Feministe avant la lettre Belle van Zuylen (1740-1804), in 2004 uitgeroepen tot ‘grootste Utrechter aller tijden’, heeft een smet op haar blazoen: ze dankte een groot deel van haar vermogen aan koloniale handel en slavenarbeid. Dit aspect van haar leven krijgt ook de nodige aandacht in een nieuwe tentoonstelling over de achttiende-eeuwse schrijfster.
Morgen opent in Slot Zuylen, een kasteel nabij Utrecht, de tentoonstelling Slot Zuylen en Slavernij. Dat Belle van Zuylen en haar familie hun kapitaal voor een groot deel te danken hebben aan koloniale handel en slavenarbeid staat centraal in deze tentoonstelling.
Zo zijn ook kostbare, koloniale voorwerpen te zien in de expositie, zoals mahoniehouten tafels en kasten. Mahonie kwam van de plantages in de West. ‘Het is een deel van haar geschiedenis, dat ontbreekt in de beeldvorming’, vertelt de directeur van Slot Zuylen, Willem te Slaa, aan AD Utrecht.
Belle van Zuylen was door progressief Utrecht heilig verklaard, als gevierd schrijfster en geëmancipeerde vrouw. Zo is er een Belle van Zuylen wisselleerstoel aan de Universiteit Utrecht en is er ook een Belle van Zuylenring, die onderdeel is van het Internationaal Literatuurfestival van de stad. Maar dankzij een onderzoek naar het slavernijverleden van Utrecht, dat deze zomer uitkwam, is ze van haar voetstuk gevallen.
Belle van Zuylen veroordeelde de slavernij niet – in tegenstelling tot haar tijdgenoot Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784), de democratische politicus en leider van de patriottenbeweging. Wel refereerde ze in haar brieven uitgebreid aan koloniaal bezit en slavernij, maar zonder moreel oordeel.
‘De bewoners van het slot verdienden ook aan investeringen in de West-Indische Compagnie (WIC) en Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC)’, vertelt Te Slaa. ‘Door huwelijkspolitiek werd dat bezit nog veel groter. Belle erfde in 1778 van haar vader, omgerekend naar huidige maatstaven, ruim 1,5 miljoen euro.’ Dit kapitaal bestond onder meer uit verschillende obligaties en koloniale aandelen. Haar vader had geïnvesteerd in een fonds dat investeerde in meer dan twintig Surinaamse plantages.
In 1750 werd Slot Zuylen door Belles vader ingrijpend verbouwd, dankzij kapitaal dat verdiend was in de koloniën. Zo kreeg het kasteel een linkervleugel en een voorplein en werd de slotgracht gedempt.
Te Slaa wil openheid geven over het slavernijverleden van Belle van Zuylen, maar vindt niet dat de Belle van Zuylenlezing nu geschrapt moet worden, zegt hij. ‘Je moet het goede aan Belle niet meteen weggooien. Wel willen we het beeld van haar completer maken.’