Het College voor de Rechten van de Mens heeft twee docenten in het gelijk gesteld, die protesteerden tegen een taaleis in een vacature van de Haagse Hogeschool. De hogeschool maakte onterecht een indirect onderscheid op basis van ras, aldus het college.
Docenten moesten volgens de vacature voor een functie bij de opleiding International Public Management uitstekend Nederlands en Engels kunnen spreken, maar de voertaal op de opleiding was Engels. Niet-Nederlandse docenten voelen zich gediscrimineerd.
Volgens het College voor de Rechten van de Mens is niet bewezen dat de taaleis noodzakelijk is voor deze functie. Alleen wanneer het gaat om een noodzakelijke eis mag een werkgever een indirect onderscheid maken op het gebied van ras. Een taaleis is volgens het College zo’n indirect onderscheid.
De Haagse Hogeschool verdedigt zich met het argument dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor kandidaten: bij onvoldoende beheersing van het Engels of Nederlands zouden er afspraken gemaakt kunnen worden. De klagers besloten uiteindelijk niet te solliciteren. Daardoor ondervonden ze volgens de Haagse Hogeschool geen persoonlijk nadeel.
De oordelen van het College voor de Rechten van de Mens zijn niet juridisch bindend.