9.3 C
Amsterdam

Terug naar opa’s uitgemoorde dorp

Tayfun Balcik
Tayfun Balcik
Journalist en historicus.

Lees meer

Chris de Ploeg heeft een bijzondere reis van drie weken achter de rug. Hij bezocht het dorp in Zuid-Turkije, waar de Armeense familie van zijn moeder tot de genocide in 1915 woonde.

Chris de Ploeg (1994) is de zoon van een Armeense moeder en een Nederlandse vader. Deze zomer bezocht hij samen met zijn ouders en zijn broer de regio Cilicië in Zuid-Turkije. In deze bergachtige streek woonden de voorouders van zijn moeder. Tot de Armeense genocide in 1915 hier een wreed einde aan maakte. Talloze familieleden werden vermoord.

Voor De Ploeg is zijn Armeense achtergrond de laatste jaren belangrijker geworden, na jaren van ongemak over Turkije en terughoudendheid over zijn Armeense identiteit. Al heeft hij wel degelijk een Armeense opvoeding gehad, zegt De Ploeg, inclusief de Armeense zondagschool waar hij een hekel aan had. ‘Daar wilden ze ons ‘Armeens voor dummies’ leren, terwijl mijn moeder tot mijn zesde alleen maar Armeens met ons sprak. Ik spreek vloeiend Armeens, het is mijn moedertaal.’

Er bestaan twee Armeense talen. In Armenië, Rusland en Iran wordt Oost-Armeens gesproken. West-Armeens is de taal van de Armenen in Turkije, Libanon, Syrië en de diaspora in Europa. Wat spreek jij?

‘Ja, West-Armeens. Ik kwam er sowieso pas vrij laat achter dat er ook zoiets was als Oost-Armeens. Als kind was ik niet met die dingen bezig. Voor mij was Armeens gewoon een taal waarmee ik met mijn familie kon praten. Dat deed ik ook en ik had altijd een warme band met mijn Armeense familie. In die zin heb ik me altijd sterk Armeens gevoeld. Ik heb ergens nog een oud voetbalshirt liggen in de kleuren van Armenië. Dat had ik in de brugklas vaak aan.’

En toch was er een afstand tot je Armeense achtergrond?

‘Meer een terughoudendheid om er heel actief mee bezig te zijn. Ik denk dat het gemengde huwelijk van mijn moeder met mijn vader een rol speelt. Mijn vader is Nederlands. Om het nog ingewikkelder te maken, hij is half-Joods. Sefardisch-joods. Daardoor heb ik altijd een bepaald ongemak gehad met Armeens nationalisme en dan vooral met de conservatieve gezinscultuur, zoals dat je met een Armeen moet trouwen. Al is mijn vader uiteindelijk wel warm geaccepteerd door de familie. Maar er zijn traditionele opvattingen die ik als kind al niet prettig vond. Zo was er een Armeense priester die mijn ouders niet wilde trouwen omdat mijn vader atheïst was. Bij mijn neven thuis speelde dat nog sterker. Hun ouders – die beiden Armeens zijn – wilden echt dat ze met een Armeense thuis zouden komen. Die opvattingen zijn er tot op zeker hoogte nog steeds.’

Nemrut
(Beeld: Chris de Ploeg)

Toch groeide het Armeense gevoel de laatste jaren bij je. Hoe ging dat?

‘Ja, ik begon meer over de Armeense geschiedenis te lezen en wat meer door te vragen bij mijn moeder over familieverhalen. Ik ben actief in de antiracismebeweging, waar het veel over dekolonisatie gaat. Op een gegeven moment dacht ik, hoe zat het bij ons voor de genocide plaatsvond? Wat is de langere geschiedenis van de Armeniërs? Zo hoorde ik bijvoorbeeld de verhalen over de mythische Aralezes. Gevleugelde honden die de wonden van gevallen strijders likten om ze weer tot leven te wekken.’

‘Weinig Nederlanders weten dat de Turkse volkeren pas zo’n duizend jaar geleden vanuit Centraal-Azië naar Anatolië migreerden. De oorspronkelijke bewoners van wat ik liever de Armeense hooglanden noem – een gebied dat nu voor het grootste deel onder Turkije valt – waren de Armeniërs. Onze voorouders woonden daar, zo blijkt uit dna-onderzoek, al minstens achtduizend jaar. Waarschijnlijk zelfs nog langer. Zo weten we dat de tempel Portasar bijna twaalfduizend jaar geleden is gebouwd in de Armeense hooglanden. In die zin waren de Turken kolonisten, die tegen het einde van de dertiende eeuw het Ottomaanse rijk stichten.’

‘Onder heerschappij van de Ottomanen hadden de Armenen wel problemen, maar er was er nooit sprake van genocide. Ik zie die massamoord als het resultaat van het groeiende kolonialisme, kapitalisme en nationalisme van de negentiende en twintigste eeuw – ideologieën en technieken die werden overgenomen uit Europa.’

‘In de 20ste eeuw escaleerde dat verder. De Jong-Turken, die uiteindelijk overgingen op regelrechte genocide tegen de Armenen, waren medegeïnspireerd door het sociaal-darwinisme. Ze hadden ideeën als ‘het sterkste volk overleeft’ en dat het uitsterven van ‘zwakkere volkeren’ onvermijdelijk is. De Turkse elite is grotendeels rijk geworden door de gestolen bezittingen van Armenen, zoals de onderzoeker Halil Karaveli laat zien in zijn boek Why Turkey is Authoritarian. Turkse nationalisten wilden een ‘nationale economie’ opbouwen, zonder Armeniërs en andere christenen, maar wel met hun kapitaal.

Was je deze zomer voor de eerste keer in Turkije?  

‘Nee, maar wel voor het eerst in Cilicië. Sterker nog, dit is de eerste keer sinds de genocide dat er überhaupt iemand van onze familie is teruggegaan. Niemand durfde, ondanks dat ze bijna allemaal in Turkije zijn opgegroeid. We zijn vanuit Istanbul met de auto eerst naar Cappadocië gegaan. Van daaruit naar Göksun, waar mijn overgrootvader was geboren, en toen naar Zeytun, waar hij is opgegroeid.’

Wat waren de mooiste en vervelendste momenten van de reis?

‘Het mooiste moment was, vreemd genoeg, ook meteen het meest ongemakkelijke. We kwamen aan in Zeytun, het dorp van mijn opa. Het was met afstand het mooiste dorp dat ik heb gezien. Een rivier die door een spleet in de berg stroomt. Het geluid van constant stromend water. Het was er zo groen met verderop meren. De huisjes waren als een soort terrassen in de vallei gebouwd. Het uitzicht over de vallei was zo mooi.’

Het heet nu toch geen Zeytun meer?

‘Ja, dus daar begint het ongemak dus. Het heet nu Süleymanli, vernoemd naar een Ottomaanse bevelhebber, die gesneuveld zou zijn in de strijd tegen de Armeniërs. In Zeytun is historisch gezien veel verzet geweest. Daardoor komt het dorp ook in veel Armeense liederen voor. Het ongemak begon al toen we via Google Maps nummers belden om een hotel te zoeken. De mensen die opnamen vroegen wat we kwamen doen. Omdat het gewoon een dorp is waar verder nooit wat gebeurt. Die nummers bleken ook niet te kloppen. Er was daar niks.’

En toen?

‘We gingen twijfelen. Moesten we eerlijk zijn of niet? Uiteindelijk waren we wel blij dat we niet in het dorp sliepen. Want het voelde toch niet helemaal veilig. In je achterhoofd speelde constant dat de genocide wordt ontkend door Turkije. Straks dachten ze daar dat we onze huizen kwamen claimen. Onderweg vroeg een ober van een wegrestaurant waar we naartoe gingen. ‘Er is toch niks in Sülemanli’, zei hij. En toen: ‘Ah, nee, er is wel iets. Ga je naar de Bloederige Brug kijken?’

Wat is dat?

‘Er is daar een brug die bekend is omdat Ottomaanse soldaten – ‘onze helden’, zei hij – er vermoord zouden zijn door Armeniërs. Dat was aan de voet van het dorp Süleymanli. Pakweg vijftig meter daarvoor, stonden we letterlijk tegenover gewapende Turkse soldaten in uniform. Ik heb geen idee wat ze daar precies deden. We hebben ze niet gesproken en zijn er gewoon langsgereden.’

Dat lijkt me ook de beste optie.

‘Maar goed, toen kwamen we bij het dorp. Daar gingen we even wandelen. Dat was op zich al heel bijzonder. Gewoon de natuur, bergen bekijken, de ruimte proeven. Het klinkt misschien gek omdat we er nooit eerder waren geweest, maar ik, mijn moeder en mijn broer hadden allemaal het gevoel van thuiskomen. Gewoon door de geuren, de bergen. Er is iets dat toch in je lichaam zit ofzo, dat ervoor zorgt dat het daar als thuis voelt.’

‘Als je ons mist, kijk dan naar de wolken, dat zijn de brieven die we sturen’

Chris de Ploeg vertelt dat zijn moeder, die ook Turks spreekt, in principe als intermediair optrad. En dat ze met één groep Turken echt een gesprek heeft gehad. Zij vroegen meteen: wat kom je hier doen?

‘Ik merkte meteen aan haar lichaamstaal en stemverheffing dat het een pittig gesprek was. De energie ging omhoog. Mijn moeder heeft gezegd dat haar opa uit het dorp komt, en daarna zijn we naar boven gegaan naar een uitzichtpunt. Makkelijk om te vinden, daar hangt altijd een Turkse vlag. Even later nodigde diezelfde groep ons uit om een kop koffie te drinken. Gewoon op straat, weet je wel, voor hun deur. Ik ben wel blij dat we dat gesprek hebben kunnen voeren.’

En werd het gevoelig?

‘Het interessante was, de mannen nodigden ons uit. Maar er zaten ook vrouwen bij en we begonnen met hen te praten. Ik weet niet waarom, maar er was een groot genderverschil in hoe mensen reageerden.’

Wat bedoel je?

‘Ik vond de mannen heel onbeschoft. Mijn moeder heeft gezegd waar het op staat en het verhaal van mijn overgrootvader verteld. Hij was zeventien tijdens de Balkanoorlogen [die begonnen in 1912 en zouden uiteindelijk uitmonden in de Eerste Wereldoorlog]. Zijn broer was opgeroepen voor het leger maar die had net een baby gekregen. Toen heeft mijn overgrootvader gezegd: ‘Ik ga in jouw plaats, want jij moet je kind zien opgroeien.’ Hij is toen onder zijn naam het leger ingegaan. Bij het Dardanellenoffensief in 1915 raakte hij gewond aan zijn voet. Hij wilde terug naar zijn dorp om daar te herstellen. Zijn kolonel, die hem wel mocht omdat hij een goede sergeant was, heeft tegen hem gezegd: ‘Ga niet terug, er is niks voor jou daar.’ Hij gaf hem een adres in Istanbul. Daar begon hij opnieuw met zijn leven, onder een Turkse achternaam. Die naam heeft mijn moeder nog steeds.’

Heftig.

‘Het enige wat hij nog had, was een laatste brief van zijn moeder. Daarin stond het volgende: ‘Er zijn mannen met wapens, we weten niet waar ze ons naartoe brengen. Als je ons mist, kijk dan naar de wolken, dat zijn de brieven die we sturen.’ Wat ik hoorde over mijn overgrootvader is dat hij vaak in Istanbul voor de deur zat en naar de wolken keek. Met tranen in zijn ogen.’

Hoe reageerden die oude Turkse mannen op dit verhaal?

Hun reactie was: ‘Ja, maar de Armenen waren bandieten, ze hebben het over zichzelf afgeroepen.’ Ze vertelden ook een bizar verhaal over de reden waarom een groot deel van het dorp was afgebrand. Zogenaamd probeerden ze met vuur een bijenplaag te verdrijven. En toen, oeps, was het halve dorp weg. Het boeiende is dat de vrouwen heel anders reageerden, met veel meer begrip en een luisterend oor. Zij hadden Griekse roots. Blijkbaar geldt dat voor de meeste bewoners daar. Zij komen uit families die gedwongen uit Griekenland zijn gedeporteerd. Dat gebeurde rond 1923, toen Atatürk en de Grieken akkoord waren over een gigantische bevolkingsuitruil. De Grieken wilden van hun moslims af en de Turken van hun christenen. De mensen zelf hadden daar niets over te zeggen, ook al woonden ze vaak al generaties lang in Turkije of Griekenland.

‘Het enige wat hij nog had, was een laatste brief van zijn moeder’

Een van de vrouwen vertelde dat haar grootouders midden in de nacht werden opgehaald. Ze hadden niet eens tijd om spullen te pakken. Sommigen mensen die op de boot naar Turkije overleden, werden overboord gegooid. Die gebeurtenissen waren geen genocide, maar zorgen wel voor wederzijds begrip. Voor ons was dat contact heel waardevol. Het was een opluchting dat het niet de nazaten van onze moordenaars waren die in het dorp wonen. En ja, die mannen papagaaien gewoon wat ze ooit van hogerhand, van de staat of op tv, hebben gehoord.’

Heb je gevonden waar je naar zocht?

‘Het ging mij om verbinding met mijn wortels. Dat is gelukt, voor zover dat kan met zo’n verleden. We hebben ook andere gebieden bezocht met overblijfselen van de Armeense cultuur, maar ook van de Grieken en de Assyriërs, in de steden Urfa, Portasar, Mardin en op andere plekken. Dat vond ik ook moeilijk. De autorit van Zeytun naar Urfa duurde zo lang. Dan ga je automatisch denken aan de Armeniërs die diezelfde route in 1915 in de verschroeiende hitte moesten lopen in dodenmarsen. Dat zorgde voor heftige emoties. Zeker bij mijn moeder, die mijn overgrootvader heeft gekend, en een halve dag onwel is geworden door die gedachte. Ook bij mijn vader was het trouwens merkbaar. Tijdens zo’n reis proef en voel je de geschiedenis van je volk. Die ervaringen gaan dieper in je lichaam en geest zitten.’

Ga je nog een keer terug?

‘Ja, sterker nog, ik wist eigenlijk meteen toen ik daar was: ik wil hier wonen. Dat is mooi, maar als je wat langer over die gedachte nadenkt, dan sluipt het ongemakkelijke gevoel er weer in en kom je tot de conclusie dat dat heel moeilijk ligt.’

Armeniërs die willen terugkeren, dat ligt politiek gevoelig inderdaad.

‘Ja, in Turkije wordt de genocide niet erkend. Er is zelfs actieve ontkenning. Dat is best heftig, want je voelt je daardoor constant onveilig, ondanks alle Armeense schooltjes in Istanbul. De geschiedenis bespreken zoals wij nu doen, dat kan daar niet. Toen we de oude school van mijn moeder bezochten, zagen we in elk klaslokaal een portret van Atatürk hangen. Dat is verplicht, vertelden ze dan. Pijnlijk. Atatürk was weliswaar niet direct betrokken bij de Armeense genocide – hij vocht toen aan het front, net als mijn overgrootvader – maar hij was wel lid van de Jonge Turken die de genocide uitvoerden. Hij nam daarna genocideplegers op in zijn regering en zorgde ervoor dat Armeense vluchtelingen nooit konden terugkeren. En dan hebben we het nog niet gehad over de deportatie van de Grieken door Atatürk, zijn harde onderdrukking van de Koerden, de militaire dictatuur, enzovoort. Toen we de oude Armeense lerares van mijn moeder tegenkwamen, en ze hoorde dat mijn broer en ik activisten en journalisten zijn, schudde ze direct haar hoofd. ‘Niet hier’, zei ze. Dat is gewoon heel jammer.

‘De geschiedenis bespreken zoals wij nu doen, dat kan daar niet’

Ik moet ook benadrukken, politiek is het ingewikkeld, maar je van mens tot mens verbinden met de lokale bevolking, dat was makkelijk. Alle Turken en Koerden die we hebben ontmoet waren heel gastvrij. Ook in het aardbevingsgebied. Ondanks dat zoveel mensen bijna alles hadden verloren. Velen vertelden ook over de Armeense vrienden die ze vroeger hadden. Soms was er zelfs een uiting van verlies of verdriet dat ons volk is verdwenen. Waarom dat was gebeurd, ja dat lag moeilijker. Dan werd er vaak iets diplomatieks gezegd van: ‘Ik weet het niet.’ Of ze haalden hun schouders op en antwoordden:  ‘Politiek.’

Wat zou je willen doen om dat te veranderen?

‘Pfff, ik moet het allemaal een beetje laten bezinken. Maar er is wel een zaadje bij mij geplant. Ik weet nog niet precies wat ik ermee ga doen, maar dat komt nog wel.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -