6.3 C
Amsterdam

Stam onderzocht ‘onzichtbare’ blanken

Jaime Donata
Jaime Donata
Journalist gespecialiseerd in kunst & cultuur en politiek.

Lees meer

‘Mijn doel met dit onderzoek is bereikt, namelijk deze onzichtbare groep weer zichtbaar maken.’

Antropologe en sociologe Talitha Stam promoveerde op 20 september aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op haar proefschrift Wat een meisje wil: een etnografische studie naar de beroepsaspiraties van ‘witte’ Nederlandse meisjes op multi-etnische vmbo- en mbo-scholen. De Kanttekening sprak Stam over haar onderzoek naar een ‘onzichtbare’ groep.

Hoe ben je op dit onderzoek uitgekomen?
‘Het begon met een groot internationaal, Europees onderzoeksproject naar voortijdig schoolverlaters. Wie zijn het, wat zijn de risico’s en wat kunnen we ertegen doen? Het internationale onderzoek vond tegelijkertijd plaats in negen landen en ik was verantwoordelijk voor de dataverzameling in Nederland. In Nederland vindt voortijdig schoolverlaten het vaakste plaats in het mbo en tijdens de overstap van het vmbo naar het mbo. Daarom begon het internationale onderzoek op deze onderwijsniveaus. Ik heb ruim dertig verschillende scholen in de Randstad bezocht en het viel mij op dat ‘witte’ jongeren daar veruit in de minderheid waren. Als onderzoeker vond ik dat een interessant gegeven. Ook omdat naar die groep, laagopgeleide ‘witte’ jongeren, bijna nooit onderzoek wordt gedaan.’

En toen ging je dit onderzoek voor jezelf doen?
‘Ja, het triggerde mij. Op de scholen waar ik kwam was het gemiddelde percentage jongeren van ‘witte’ Nederlandse komaf op het mbo twintig procent en op het vmbo tien procent. Dat maakte mij als antropoloog nieuwsgierig naar die kleine groep. Hoe gaat het daarmee? Ook kwamen ze bijna niet voor in de cijfers naar voortijdig schoolverlaten. Hoe kwam dit? En waar kwamen ze uiteindelijk dan wel terecht? Deze groep komt niet bovenmatig voor in de statistieken rondom vroegtijdig schoolverlaten, omdat het om een statistisch kleine groep gaat. Maar dat maakte deze groep voor mij niet minder interessant. Binnen het kader van het onderzoek over vroegtijdige schooluitval, besloot ik de loopbaan van de ‘witte’ meisjes te volgen waar jongeren het vaakste uitvallen, namelijk van het vmbo laatste jaar tot en met het eerste jaar mbo niveau twee Helpende Zorg. Ook wilde ik weten waar ze na hun schoolloopbaan terechtkwamen en daarom sprak ik twee jaar later nog eens met ze.’

En wat vond je?
‘De meeste meisjes haalden inderdaad wel hun startkwalificatie, mbo niveau twee Helpende Zorg, waardoor ze relatief weinig terug te vinden zijn in cijfers over voortijdig schoolverlaten of in andere statistieken die op problemen kunnen duiden. Toch bleek dat hun mbo niveau twee-diploma in de richting zorg, meestal niet leidde tot hun gedroomde beroep, werk in de zorg of tot economische zelfstandigheid. Doorstromen naar een hoger mbo–niveau is vaak ook niet haalbaar voor deze meisjes.’

Waarom is stoppen op mbo niveau twee een probleem?
‘Mbo niveau twee is, net als een diploma op havo- en vwo-niveau, een startkwalificatie. Wat je ziet is dat de mbo niveau twee-richting in de zorg niet voldoende blijkt te zijn voor een baan waartoe je bent opgeleid. Iets dat de startkwalificatie wel zou moeten bieden. Wat ik ontdekte was dat veel van die meisjes ook niet economisch zelfstandig waren. Als je meer dan zestien uur werkt in de week ben je niet werkloos, maar met een nul-urencontract en wisselende uren in de lokale supermarkt of McDonald’s, verdien je maandelijks minder dan het minimumloon zonder enig vooruitzicht. Uit mijn onderzoek blijkt dat deze meisjes vaak niet kunnen rondkomen, ze blijven vaker bij hun ouders wonen, klussen af en toe zwart bij als schoonmaakster of oppas en sommige meisjes hebben zelfs twee baantjes. Dat is niet de toekomst waar deze meisjes van dromen. En dat terwijl er zoveel ‘handjes aan het bed’ nodig zijn. Helaas blijkt dit in de praktijk toch iets ingewikkelder te liggen. Veel zorginstellingen vragen een mbo niveau drie-opleiding, waar meisjes met een mbo niveau twee-diploma vaak niet terecht kunnen. Eigenlijk biedt de mbo niveau twee-richting de zorg geen volledige startkwalificatie waarmee je een fulltime functie kunt krijgen in de sector waar je voor wordt opgeleid.’

Wat waren de oorzaken voor de stagnatie op mbo niveau twee die je aantrof bij de witte meisjes?
‘Geld bleek een serieuze kwestie. De startkwalificatie is destijds bedacht als een instrument en om jongeren tenminste een basisdiploma te laten halen. En met succes, veel meer jongeren dan ooit hebben een startkwalificatie. Maar dit betekende ook dat al het onderwijs daarna voor deze groep als een vervolgopleiding wordt gerekend, waarbij je collegegeld moet betalen. Dat is voor veel van deze meisjes een groot probleem, aangezien veel van hen uit arme gezinnen komen. Daar komt bij dat in het mbo naast collegegeld ook andere schoolkosten zijn, zoals materiaalkosten. Dat gaat aardig in de papieren lopen.’

En capaciteit, was dat ook een factor?
‘Ja. We moeten ook een oplossing vinden voor de groep voor wie mbo niveau drie te hoog gegrepen is. In de zorginstellingen worden steeds hogere eisen gesteld. Daar heeft niet iedereen de cognitieve capaciteiten voor. De vraag is dus ook: hoe laten we mbo niveau twee wel aansluiten op wat wordt gevraagd in de sector?’

Heb je eigenlijk überhaupt nog gekeken naar de vroegtijdige schooluitval van de witte meisjes?
‘Er zijn zeker ook meisjes in mijn onderzoek die zijn uitgevallen en geen startkwalificatie hebben behaald.’

Je bent de gegevens niet gaan vergelijken met niet-witte meisjes, waarom niet?
‘Ik heb bewust gekozen om geen vergelijkend onderzoek te doen, maar me juist op een specifieke doelgroep te richten en vanuit hun ervaring en beleving te schrijven. Op deze manier geef ik deze meisjes de ruimte om hun perspectief te laten horen, zonder dit af te zetten tegenover andere groepen.’

Bestaat er een taboe rondom onderzoek naar kansarme witte mensen?
‘Een taboe, weet ik niet. Maar ik kreeg wel vragen wanneer ik aan mensen vertelde wat ik onderzocht. ‘Waarom aandacht voor deze groep, die niet bovenmatig voorkomt in de probleemstatistieken?’ Dat heeft dus te maken met die onzichtbaarheid, daarmee blijven ook de problemen vaak onderbelicht.’

Ligt het gevoelig om het in Nederland te hebben over de witte onderklasse?
‘Ik zou het anders willen stellen. Ik heb vergelijkingsonderzoek gedaan in Engeland, waarbij ik net zoals hier keek naar de aspiraties van ‘witte’ meisjes van laagopgeleide ouders op scholen en hoe zij dit kunnen verwezenlijken in het onderwijssysteem. De doelgroep die ik onderzocht, wordt daar heel expliciet omschreven als white working class. Een begrip dat je daar aan niemand hoeft uit te leggen. De meisjes in Engeland waren zich ook heel bewust van hun sociale klasse achtergrond en voelden zich daardoor heel beperkt.’

Maakte dit klassenbewustzijn ook iets uit voor hun doorstroom?
‘Uiteindelijk kwamen die Engelse meisjes wel grotendeels terecht op vergelijkbare posities als in Nederland. Maar de manier waarop hun aspiraties worden beargumenteerd, was heel anders dan in Nederland. In Nederland speelde de sociale klasse achtergrond van deze meisjes geen bewuste rol in hoe zij hun aspiraties verwoorden en hoopten te verwezenlijken. In Engeland wel, doordat zij bijvoorbeeld als motivatie vaak de moeilijke positie van hun moeder aanhaalden met de hoop om het vervolgens beter te doen.’

En nu?
‘Mijn doel met dit onderzoek is bereikt, namelijk deze onzichtbare groep weer zichtbaar maken. Van scholen, zorginstellingen en beleidsmakers heb ik al veel reacties gekregen met vragen. Ik hoop dat dit onderzoek tevens bijdraagt aan een kritische blik op het kijken naar begrippen zoals ‘vroegtijdige schoolverlaters’. Want hoewel het formeel hartstikke goed gaat; het aantal jongeren dat geen startkwalificatie haalt, is gehalveerd in tien jaar tijd. Dus blijft er ook een groep mét startkwalificatie die niet aan het werk kan in de sector waartoe ze zijn opgeleid. Sommige statistieken zijn in die zin te rigide gesteld. Het wordt tijd om verder te kijken naar hoe we de problemen oplossen van meisjes die wel een startkwalificatie hebben.’

Wat vond je promotor ervan dat je onderzoek zich verplaatste van schooluitval naar carrièrepad van witte meisjes op vmbo-mbo niveau twee? Paste dit nog wel in het Europese VSV-project?
‘Mijn onderzoek valt juist binnen het voortijdig schoolverlaten-kader, omdat ik onderzoek deed binnen de onderwijsniveaus waar voortijdig schooluitval het vaakst voorkomt. Daarnaast richtte mijn onderzoek zich op de aspiraties van jongeren. Uit eerder onderzoek is ook gebleken dat te hoge aspiraties een reden zijn voor jongeren om uit te vallen, doordat ze deze niet kunnen waarmaken. Door te kijken hoe het gaat met de groep die het minst uitvalt, zouden we wellicht kunnen leren van hun best practices. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat ook zij hun ambities niet kunnen waarmaken en tegen beperkingen aanlopen.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -