De ruim tweehonderd miljoen moslims in India zijn een vervolgde minderheid geworden. Dat concludeert een internationale set rechtenexperts in een kritisch rapport, waaraan ook de Universiteit van Amsterdam heeft meegewerkt.
India heeft op federaal en deelstaatsniveau een ‘een breed scala aan wetten, beleidsmaatregelen en richtlijnen aangenomen die moslims rechtstreeks treffen of hen onevenredig treffen’, aldus de experts.
Het gaat onder meer om willekeurige detenties, foltering, geweld tegen vrouwen, discriminatie, discriminerend beleid, schending van de vrijheid van meningsuiting en oneerlijke processen.
Het panel zegt ook dat sommige schendingen kunnen neerkomen op misdaden tegen de menselijkheid. Het panel noemt het hardhandige optreden jegens demonstranten tegen de Citizenship Amendment Act uit 2019. Deze wet helpt vluchtelingen makkelijker aan het Indiase staatsburgerschap, maar geldt niet voor moslimvluchtelingen.
Het panel noemt als misdaad tegen de menselijkheid ook de repressieve acties tegen mensenrechtenactivisten en journalisten in het overwegend islamitische Kashmir, na de intrekking van de autonome status van dit gebied in 2019. Het vermoorden en folteren van burgers in Kashmir zou zelfs kunnen worden gelabeld als een oorlogsmisdaad.
Het panel is ook bezorgd over aanzetten tot genocide door extremistische hindoeleiders. Zulke uitspraken rechtvaardigden een nieuw onderzoek door een nog op te richten commissie van de Verenigde Naties, aldus de experts.
Tevens zou de overheid niet voldoende optreden tegen extreemrechtse hindoemilities, die nu al geweld tegen moslims plegen, en andere niet-statelijke actoren die de rechten van moslims tegengaan.
