Landen zijn wettelijk verplicht om klimaatverandering aan te pakken, zo oordeelde het Internationaal Gerechtshof gisteren in een historische uitspraak waarin klimaatgerechtigheid voor het eerst werd gekoppeld aan mensenrechten.
Volgens het ICJ is het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving een fundamenteel mensenrecht. Wie nalatig is in de bescherming van het klimaatsysteem, kan zich schuldig maken aan een internationale onrechtmatige daad. Slachtoffers kunnen dan aanspraak maken op herstel, compensatie of erkenning van schuld.
Opvallend was ook de uitspraak dat deze verplichtingen óók gelden voor staten die de internationale klimaatverdragen niet hebben ondertekend of zich daaruit hebben teruggetrokken. Hiermee doelt het mogelijk op de VS, die onlangs uit het Parijsakkoord stapten.
Hoewel het advies niet bindend is, wordt het gezien als een kantelpunt in de internationale klimaatrechtspraak. Experts spreken van een nieuw tijdperk, waarin staten – vooral historische vervuilers zoals Australië en de Verenigde Staten – juridisch aansprakelijk kunnen worden gesteld.
De zaak was aangespannen door Vanuatu, een eilandstaat in de Stille Zuidzee. In 2019 vroeg een groep studenten in Vanuatu om advies van het Hof over de toepassing van het internationaal recht op het gebied van klimaatverandering.