‘Diversiteitsbeleid in de praktijk is nu vooral het uitspreken van ambities in rapporten’, zegt Antoin Deul.
NiNsee (Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis) is een kennis- en onderzoekscentrum over het Nederlandse slavernijverleden en de gevolgen daarvan voor de hedendaagse samenleving. Het instituut was betrokken bij het tot stand komen van het Nationaal Monument Slavernijverleden en organiseert jaarlijks het festival Keti Koti. Antoin Deul is sinds vorig jaar directeur van het instituut. Hij wil de patstelling rondom het collectieve bewustzijn over het slavernijverleden doorbreken. De Kanttekening sprak hem over zijn ambities.
Voel je al beweging in jouw ambitie om de erkenning van het slavernijverleden meer inclusief te maken?
‘Ik zie bij witte instituties wel een groeiende interesse om meer te weten en ook om er iets mee te doen. Neem het Rijksmuseum, daar zijn ze zich nu heel bewust dat men wat moet doen met het eurocentristische verhaal dat daar wordt verteld over de koloniën. En ja, de Zwarte Piet-discussie heeft absoluut wat in beweging gezet in de maatschappelijke bewustwording over racistische mechanismes in het verleden en nu.’
Betekent dit bewustzijn ook dat dit soort organisaties zelf wat gekleurder worden?
‘Nee, helaas. De statistieken tonen aan dat wat het personeelsbeleid betreft muurvast zit. Daarbij wordt de vraag ‘waar haal je ze vandaan?’ vaak opgevoerd als reden. Feit is dat veel jongeren met een migratieachtergrond studies gaan doen waar ze geld mee kunnen verdienen. Ze hebben niet de luxe om zich te scholen in vakgebieden waar minder gemakkelijk geld te verdienen is. Toch komen ook mensen met een migratieachtergrond die wel studies hebben gedaan in een culturele richting ook nauwelijks terecht op sleutelposities in de culturele sector. Diversiteitsbeleid in de praktijk is nu vooral het uitspreken van ambities in rapporten. Dus wil je echt iets veranderen, dan zou je misschien toch aan quota’s moeten denken. We hebben eigenlijk alles wel geprobeerd inmiddels, zonder resultaat.’
Je zei ooit ‘onze geschiedenis is niet begonnen in slavernij, het is beter onze rijkdom te vieren, onze geschiedenis, kunst, cultuur en economie’. Moeten we dan denken aan een historische verheerlijking van het pre-Europese Afrika, een beetje zoals de laatste decennia is omgegaan met de Nederlandse geschiedenis?
‘Het is een expliciete keuze geweest in 2016 om een Black Achievement Month in te stellen in plaats van een Black History Month. Het was een eclatant succes. Allerlei debatten activiteiten hebben we georganiseerd. Alles zat eigenlijk altijd wel vol, met een heel divers publiek. Dit jaar in oktober gaan wij de rijkdom van onze cultuur wederom vieren. De opening van de Black Achievement Month zal dit jaar spetterend van start gaan op 1 oktober in de Stadsschouwburg Amsterdam.’
Een veel gehoord argument om de trans-Atlantische slavernij te relativeren is het feit dat er in Afrika en elders op de wereld ook slavernij voorkwam.
‘Verschillende soorten slavernij kwam overal voor. Ook in het Midden-Oosten en ja, ook in Afrika. Als je een schuld had of een oorlog had verloren, dan kon je tot slaaf worden gemaakt. Maar het was echt een fundamenteel ander type slavernij in Afrika. Tot slaaf gemaakten in Afrika konden uiteindelijk wel vrij komen. Hun kinderen werden geen slaaf. Uiteindelijk ging men min of meer op in de samenleving. Ze werden niet gedehumaniseerd, zoals tijdens de trans-Atlantische slavernij waarbij Afrikanen als een biologisch lager soort mens werden gezien. Europeanen linkten het aan allerlei rassentheorieën. Alleen daarom al kun je het kwaad en de gevolgen van de trans-Atlantische slavernij niet vergelijken met andere vormen van slavernij.’
Aandacht voor het slavernijverleden is nodig. Maar wat doet een eenzijdig narratief van zwart slachtofferschap en wit daderschap met het zelfbeeld van zwarte en witte mensen?
‘Ik snap wat je bedoelt. Maar ten eerste is het gewoon een onderdeel van de geschiedenis. En de situatie nu is: het ene deel willen we graag een grotere plaats geven in het collectieve geheugen, zoals de successen van de Vereenigde Oostindische Compagnie en de Tweede Wereldoorlog. En het andere deel, onze misdaden in de koloniën, de slavernij, daar hebben we het liever niet over. Juist dat deel dat zo’n enorme impact heeft op de wereld van nu. Ik snap dat slachtofferschap niet iets is waar je in moet blijven hangen, maar het trauma moet eerst verwerkt worden door onze samenleving. Dat is een proces met verschillende fases, zoals je dat ook hebt met rouwverwerking. Erkenning is de fase waar we nu in zitten. Het kwaad moet benoemd worden, zonder mitsen en maren. We moeten door die pijn heen. Dan pas kunnen we een vervolgstap maken.’
Een andere blinde vlek in ons nationaal bewustzijn is, denk ik, de eeuwenlange sociaal-economische onderdrukking en uitbuiting van de Nederlandse onderklasse. Zou een verbinding van die twee onderdrukkingsgeschiedenissen een manier kunnen zijn om de strijd voor erkenning van onderdrukten meer inclusief te maken?
‘In de Verenigde Staten is heel vaak geprobeerd om de emancipatie van Afro-Amerikanen te koppelen aan de klassenstrijd van Amerikaanse witte arbeiders. Angela Davis (Amerikaanse filosofe, schrijfster en politiek activiste, red.) heeft daar veel over geschreven. Destijds is het mislukt, maar ik denk dat je het zeker kunt proberen. Intersectionaliteit noemt men dat nu. De strijd voor homo- en vrouwenrechten koppelen aan anti-racisme. Ik denk dat daar een taak ligt voor andere maatschappelijke organisaties. Wij als NiNsee zijn echt gericht op de trans-Atlantische slavernij. Het is onze hoofdtaak om daar aandacht aan te besteden en een verbindend podium te creëren.’
In 2013 stopte de subsidie. Wat was daar de aanleiding voor?
‘Halbe Zijlstra heeft destijds de stekker eruit getrokken, zoals bij veel culturele instellingen. Te gek voor woorden. Maar de gemeente Amsterdam heeft de laatste jaren een instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld. Van Lodewijk Asscher hebben we vijf ton projectsubsidie gekregen voor twee jaar. Sinds ik ben aangetreden zijn we direct in gesprek gegaan met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Verenigde Naties hebben 2015 tot 2024 uitgeroepen tot het decennium voor mensen van Afrikaanse herkomst. Nakomelingen van Afrikanen worden overal waar ze zijn terechtgekomen, achtergesteld. Zij krijgen nu hun plek: rechtvaardigheid, ontwikkeling en erkenning zijn de speerpunten.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!