Zeven jaar heb ik het voorrecht genoten deel uit te maken van een moslimgemeenschap in het Midden-Oosten. Toen ik terugkeerde in 2002 in mijn moederland, viel me op dat de trotse tolerantie had plaatsgemaakt voor korte lontjes. Het was oké om ongegeneerd met je rijkdom en competenties te pronken, religie was zo 2.0 geworden en het moralistische vingertje wuifde niet meer.
Als in een decennium tijd onze waarden zo kunnen veranderen, waarom menen we nu bij een confrontatie met moslims dat we de waarheid in pacht hebben en onze maatschappelijke waarden beter zijn dan die van hen?
Nederland beroept zich dezer dagen op zijn hoogwaardige waarden, maar er is er maar één waarvan we het bestaan erkennen: de vrijheid van meningsuiting. Zelfs die is voor velerlei uitleg vatbaar. En beschaafd? We zijn het land waar het recht op vuurwerk afsteken groter lijkt te zijn dan het belang van het uitgeputte zorgpersoneel, dat vecht om alle Nederlanders de noodzakelijke zorg te kunnen bieden.
Nog voordat het wereldwijde web ons verstrikte schreef de joodse historicus Ernst Gombrich (1909-2001) in zijn beroemde Een kleine geschiedenis van de wereld (1936): ‘Voor de mengeling van de volkeren die onze aarde bewonen, zal het steeds belangrijker worden dat we elkaar respecteren en tolereren, alleen al omdat we door de technische vooruitgang steeds dichter op elkaar worden gedrukt.’ Hij had niet kunnen voorzien dat de wereld nu nog kleiner is en we zelfs allemaal buren zijn geworden: in theorie kunnen we zelfs zeven miljard vrienden hebben.
Maar als het Westen zo vrijzinnig is, wat tolereren we nou precies en vooral van wie? Is een moord om een religieuze motivatie erger dan het doodslaan van een man van 73 midden op straat door baldadige jongens? Is het vreselijker als moslims hun sandalen afvegen aan een portret van een gekozen president, dan wanneer burgers hun eigen volksvertegenwoordigers voor klootzak uitmaken bij het parlement dat zeven miljoen mensen kozen? Is het erger als een imam roept om abortus en homoseksualiteit te verbieden, dan wanneer er in de VS wettelijk aan het recht van de vrouw op abortus wordt gemorreld? Is het minder erg als een westerse coalitie honderdduizend burgers in Irak bombardeert om er de democratie te brengen, dan wanneer er moorden op cartoontekenaars worden gepleegd uit naam van de islam? Is de overtuigde dierenactivist die een controversiële volksvertegenwoordiger doodschiet erger dan Mohammed B., die een kunstenaar met een uitgesproken mening spietst? Zegt u het maar.
Afhankelijk van je overtuiging, reken je de vergrijpen van de mensen die er volgens jou uitzien als jezelf minder aan dan die van de partij in wie je je niet herkent. Het zou in deze discussie helpen als die balk in het westerse oog wordt gespot. En wordt ingezien dat de fouten van andere individuen niet meteen de fouten zijn van een hele groep, omdat Nederland die groep niet goed kent. Dat is dus stereotypering. En we weten dat die gevaarlijk kan worden. Moslims zijn ook vaak westers, uit onze Nederlandse klei gestampt.
Mensen die moorden plegen uit naam van een godsdienst of wat voor motieven ook, zijn criminelen. Zij dienen gestraft te worden. Maar de tijd van collectieve straffen is voorbij. De tijd van de kruisvaarders is voorbij. De terreur van islamfascisme van IS ook. Angst voor een vijfde colonne is onnodig: de overgrote moslimmeerderheid gruwt van deze moorden. Als gewelddadigheid en islam samenvallen, waarom zien we dan geen 1.1 miljard moslims niet-moslims aanvallen? Een fanatiek vegetarische moordenaar maakt toch ook niet alle vegetariërs bloeddorstig?
Generaliseer niet over moslims, maar isoleer de misdadigers en omarm de rest. Zij zijn burgers. Nee, zij zijn broeders. Er bestaat geen westerse monocultuur. Deze heeft nooit bestaan. Joden, hugenoten, katholieken, vluchtelingen, kapitalisten, humanisten en moslims kookten samen een heerlijke soep. Daarom heeft niemand er patent op, want er verschijnt telkens een nieuwe receptuur.
Willen we een samenleving waarin beledigen gewoon is?
Bovendien, aan welke westerse levenshouding moet iedereen zich aanpassen? De vrijheid om een broodje van Kootje te kopen? De vrijheid van meningsuiting is geen deugd, maar een afspraak. De oorsprong ervan in onze grondwet is een recht tegen de controlerende overheid en tegen censuur. Je mag dat recht niet als een elastiekje uitrekken zover je wilt, want de vrijheid van meningsuiting is niet absoluut. Wat een arrogantie als ik jouw kwetsingen leuk moet vinden. Er staat niet: ‘Je mag roepen wat je denkt.’ Beledigen als standaard is een pervertering van de democratie.
Sterker nog, strafbaar zijn: ’Openbare beledigende uitlatingen – mondeling of schriftelijk – over groepen mensen vanwege hun ras, godsdienst of levensovertuiging, seksuele gerichtheid of handicap.’ Zonder verantwoordelijkheid is er geen vrijheid. Minderheden in de democratie dienen te worden beschermd, opdat zij niet het altijd gepeste kind op het schoolplein worden. Daarbij zijn moslims al een groep die hard wordt getroffen door discriminatie op de arbeids- en woningmarkt. Vrijheid van belediging staat niet in de wet. Als die bestaat, eis ik het recht op kwetsbaarheid op.
Maar vooral: willen we een samenleving waarin beledigen gewoon is? Zet broederschap tegenover belediging. De grote man van het humanisme was de joodse Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig, die in zijn boek de Wereld van gisteren (1941) schreef:
‘Het idee van samenleven van verschillende volkeren in dezelfde ruimte, zonder vijandigheid, deze wijze grondregel dat je door wederzijds respect en door oprecht nagestreefde democratie verschillen van taal en herkomst kon verheffen tot broederlijkheid – wat een voorbeeld was dat voor het hele chaotische Europa van ons!‘
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 2 november 2020.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!