De expositie Facing Blackness in de Amsterdamse Black Archives toont Nederlandse visuele representaties van zwarte mensen, van de koloniale periode tot de hedendaagse samenleving. We spraken op locatie met Black Archives-leider Mitchell Esajas, tevens de curator van dienst, over het waarom van deze tentoonstelling. ‘Scholieren leren bij ons over de ontstaansgeschiedenis van racisme, iets wat ze niet op school meekrijgen.’
Een mooie zomerse dag in Amsterdam-Oost. Mitchell Esajas (34) staat bij de ingang van de tentoonstelling Facing Blackness en wijst op de achterkant van zijn gele Patta-shirt: een foto van de Surinaamse verzetsheld Anton de Kom, over wie Esajas een boek heeft geschreven. Zelf is Esajas nog altijd strijdvaardig. Zwarte Piet is in veel steden verleden tijd en de discussie over deze figuur is gekanteld, begint hij, maar veel mensen realiseren zich niet dat het racisme dat ten grondslag ligt aan Zwarte Piet een structureel probleem is.
‘Zo houden veel witte mensen stellig vol dat de Zwarte Piet-traditie niks te maken heeft met slavernij of kolonialisme. Ook heb je mensen die uit empathie voor verandering zijn en vinden dat er begrip moet worden getoond voor ons verdriet. Dat is goed en belangrijk. Maar ook dan begrijp je eigenlijk nog steeds niet waarom Zwarte Piet problematisch is.’
Dit racistische karakter van Zwarte Piet kan pas volledig worden begrepen door de historische context van antizwart racisme in Nederland te kennen, legt Esajas uit. ‘Samen met Jessica de Abreu, Raul Balai en een team van onderzoekers en kunstenaars hebben we de tentoonstelling Facing Blackness georganiseerd, omdat we de verzwegen geschiedenis van de koloniale beeldvorming en het verzet daartegen zichtbaar willen maken en meegeven aan het publiek.’
Deze geschiedenis zit vol met negatieve stereotyperingen van zwarte mensen, wat weer zijn consequenties heeft voor de behandeling van zwarte mensen in de huidige samenleving, aldus Esajas. Hij kan zich nog goed herinneren hoe hij en Jerry Afriyie in een artikel van de Telegraaf werden neergezet als hooligans. De aanleiding? Omdat ze op een vreedzame manier hadden geprotesteerd tegen Zwarte Piet.
‘Ras’ als product van racisme
De expositie begint met een fraaie uiteenzetting van hoe het zwarte lichaam door de geschiedenis heen door de koloniale lens werd bestudeerd. Het gaat onder meer over het zogenoemde ‘schedelmeten’, waarbij werd gesteld dat zwarte mensen minder intelligent zijn dan witte mensen. Met behulp van dit soort pseudowetenschap kwam men tot de rassentheorie die zwarte mensen als minder beschaafd en intelligent categoriseerde dan witte mensen.
Het begrip ‘ras’ is dus een product van koloniale en racistische ideeën, vertelt de tentoonstelling ons. Maar het racisme beperkte zich niet alleen tot de antropologie. We zien het ook terug in de kunst. Op het schilderij van de prinses Maria van Oranje door kunstenaar Jan Mijtens (1614-1670) is een zwarte bediende afgebeeld. De naam van de jongen is niet bekend en hij wordt duidelijk als ondergeschikt afgebeeld. Het is niet bekend of deze bediende ook heeft geposeerd, of dat er erbij is geschilderd om te laten zien dat de prinses een zwarte knecht had.
De tentoonstelling staat ook stil bij het zwarte verzet tegen racisme. Het gaat hier onder meer om het verzet door tot slaaf gemaakte Afrikanen in de Franse kolonie Santo Domingo, de filosoof en antropoloog Antenor Firmin (1850-1911), die zich in zijn boek The Equality of the Human Races afzette tegen het dominante rassendenken, en Ira Aldridge (1807-1867), de eerste zwarte acteur die Othello speelde in het gelijknamige toneelstuk van William Shakespeare.
Deze verhalen ontbreken nog in het schoolcurriculum, zegt Esajas. ‘Als mensen denken aan racisme, dan denkt men meestal aan het expliciete racisme: het gebruik van het n-woord, of geweld tegen zwarte Nederlanders. Maar als we het hebben over structureel racisme, dan bedoelen we het ontbreken van deze koloniale geschiedenis en de verhalen over de zwarte verzetshelden op scholen in Nederland. Ik vind het belangrijk dat Nederlandse kinderen deze geschiedenis meekrijgen.’
De expositieruimte is gevuld met vitrines met indrukwekkende, soms ook huiveringwekkende, voorwerpen. Zo ligt er een fles limonadesiroop uit het midden van de vorige eeuw, met de afbeelding van een zwart persoon en de aanduiding ‘nikkertje’. Er liggen ook boeken met titels als De tien kleine negertjes. Zij herinneren de bezoeker eraan hoe zwarte mensen in de twintigste eeuw werden gestereotypeerd als minder beschaafd of zelfs gewelddadig. En hoe aan zwarte mensen werd verteld dat zij en hun cultuur minderwaardig zijn.
Neem ook het boek Zwarte mensen in kinderboeken (1980) van de Surinaams-Nederlandse antropoloog Roline Redmond, die racistische stereotyperingen van zwarte mensen onderzocht. Of het kinderboek Dagoe de kleine bosneger van schrijver Anne de Vries (1954), over een twaalfjarige jongen uit het ‘heidense’ Suriname die door het christelijke geloof moest worden ‘gered’. Het contrast tussen de ‘achterlijke’ Surinaamse cultuur en tradities, waartegenover de ‘superieure’ christelijke cultuur werd geplaatst, is een thema dat in veel kinderboeken terugkwam en wat we ook in de Surinaamse samenleving terugzien, aldus Esajas.
‘De Surinaamse traditie winti (een traditionele Afro-Surinaamse religie, red.) was verboden door de invloed van christelijke missionarissen. Het werd gezien als afgoderij.’ Hij laat een kunstwerk van de Surinaams-Nederlandse Jaasir Linger zien: een grote witte bal met daaronder een blauwe rand. ‘Dit vind ik één van de mooiste kunstwerken. Op de bal zijn de video’s van de jonge Jaasir in Suriname geprojecteerd. Het kunstwerk symboliseert de winti-traditie en hoe die rituelen ons beschermen tegen negatieve energie. Door jezelf te beschermen tegen negativiteit kun je jezelf en je cultuur ontdekken en omarmen. Daarom zie ik deze kunst als een vorm van emancipatie en dekolonisatie voor Afro-Surinaamse mensen.’
‘Wat ik bijzonder vind, is dat we veel archiefmateriaal hebben gevonden van eerdere protestbewegingen tegen Zwarte Piet’, vertelt Esajas enthousiast. Hij laat een flyer van het boek Sinterklaasje kom maar binnen zonder knecht (1998) van de Surinaams-Nederlandse schrijver en activist Lulu Helder zien. In dit boek schreef Helder al over de racistische stereotypering van Zwarte Piet.
Esajas: ‘Lulu Helder kreeg, net als Jerry Afriyie en ik, ook heel veel tegenstand van de witte meerderheid. Ik denk dat wij tegenwoordig makkelijker mensen kunnen mobiliseren om te protesteren tegen racisme, omdat we nu social media hebben en daardoor veel minder afhankelijk zijn van de mainstream media.’
‘Veel mensen die de tentoonstelling bezochten, wit en zwart, noemen het een eye opener’
Inmiddels hebben veel mensen de tentoonstelling Facing Blackness gezien. Esajas hoopt met deze expositie bij te dragen aan het historisch besef van de bezoekers. ‘Veel mensen die de tentoonstelling bezochten, wit en zwart, noemen het een eye opener. Scholieren leren over de ontstaansgeschiedenis van racisme, iets wat ze niet op school meekrijgen. Door hen die kennis mee te geven, kunnen scholieren racisme in de samenleving sneller en beter herkennen.’
Dit geeft Esajas hoop. ‘Als je vanuit onwetendheid nog steeds vasthoudt aan Zwarte Piet en je hebt niet de argumenten waarom het een foute traditie is, waarom zou je dan veranderen? Pas wanneer je voldoende informatie hebt over de historische context, kun je tot het besef komen dat deze traditie niet los te zien is van racistische stereotyperingen van zwarte mensen. Ik wil dat mensen zelf deze expositie ervaren en de kennis in zich opnemen, zodat ze niet alleen zichzelf onderwijzen maar ook de discussie met familie en vrienden kunnen aangaan.’
Hoe cureer je zo een tentoonstelling over zwartheid? Dat was nog een hele uitdaging, legt hij uit. ‘We hebben een grote hoeveelheid aan racistische beelden en objecten. Die wil je natuurlijk laten zien aan bezoekers, zodat ze tot het besef komen hoe ‘normaal’ racisme vroeger was. Tegelijkertijd wil je niet een ruimte creëren waarin je wordt gebombardeerd met racistische beelden. Daarom hebben we geprobeerd de expositie gelaagd samen te stellen: eerst objecten over de verzetshelden, en dat bezoekers daarna over de vitrines heen moeten kijken om de racistische boekjes en voorwerpen te kunnen zien.’
Emancipatie van Afro-Surinamers
Esajas zat zelf op een relatief witte middelbare school in Amsterdam Oud-Zuid, waar hij de enige zwarte VWO-leerling was. Toen hij naar de Vrije Universiteit ging, kreeg hij rare opmerkingen van witte medestudenten. ‘Ik studeerde Culturele Antropologie en ik kreeg van mijn medestudenten opmerkingen als ‘O, jij kan vast heel goed dansen’ of ‘Zit jij op de universiteit?’’
De curator van Facing Blackness kreeg ook te maken met rauw racisme. ‘Een keer probeerden een paar medestudenten mij online te stangen, door een filmpje van Zwarte Piet te plaatsen en te promoten. Ik raakte met hen in discussie, waarop één student antwoordde dat ik ‘terug moest gaan naar mijn eigen land’. Een ander zei: ‘Ik ben niet racistisch, want ik ben in Afrika geweest.’ Dit soort ervaringen hebben mij geprikkeld om mij later als activist te verzetten tegen racisme.’
Esajas laat zijn kantoor in het pand van The Black Archives zien. Hij neemt een slok van zijn Fernandes en vertelt: ‘Met een paar vrienden zijn we in 2011 de organisatie New Urban Collective gestart, want we merkten dat er een gebrek was aan diversiteit op de universiteit en in schoolcurricula. In datzelfde jaar is de ‘Zwarte Piet Is Racisme’-campagne begonnen.’
Hij vertelt de laatste jaren wat minder met activisme bezig te zijn. Nadat zijn auto total loss geslagen werd door rechtsextremistische voorstanders van Zwarte Piet, en bovendien zijn vriendin met gezondheidsproblemen te kampen kreeg, besloot Esajas zich iets minder bezig te houden met protestacties. ‘Ik hoop dat ik een steentje heb kunnen bijdragen aan de strijd tegen anti-zwartracisme en meer historisch besef heb weten te creëren. Dit doe je nooit alleen, maar als onderdeel van een grotere beweging’, zegt hij.
‘We moeten ons realiseren dat alleen debatteren over Zwarte Piet en racisme niet voldoende is om het structurele probleem aan te pakken’, benadrukt Esajas. ‘We kunnen decennialang blijven protesteren tegen racisme en tegen allerlei vormen van ongelijkheid en op de deuren van scholen en universiteiten blijven kloppen totdat ze ons verhaal aanhoren. En dat is ook heel belangrijk. Maar wat is er nu werkelijk veranderd? Op de Vrije Universiteit van Amsterdam is er nu een diversity officer, maar is daarmee het probleem van institutioneel racisme verholpen?’
‘We moeten ons realiseren dat debatteren over Zwarte Piet en racisme niet voldoende is’
Esajas pleit voor radicale verandering. ‘Het wordt tijd dat de curricula worden omgegooid, zodat de verhalen over zwarte mensen en de manier hoe zij door de jaren heen gekarakteriseerd werden meer aandacht krijgen. Ik hoop daarom dat vanuit de politiek en instituten het probleem van institutioneel racisme wordt verholpen.
‘Ik geloof heel erg in eigen kracht en emancipatie vanuit de zwarte gemeenschappen. Alleen als we sterk in onze schoenen blijven staan, kunnen we instituten in Nederland beïnvloeden.’
De expositie ‘Facing Blackness’ is tot 23 december te bezichtigen in The Black Archives in Asmsterdam.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!