4.7 C
Amsterdam

Verbond tussen geestelijken en de staat belemmert de islamitische wereld

Ahmet T. Kuru
Ahmet T. Kuru
Ahmet T. Kuru. Hoogleraar Politicologie (San Diego State University). Auteur van het boek 'Islam, authoritarianism, and underdevelopment: A global and historical comparison'.

Lees meer

In september 2021 werd het zogenaamde ‘Turkse Huis’ in New York geopend met een staatsceremonie voor hooggeplaatsten, waarbij ook president Recep Tayyip Erdogan aanwezig was. De ceremonie begon met een gebed, voorgedragen door de belangrijkste islamitische geestelijke van Turkije: de voorzitter van Diyanet, het Turkse Directoraat voor Religieuze Zaken dat 80.000 moskeeën controleert. Het politieke gewicht dat deze geestelijke de laatste tijd in Turkije in de schaal legt, symboliseert de hechtere samenwerking tussen islamitische geleerden en geestelijken (oelema) en het regime van Erdogan.

Turkije stond ongeveer een eeuw lang bekend als de meest assertieve secularistische staat met een moslimmeerderheid. Maar zelfs als dat het geval is, is het verbond tussen de oelema en de staat onlangs versterkt.

Intussen heeft in Afghanistan de Taliban, een organisatie onder leiding van de oelema, de macht heroverd. Onder het Taliban-regime zijn de oelema niet alleen een bondgenoot van de staat, maar zijn zij de staat, die de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht in handen heeft.

Er zijn vijftig landen met een moslimmeerderheid in de wereld. Turkije heeft de langste ervaring met de seculiere staat en Afghanistan heeft nu de diepste theocratische ervaring (samen met Iran). In vele andere landen met een moslimmeerderheid verschillen de verbonden tussen oelema en staat van geval tot geval. Maar het gemeenschappelijke kenmerk van deze bondgenootschappen is dat zij alle democratiserings- en ontwikkelingsinspanningen bemoeilijken.

Noch islam, noch westers kolonialisme

Van de vijftig landen met een moslimmeerderheid zijn er slechts zeven democratieën met vrije verkiezingen. Moslimlanden vertonen ook lagere ontwikkelingsniveaus in vergelijking met het wereldgemiddelde. Dit komt tot uiting in sociaaleconomische criteria zoals het BNP per hoofd van de bevolking, levensverwachting, het aantal jaren dat iemand onderwijs heeft genoten en de alfabetiseringsgraad. Alles bij elkaar genomen, gaan veel moslimlanden gebukt onder een vicieuze cirkel van autoritarisme en onderontwikkeling.

De huidige uitdagingen in de moslimlanden zijn des te verwonderlijker wanneer we de sociaaleconomische en wetenschappelijke vooruitgang in hun vroege geschiedenis in beschouwing nemen. Met name tussen de achtste en elfde eeuw bracht de islamitische wereld veel van ‘s werelds grootste steden en vooraanstaande filosofen voort. Het was veel meer ontwikkeld dan West-Europa in die tijd.

Wat verklaart de kloof tussen de vroegere hoogtijdagen van de moslimwereld en de hedendaagse crises? Er zijn twee wijdverspreide verklaringen: de islam en westers kolonialisme. Maar beide verklaringen helpen ons niet verder.

De islam aanwijzen als een belemmering voor vooruitgang biedt geen verklaring voor de wetenschappelijke en sociaaleconomische prestaties van de vroege moslims. Vier eeuwen lang beschikten islamitische samenlevingen over dynamische intellectuele en economische klassen die voor een Gouden Eeuw zorgden op het gebied van filosofie en de handel. Veelzijdige islamitische geleerden leverden baanbrekende wetenschappelijke bijdragen aan de wiskunde, de optica en de geneeskunde. En het waren moslims die de West-Europeanen bepaalde financiële instrumenten leerden en leerden hoe papier te maken.

De verklaring dat westers kolonialisme verantwoordelijk is voor de hedendaagse crises is ook problematisch. De wetenschappelijke en economische stagnatie van de islamitische wereld begon al lang voordat de wijdverbreide westerse kolonisatie in de achttiende eeuw aanving. Bovendien hebben verschillende postkoloniale, niet-islamitische landen in Azië en Latijns-Amerika zich ontwikkeld en zijn dat democratische samenlevingen geworden, feiten die laten zien dat vooruitgang mogelijk is ondanks een koloniaal verleden.

Het verbond tussen oelema en staat

De belangrijkste oorzaak van de problemen van autoritarisme en onderontwikkeling in de meeste islamitische maatschappijen is wat ik in mijn boek Islam, Authoritarianism, and Underdevelopment ‘de alliantie tussen oelema en staat’ noem.

Tussen de achtste en elfde eeuw – toen moslims die tot verschillende theologische scholen behoorden samenwerkten met christenen, Joden en anderen bij het vestigen van een Gouden Eeuw – waren oelema en staat in zekere mate gescheiden. De overgrote meerderheid van de islamitische geleerden was privé werkzaam in de handel. Deze historische realiteit weerlegt het moderne cliché dat de islam inherent de scheiding van godsdienst en staat verwerpt.

In het midden van de elfde eeuw begon echter het bondgenootschap tussen de oelema en de staat te ontstaan. Dit verbond marginaliseerde geleidelijk onafhankelijke denkers en economische ondernemers, wat leidde tot eeuwen van intellectuele en economische stagnatie in de islamitische wereld.

In de loop van de negentiende eeuw verzwakten hervormingsgezinde heersers hun bondgenootschap met de oelema, en in het begin van de twintigste eeuw waren bijna alle opbouwers van moslimstaten secularisten. Toch hadden deze hervormingsgezinde en secularistische heersers een gemeenschappelijk probleem: zij waren te veel op de staat gericht. In plaats van de opkomst van dynamische intellectuele en economische klassen aan te moedigen, vergrootten zij de rol van het leger en, burgerlijke bureaucraten over de politiek en de economie.

Het mislukte beleid van de secularisten heeft vanaf de jaren zeventig de opkomst van de oelema en de islamisten in de hand gewerkt. Een halve eeuw lang hebben veel moslimlanden, waaronder Iran, Pakistan, Egypte en Turkije, de islamisering ervaren als een sociaal, politiek en wetgevend project. Dit heeft ook de bondgenootschappen tussen de oelema en de staten nieuw leven ingeblazen.

Olie heeft de bondgenootschappen tussen oelema en staten gevoed

Na de oliecrisis van 1973 begonnen verschillende landen, vooral in de Golf, de olie-inkomsten te gebruiken om bondgenootschappen tussen oelema en staat in eigen land en islamistische agenda’s in het buitenland te financieren.

Dankzij moderne bondgenootschappen tussen oelema’s en staten zijn er wetten inzake godslastering en geloofsafval aangenomen, die het uiten van afwijkende religieuze en politieke standpunten strafbaar stellen. Het economisch beleid van deze bondgenootschappen is ook beperkend en inefficiënt, waarbij bijvoorbeeld het confisqueren van privébezit voor de staten een manier is om de economie te controleren en de oppositie te straffen.

Wat kan er, gezien deze blijvende structurele uitdaging, worden gedaan om de toekomst opnieuw vorm te geven?

In een onlangs gepubliceerd rapport betoog ik dat ontmanteling van de bondgenootschappen tussen oelema en staat en herstructurering van de economieën van cruciaal belang zijn voor het vermogen van moslimlanden om democratie en vooruitgang tot stand te brengen.

Hervorming is noodzakelijk en onvermijdelijk

In plaats van enkel de islam of Westers kolonialisme de schuld te geven, zouden islamitische samenlevingen eeuwenoud anti-intellectualisme en staatscontrole over de economie ter discussie moeten stellen. Alleen door kritische zelfreflectie kunnen moslimgemeenschappen hun politieke en sociaaleconomische problemen echt aanpakken. Zegt de Koran niet: ‘God verandert de toestand van een volk niet, tenzij het zijn innerlijke zelf verandert’ (Soera 13:11)?

Op institutioneel niveau hebben de moslimmaatschappijen behoefte aan open, meritocratische en concurrerende systemen, waarin de politieke, religieuze, intellectuele en economische klassen autonoom kunnen functioneren. Een dergelijke hervorming vereist de institutionalisering van de scheiding van religie en staat. De islam is daar niet per se op tegen. In de vroege islamitische geschiedenis was er een zekere mate van scheiding tussen religieuze en politieke autoriteiten.

De islam is niet per se tegen op de scheiding tussen kerk en staat

De hervorming moet ook een verruiming van de vrijheid van denken inhouden, door de wetten op geloofsafval en godslastering af te schaffen. En er is een diepgaandere bescherming van particuliere eigendommen nodig, zodat wordt voorkomen dat deze in beslag worden genomen door de staat.

Er is een sterke economische stimulans voor hervormingen. De olie-inkomsten, waarmee de bondgenootschappen tussen de oelema en de staat werden gefinancierd, beginnen op te drogen nu de reserves uitgeput raken en alternatieve energietechnologieën op grote schaal worden ingevoerd. Veel moslimlanden moeten hun economie transformeren en innoveren om in het post-olietijdperk te kunnen floreren.

Een herinterpretatie van de geschiedenis is belangrijk om de hervorming te vergemakkelijken. De structurele barrières die de vooruitgang in de moslimwereld hebben belemmerd, met name het verbond tussen de oelema en de staat, hebben diepe historische wortels. Niettemin bevat de islamitische geschiedenis ook wetenschappelijke ideeën die inspiratie kunnen bieden voor toekomstige hervormingen wat betreft de verhouding tussen religie, de staat en de economie.

Een Engelse versie van dit stuk werd eerder gepubliceerd op the New Arab.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -