4.1 C
Amsterdam

Op de antiracistische Prinsenhof Conferentie: ‘26 racisten in de Kamer’

Lees meer

In het Amsterdamse debatcentrum Pakhuis de Zwijger werd gisteren de derde Prinsenhof Conferentie gehouden tegen racisme. De eerste werd belegd in 1984, na de racistische moord op Kerwin Duinmeijer door een skinhead. ‘Toen Janmaat in de Tweede Kamer sprak, liep de hele zaal weg. Nu zitten er 26 racisten in de Kamer.’

Saida Derrazi, voorzitter van het antiracistische Comité 21 Maart, nam als eerste het woord. Volgens haar blijft het ‘het gesprek’ over racisme en discriminatie belangrijk. Ze gaf meteen toe dat ze ‘nog nooit eerder had gehoord’ van de legendarische conferentie uit 1984, toen onder aanvoering van burgemeester Ed van Thijn.

Antiracisme-activist van het eerste uur Mustafa Ayranci (70), voorzitter van de Turks- arbeidersvereniging in Nederland HTIB, sprak met nostalgische gevoelens over die tijd. ‘Wij hebben in 1974 HTIB opgericht. Ons doel was gelijke rechten in Nederland en herstel van democratie in Turkije. We hadden het toen minder over discriminatie, maar streden voor gelijke lonen, goede huisvesting, de positie van illegale gastarbeiders. Maar we streden ook voor onze kinderen die in de jaren zeventig niet naar de universiteit mochten vanwege de discriminerende Wet buitenlandse arbeiders.’

Hij vertelde dat de gemeente toen ‘geen specifiek beleid had voor de problemen van migranten’, en dat ze het allemaal afschoven op de Stichting Buitenlandse Werknemers op de Weteringschans 20. ‘Die hebben we toen uiteindelijk bezet!’

Een pijnpunt toen waar Ayranci over vertelde was ‘homofobie in de antiracismebeweging’. Hij werd ter voorbereiding op de demonstratie tegen racisme na de moord op Kerwin Duinmeijer door homobelangenorganisatie COC benaderd over hun wensen voor de demonstratie. Ayranci: ‘Het was mijn eerste kennismaking met de homobeweging. Ik ben in Turkije met homofobe denkbeelden opgegroeid. Ze zouden ‘viezeriken’ zijn die je het liefst van het hoogste gebouw naar beneden moet gooien’.
Hij belde toen met de toenmalige (en in 1988 vermoorde) HTIB-voorzitter Nihat Karaman. Wat nu te doen? Karaman zei tegen hem: ‘Wat denk je zelf, Mustafa? Als jij vandaag hun rechten niet verdedigt, hoe kan je dan ooit verwachten dat ze (homo’s, red.) of anderen jouw rechten zullen verdedigen?’

De Prinsenhof Conferentie uit 1984 had volgens Ayranci een ‘gigantische impact’. Alle inspraakorganen van verschillende etnische groepen en antidiscriminatiebureaus zijn toen opgericht. Ook een multiculturele radio-zender, waar volgens Ayranci de stadszender AT5 uiteindelijk uit is voortgekomen. Met subsidie van de gemeente Amsterdam.

Ayranci werd ook boos. ‘In 2014 zijn bijna al onze rechten door de Amsterdamse wethouder Andrée van Es, in lijn met de toenmalige politiek van integratieminister Lodewijk Asscher, afgepakt. Asscher heeft toen het doelgroepenbeleid afgeschaft, onder het mom dat we vanaf nu allemaal Nederlanders zijn.’ Migrantenorganisaties kregen vanaf 2014 geen structurele subsidie meer en moesten op projectbasis verder.

Er volgde een andere sneer naar de overwegend witte kennis- en onderzoeksinstituten Movisie, Stichting Pharos en het Verwey-Jonker instituut. ‘Zij komen nu steeds met projectverzoeken naar migrantenorganisaties met kleine vergoedingen. Daar heb je dus niks aan’.

Ook verklaarde Ayranci de politiek tegen racisme ‘failliet’: ‘Toen Janmaat in de Kamer sprak, liep de hele zaal weg. Nu zitten er 26 racisten in de Kamer. Vroeger schaamden mensen zich om racisme, nu zijn mensen er trots op. Het pijnlijke is dat ik als Koerd in Turkije ben geboren en daar mijn moedertaal niet mocht spreken. Nu hebben we een vergelijkbare discriminatie. Het onderwijs in eigen taal moet je zelf regelen, zegt de gemeente. Maar ik betaal wel belasting. Het doet mij pijn dat we nog steeds moeten blijven strijden tegen racisme en discriminatie en dat ook de toekomstige generaties daarmee zullen worstelen.’

Hierna presenteerden onderzoekers Ewoud Butter en Juliënne Beyer het rapport Amsterdamse discriminatie- & racismemonitor, dat ze in opdracht van het Comité 21 Maart schreven. Daaruit blijkt onder andere dat 160.000 Amsterdammers in 2021 discriminatie hebben ervaren, vooral de bewoners van Zuidoost en Nieuw-West, maar dat slechts 3 procent hiervan een melding maakte bij het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA).

‘De meeste mensen melden discriminatie niet. Bijvoorbeeld omdat ze niet weten waar ze kunnen melden, omdat ze denken dat een melding toch niks uitmaakt of te veel energie in beslag neemt’, aldus Butter.

Discriminatie op basis van herkomst en kleur beslaat de helft van meldingen de afgelopen jaren bij het MDRA. Van discriminatie op de arbeidsmarkt wordt het vaakst melding gemaakt, aldus de onderzoekers. Een derde van de Amsterdammers die solliciteerden naar een baan of een stage ervaarden hierbij discriminatie, met name vanwege hun herkomst of huidskleur.

Maar liefst 30 procent van de leerlingen voelt zich volgens onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau gediscrimineerd in het onderwijs. ‘Van de LHBTI+-leerlingen en leerlingen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse herkomst ervaart meer dan de helft discriminatie in het onderwijs. 10 procent van de leerlingen heeft een te lage beoordeling hierdoor ervaren. 10 procent van de stagezoekenden vermoedt te zijn gediscrimineerd – dit geldt voor 44 procent van de Marokkaanse-Nederlandse studenten.’

Toch zeggen de onderzoekers dat er dingen zijn bereikt in Amsterdam. Zo is er meer ‘bewustwording over de impact van racisme, institutioneel racisme en het slavernij- en koloniale verleden van Nederland’.  Verder heeft de burgemeester excuses aangeboden voor het Amsterdamse slavernijverleden en komt er een slavernijmuseum. Ook er is meer ‘aandacht voor inclusievere straatnaamgeving’, staat de opvang van ongedocumenteerden vaker op de agenda, verdwijnt Zwarte Piet en worden de overheid en de politiek iets diverser.

De belangrijkste aanbeveling van de onderzoekers: er moet duidelijker een norm komen vanuit de politiek. Discriminatie en racisme zijn nooit acceptabel, partijen en organisaties die discrimineren mogen niet gelegitimeerd worden. De gemeente moet het goede voorbeeld geven.

Wethouder Rutger Groot Wassink (Sociale Zaken) die de zaal kort toesprak, bevestigde met de woorden van wijlen Ed van Thijn dat de gemeente een normstellende functie heeft: ‘De strijd tegen discriminatie is nooit af’.

Groot Wassink zei dat hij naar aanleiding van een Amsterdamse postercampagne tegen discriminatie van andere gemeentes het verwijt hoorde dat een wethouder dat ‘eigenlijk niet zou mogen zeggen’. Wassink: ‘Hallo, we hebben het over artikel 1 van de grondwet. Er is hier juist structureel aandacht voor nodig. Het is het gif van de samenleving en het zit overal.’

- Advertentie -