Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: Abd Alghani Hasan (43). Hij ontvluchtte zijn vaderland vanwege de oorlog en de discriminatie die soennitische moslims dagelijks meemaken in Syrië. Na een tijdje in Turkije te hebben gewoond, besloot hij om de tocht naar Europa te maken.
Toen de Syrische Burgeroorlog in 2011 uitbrak, kregen burgers twee keuzes opgelegd van de Syrische president Bashar al-Assad. ‘Vecht voor mij of tegen mij.’ Voor Hasan en zijn drie broers waren beide opties onmogelijk, dus besloten ze Syrië te ontvluchten.
‘In eerste instantie wilde ik vluchten naar een nabijgelegen gebied, omdat ik hoopte snel naar Syrië terug te keren zodra de oorlog voorbij was. Ik dacht aan Egypte, Saoedi-Arabië of de Verenigde Arabische Emiraten. Maar dit kon niet, omdat de Arabische landen hun grenzen dichtgooiden voor Syriërs. In Egypte werd mij bovendien geen visum verleend. Zodoende besloot ik om met de veerboot naar Turkije te gaan’, vertelt Hasan.
‘Ik kwam daar begin 2016 alleen aan. Destijds konden Syrische vluchtelingen zonder visum het land in. Nu is dat niet meer mogelijk. Twee van mijn broers voegden zich later bij mij aan in Turkije, en een andere broer is het wel gelukt om naar Saoedi-Arabië te gaan en via daar naar Frankrijk te reizen.’
Eenmaal in Turkije zochten Hasan en zijn broers naar werk. Dat bleek niet mee te vallen. Het leven in Turkije is niet goedkoop, en de mensen spreken er geen Engels. Ook kregen Hasan en zijn broers te maken met arbeidsdiscriminatie.
‘Turkije kun je verdelen in drie bevolkingsgroepen. Allereerst: de mensen met de Turkse etniciteit. Zij zijn vaak soennitische moslims zoals ik. Dan heb je nog de sjiieten en alevieten uit het zuiden van Turkije. En tot slot heb je de mensen met de Turks-Koerdische etniciteit’, legt hij uit.
‘De meeste soennieten in Turkije verwelkomen Syrische vluchtelingen. Alevieten daarentegen vinden dat wij in Syrië hadden moeten blijven, omdat velen van hen achter Assad staan. En Koerden gebruiken ons vooral om hun eigen problemen met de Turkse regering aan te kaarten. Ze vragen zich af waarom Turkije Syrische vluchtelingen wil opvangen, terwijl de Koerden worden achtergesteld.’
Omdat de taalbarrière te groot werd en hij zich niet welkom voelde in Turkije, besloot Hasan om samen met zijn jongste broer naar Europa te reizen. Zijn andere broer bleef in Turkije achter, omdat hij op zijn echtgenote wilde wachten.
‘In Turkije vertelden de mensen ons niet dat wij weg moesten, maar we waren niet welkom. Dat was wel te merken aan hun houding’, zegt hij. ‘Turkije was nog altijd beter dan de Arabische landen, omdat ze hun grenzen niet dicht hadden gegooid. We bleven negen maanden in Turkije. Daarna moesten we vertrekken omdat we geen werk meer konden vinden. Toen besloten we om naar Griekenland te gaan.’
Vanuit de Turkse stad Izmir vertrok Hasan samen met zijn jongste broer en andere vluchtelingen met de boot naar Lesbos. Om de hoofdstad van het eiland te bereiken waar ze hulp konden vinden, hebben zij twee dagen lang gelopen.
‘Het was een ontzettend lange en vermoeiende reis. We hebben onze schoenen kapotgelopen en verloren veel gewicht.’ Volgens Hasan wilden de Grieken op het eiland hem en zijn reisgenoten niet helpen, omdat zij alleenstaande mannen waren.
‘Mannen worden eerder gezien als een dreiging wanneer ze niet samen met vrouwen en kinderen reizen. Daardoor waren de Grieken op Lesbos minder bereid om ons te helpen en moesten we te voet verder.’
Ook in Griekenland merkte Hasan dat de lokale bewoners hem en de andere vluchtelingen als een last zagen. ‘Toen ik er was probeerde ik om hulp te vragen. Ik wilde de mensen duidelijk maken dat ik niet in Griekenland wilde blijven en dat ik echt weg wilde uit hun land, maar dat hielp niet. Ze wilden ons nog steeds niet helpen. Alleen de mensen die voor de Verenigde Naties werkten, wilden ons helpen toen we het vluchtelingenkamp op Lesbos bereikten. Vluchtelingen die de gang naar andere Europese landen wilden maken, werden destijds op de boot gezet naar Athene.’
Vanaf Athene moest hij met de bus verder naar Thessaloniki, waar er weer een andere bus ging richting Kosovo en Macedonië. ‘In Kosovo moesten we ook een stukje lopen, waarna we weer met de bus verder gingen richting Servië. We kwamen aan bij de grensovergang tussen Servië en Hongarije, en wilden onze reis voortzetten naar Boedapest. We moesten heel voorzichtig zijn, omdat we niet de juiste papieren hadden, en moesten ons vaak verstoppen voor de politie. Toen we eindelijk in Boedapest aankwamen, gingen we vanaf daar met de trein naar Wenen.’
Overal waar hij kwam, merkte Hasan op dat vluchtelingen niet welkom waren. ‘Als vluchteling ben je nergens welkom, maar in mijn eigen land ben ik niet anders gewend. Alle goede posities in Syrië worden gegeven aan alewieten en mensen die Assad steunen. Als soenniet heb je daar geen schijn van kans’, vertelt hij. Maar in Wenen was het anders.
‘We werden door de Rode Kruis opgevangen. Zij gaven ons te eten, te drinken, nieuwe kleding en schoenen. Tegen die tijd waren mijn schoenen helemaal kapot, ik had er dagenlang mee gelopen’, vertelt hij. ‘De mensen in Oostenrijk waren heel vriendelijk. Ze zeiden dat we daar konden blijven als we dat willen. Voor het eerst voelde ik mij welkom, maar ik wilde er niet blijven. Er zijn gewoon te veel bergen in Oostenrijk. Ik had al genoeg bergen gezien toen ik op Lesbos twee dagen lang moest lopen. Daarom besloten mijn broer en ik om naar Duitsland te gaan.’
‘In Oostenrijk voelde ik mij voor het eerst welkom, maar ik wilde er niet blijven. Er zijn gewoon te veel bergen’
Hij kwam aan in de Zuid-Duitse grensplaats Passau, waar hij in een vluchtelingenkamp kon verblijven. ‘Uiteindelijk waren we er minder dan een week. De eerste dagen hadden we het goed, maar toen was er geen elektriciteit meer en konden we niet langer gebruikmaken van het internet, terwijl dat heel belangrijk is. Hoe moeten we anders onze families laten weten dat we nog in leven zijn?’, aldus Hasan. ‘De Duitsers daar hadden ons niet goed behandeld. Op sommige dagen was er niet eens genoeg te eten. Daardoor besloten mijn broer en ik om naar Nederland te gaan.’
Met de trein vertrok Hasan samen met twintig anderen uit het vluchtelingenkamp naar Keulen en vanaf daar naar Aken te reizen, waarna zij Vaals bereikten. ‘Vanaf Vaals werd ons verteld door een zeer vriendelijke Duitse dame om met de bus naar Maastricht te gaan. Zij gaf ons geld om de bus te nemen. Het was bijzonder om door deze Duitse dame te worden geholpen nadat we dachten dat de Duitsers ons slecht hadden behandeld’, zegt hij.
‘Toen we in Maastricht aankwamen, werden we door veel mensen geholpen. In Nederland zijn de mensen heel vriendelijk, behulpzaam en zijn ze ook nog eens bereid om in het Engels met ons te spreken. Ze vertelden ons dat we naar het aanmeldcentrum in Ter Apel moesten gaan.’
Daar diende Hasan zijn asielaanvraag in. In afwachting van de asielprocedure werd hij naar verschillende asielzoekerscentra gestuurd. ‘Eerst anderhalve maand in Budel, daarna in Haarlem. Daarna moest ik naar Doetinchem en tot slot naar Gulpen in Limburg. Dat is het laatste azc waar ik moest verblijven in afwachting op mijn vaste verblijfplaats in Nederland’, zegt hij.
‘Ik heb ook een aantal keren bij vrienden gelogeerd, maar dat ging niet altijd goed, omdat ze uiteindelijk toch hun woning niet wilden delen. Na ongeveer een half jaar in Nederland was mijn eigen woonruimte dan eindelijk gereed. Ik kreeg een woning toegewezen in Amsterdam, waar ik nu nog steeds woon.’
In Nederland heeft Hasan in verschillende restaurants gewerkt om bij te verdienen. Door de pandemie zat hij ook een tijd lang thuis, waardoor hij op zoek ging naar sectoren die ‘covidproof’ zijn. Het liefst zou hij daarom een opleiding willen doen om in de bouwsector te werken, maar door zijn leeftijd wordt het hem niet gemakkelijk gemaakt om te studeren. Hij zou dan niet de korting krijgen die veel studenten onder de dertig jaar ontvangen om hun diploma’s te behalen. Daarom besloot hij zich te storten op zijn tweede passie: koken.
‘Ik droom ervan mijn eigen restaurant te openen in Nederland. Vrienden vertellen mij dat ik goed kan koken, en ik vind het ook ontzettend leuk om te doen. Heerlijke Syrische gerechten zoals kibbeh, dat moet je eigenlijk uitspreken als ‘koebbih’ in Syrisch dialect. Het is gemaakt van bulgur en gehakt en het wordt gegeten met brood, salade en muntsaus.’
Helaas is het voor vluchtelingen in Nederland bijna onmogelijk om een onderneming te starten, merkt Hasan. ‘Om een onderneming te starten heb je geld nodig, maar wie wil er investeren in een vluchteling? Het systeem faciliteert ons daar niet in.’
Ondanks de tegenslagen die hij in zijn leven heeft meegemaakt, is Hasan hoopvol. Hij laat zich graag inspireren door andere vluchtelingen die wel zijn geslaagd in het starten van een eigen onderneming.
‘Ik las laatst over een vluchteling die Syrische kaas maakte door samen te werken met een Nederlandse melkboer. Hij kocht al de melk op en de boer hielp hem om zijn onderneming te starten. Dat is zoiets moois. Ondanks alles zijn er toch nog altijd mensen die het goede in anderen zien en in je geloven. Ik hoop dat ik zo iemand op een dag ook mag tegenkomen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!