De BoerBurgerBeweging (BBB) pleit voor een verbod op bidden in de openbare ruimte en voor een uitbreiding van het boerkaverbod. Dat staat in het document Een antwoord op Islamitisch extremisme, dat de partij woensdag publiceerde in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen.
Volgens BBB ondermijnt ‘de radicale islam’ het grondwettelijke recht op vrije godsdienstbeleving. Artikel 6 van de Grondwet garandeert de godsdienstvrijheid, zolang de wet wordt nageleefd. Toch wil BBB de ruimte voor religieuze uitingen op straat beperken, waarmee de partij zelf artikel 6 ondermijnt.
Het document stelt tevens dat joden, christenen en homoseksuelen zich bedreigd voelen in hun eigen stad of klaslokaal. Moslims worden in deze context niet genoemd als groep die zich ook onveilig voelt, terwijl uit onderzoek blijkt dat 55 procent van de Nederlandse moslims discriminatie ervaart, becommentarieert NRC. Dat is meer dan gemiddeld in Europa.
BBB zegt dat ook de openbare weg onderdeel is ‘van onze vrije, westerse samenleving’. De patij wil daarom ‘geen versterkte gebedsoproepen, straatgebeden of religieuze afsluingen, behalve bij uitzonderlijke hoogtijdagen’ en ‘geen gezichtsbedekkende kleding op de openbare weg.’
Het verbod op gezichtsbedekkende kleding, het zogenoemde boerkaverbod, moet overal in de openbare ruimte gelden, vindt BBB. Momenteel geldt dit verbod al in het openbaar vervoer, onderwijs, zorg en overheidsgebouwen. Het demissionaire kabinet-Schoof werkt bovendien aan een verbod op gezichtsbedekking tijdens demonstraties, met uitzonderingen bij aantoonbaar gevaar.
BBB wil de Wet op de Openbare Manifestaties aanpassen, zodat gemeenten minder ruimte krijgen om zelf regels op te stellen voor religieuze bijeenkomsten. Omdat het document uitsluitend spreekt over islamitisch extremisme blijft onduidelijk wat de gevolgen zijn voor andere religieuze tradities, zoals katholieke processies in Limburg, aldus NRC.
In Nederland bestond van 1853 tot 1983 een processieverbod, dat gericht was tegen openbare katholieke geloofsuitingen. In 1853 protesteerden veel protestanten tegen het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, omdat ze vreesden dat de inquisitie zou terugkeren. Deze ‘Aprilbeweging’ leidde tot de inperking van katholieke religieuze rechten.