriendin tegen haar kan zeggen: ‘Antivaxxers zijn de nieuwe Joden.’ En ik zag voor mijn ogen hoe mensen kunnen vallen voor antisemitische complot- en zondeboktheorieën – net zoals mijn grootvader daar negentig jaar geleden voor viel.’

Uiteindelijk heb je ook compassie voor je nazi-opa. Hoe dan? Is het niet makkelijk om, als geprivilegieerd persoon, daders te vergeven?

‘Ik probeer compassie voor hem te hebben omdat verschillende mensen mij adviseren dat je je voorouders moet omarmen. Maar ik vond het moeilijk. Ik ben niet genoeg over hem te weten gekomen om echt compassie te kunnen hebben voor zijn daden. Kijk, uiteindelijk verdient iedereen misschien wel compassie. Bijna niemand wordt slecht geboren.

Wat ik ook heel interessant vind, is dat voorouders binnen veel culturen een veel belangrijkere rol spelen dan bij de witte Nederlandse cultuur. Zo raadde wintipriesteres Marian Markelo mij aan om een vergevingsritueel te doen voor mijn Duitse grootvader, omdat anders zijn daden mij misschien zouden kunnen blijven achtervolgen.’

‘Ik ben, net als veel mensen, en vooral mede-activisten, vaak heel erg geraakt door het leed in de wereld’

Je vertelt veel over de verhoudingen met familieleden. Hoe lezen zij je boek? Is de brutaal opgetekende waarheid ook goed voor hen?

‘Ik heb mijn naasten die erin voorkomen mijn boek van tevoren laten lezen. Mijn vader was er blij mee. Hij kent dan ook weinig schaamte. Mijn moeder vond sommige dingen wel een beetje moeilijk, en daar heb ik rekening mee gehouden. En mijn ex, de vader van mijn kinderen, kon er ook mee leven, hij vond dat hij er zelfs goed in naar voren kwam. Dat was een opluchting voor mij, want ik heb heel eerlijk geschreven over onze scheiding en dat is natuurlijk niet makkelijk om terug te lezen.’

Je lijkt ook afstand te nemen van het idee dat alle leed op de wereld jouw schuld is en dat je als redder moet optreden. Voelt dat bevrijdend, of houd je toch een schuldgevoel? Wat is een gezonde houding hierin?

‘Ik denk dat ik een afgewogen mix heb tussen mijn eigen gezondheid bewaken en genoeg inzet tonen om de wereld verbeteren. Waar ligt dat evenwicht? Ik ben, net als veel mensen, en vooral mede-activisten, vaak heel erg geraakt door het leed in de wereld. Ik ontdekte tijdens mijn zoektocht dat ik last had van schuldgevoelens als ik niet genoeg deed, en dat dat gevoel zijn oorzaak had mede in de geschiedenis van mijn vader. Ik heb door het te onderzoeken wel minder last van dat gevoel. Zo gaat het vaak bij mij: een persoonlijk ongemak is aanleiding voor een maatschappelijk onderzoek. En als ik er dan een film of boek over maak, lijkt dat gevoel, de oorsprong van mijn ongemak, een beetje opgelost te zijn.’

In het boek komen we ook allerlei therapieën tegen en er wordt nogal veel gehuild. Ben je nu opgelucht? 

Bergman lacht: ‘’Nogal’? Volgens mij wordt er maar een paar keer gehuild. Maar mensen zijn er misschien niet aan gewend om open te zijn over verdriet. Het meest gehuild heb ik tijdens een therapeutische sessie met San Pedro, een hallucinerend middel. Omdat bij mij mijn analytische hoofd vaak de overhand heeft, vind ik het soms moeilijk mij over te geven bij dat soort therapeutische sessies, en echt mijn emoties te voelen. Maar door zo’n tripmiddel kan je niet anders dan je overgeven aan het proces en blijkbaar zat er veel verdriet in mijn lichaam. Dus het huilen was zeker opluchtend.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -