De Nationale Veiligheidsraad van Irak heeft de Koerdische Arbeiderspartij PKK verbannen. Deze beslissing volgde na een topontmoeting met Turkse ministers in de Iraakse hoofdstad Bagdad.
Zo meldt de nieuwssite Al-Monitor. Turkije is tevreden met de stap die Irak heeft genomen. Het zou een ‘keerpunt’ zijn in de betrekkingen met het buurland, omdat hiermee een ‘gezamenlijke strijd tegen de PKK’ mogelijk wordt, aldus een woordvoerder van het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken. Turkije voert al meer dan veertig jaar strijd tegen de PKK, die op de eigen terreurlijst staat maar ook op die van de VS en de EU.
Het hoofdkwartier van de PKK ligt in de bergen van Qandil, niet ver van de Iraaks-Iraanse grens, waar Turkije haar militaire aanwezigheid in het laatste decennium sterk heeft uitgebreid. Ook in het noorden van Syrië is de Turkse invloedssfeer gegroeid. Turkije werkt regelmatig samen met pro-Turkse Syrische rebellen om controle uit te oefenen op het grensgebied.
In aanloop naar de lokale verkiezingen op 31 maart voert Turkije de druk op tegen de PKK. President Tayyip Erdogan maakte al eerder bekend dat er een nieuwe militaire invasie in Irak en Syrië valt te verwachten. Sinds 2016 heeft Turkije drie invasies uitgevoerd in Syrië.
Turkije dreigde vorig jaar ook al met een invasie in Irak en Syrië, maar zag er vanaf vanwege Amerikaanse en Russische bezwaren. Het is de vraag of een nieuwe invasie reëel is, of dat Erdogans uitspraak gezien moet worden als verkiezingsretoriek.