In de periode 2007-2017 is de godsdienstvrijheid in de wereld sterk afgenomen. Dit stelt het Amerikaanse Pew Research Center in een uitgebreide studie.
Pew heeft voor dit rapport de godsdienstvrijheid in 198 landen onderzocht. Er is gekeken naar beperkingen van godsdienstvrijheid via wetgeving en naar maatschappelijke vijandigheid tegen mensen met een ander geloof.
Een belangrijke conclusie van het rapport is dat vooral in Europa de godsdienstvrijheid meer aan banden is gelegd. In 2007 waren er vijf landen in Europa waar moslimvrouwen van overheidswege beperkt werden in hun kledingkeuze, in 2017 waren dit twintig landen. Het gaat hier onder andere om een het Franse verbod in 2011 op gezichtsbedekkende kleding, maar ook om het Bosnische verbod op het dragen van een hoofddoek op het werk.
Daarnaast voelen gelovigen zich in hun vrijheid aangetast door politici die godsdienstvrijheid meer aan banden willen leggen. Zo voelen moslims en joden zich geïntimideerd door pogingen van verschillende politici in Europese landen om jongensbesnijdenis te verbieden. Ook voelen moslims in Nederland zich minder vrij dankzij de uitlatingen van Geert Wilders, die tegen de ‘islamisering’ van het Westen campagne voert en tegen vluchtelingen met een islamitische achtergrond.
Met de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden in islamitische landen is het nog steeds slecht gesteld. In landen als Syrië, Afghanistan, Somalië en Pakistan plegen extremistische religieuze groeperingen veel geweld. In Myanmar zijn moslims juist het slachtoffer van religieus geweld, begaan door de boeddhistische meerderheid.