29.4 C
Amsterdam

‘Als kinderen elkaar op school al niet tegenkomen, waar dan wél?’

Mariska Jansen
Mariska Jansen
Journalist & eindredacteur

Lees meer

Vroeger fietsten witte kinderen met een boog om het Amsterdamse Metis Montessori Lyceum heen. Nu staat de grachtengordel ervoor in de rij. Directeur en oprichter Hüseyin Asma doet zijn best om de school gemengd te houden.

Het Metis Montessori Lyceum ligt aan de rand van de Amsterdamse binnenstad, in het eind negentiende-eeuwse Oosterpark. Scholieren komen in de vroege ochtend door het groen aangefietst. Een bus voor een schoolreisje arriveert, groepjes jongeren stappen uit.

De school is het levenswerk van Hüseyin Asma (46), directeur van Metis Montessori, en zijn collega’s. Dat de havo- en vwo-school een van de populairste van de stad zou worden, was bij de start allerminst vanzelfsprekend.

Vanaf dag één was het niet makkelijk, vertelt Asma in zijn werkkamer. ‘Journalisten dachten dat we een Turkse school wilden beginnen, wat niet zo was. We wilden juist een school voor alle Amsterdammers. Dat er in het begin alleen kinderen van Turkse komaf op zaten, kwam door mijn achtergrond’, zegt Asma, die deels in Turkije opgroeide. De ouders van andere kinderen, die hij óók wilde aantrekken, zagen de school niet staan.

Maar Asma zette door, en na een aantal jaar werd de school geliefder. ‘We waren een van de eerste scholen die met laptops werkten en we waren sterk in exacte vakken. We hielden ons bezig met roboticalessen en coderen. Dat sprak ook andere doelgroepen aan, bijvoorbeeld witte kinderen. Ouders die dat op andere scholen misten, vonden dat juist bij ons.’

Nu is de school een van de meest gewilde, en lopen er door de gangen vooral veel witte kinderen. Zijn jullie nog een school voor alle Amsterdammers?

‘We zijn blij dat zoveel kinderen ons weten te vinden, maar we zijn nu wel op een punt gekomen waarop het de andere kant opslaat. De rijke grachtengordel – die aan onze school grenst – staat in de rij. Ik wil graag dat we een afspiegeling van de stad blijven. Al denk ik dat wij, voor zo’n gewilde school, nog steeds een van de meest diverse zijn.

‘Als er een plek vrijkomt, geven we die eerder aan meisjes met een migratieachtergrond’

‘Daar doe ik van alles aan bij het samenstellen van het personeel. We hebben alle kleuren en religies in huis. Op onze website en in folders tonen we bewust kinderen met verschillende achtergronden. Natuurlijk kun je niet bepalen wie zich aanmeldt. Maar bij de zij-instroom – kinderen die na de eerste klas binnenkomen – kun je wel wat doen. We hebben op school al veel witte jongens. Dus als er een plek vrijkomt, geven we die eerder aan meisjes met een migratieachtergrond. Zo proberen we het evenwicht te bewaren.

‘Een paar jaar geleden hebben we zelfs een hele klas met asielkinderen overgenomen van een andere school, juist om te zorgen dat onze school gemengd blijft.’

Niet alle nieuwe scholen slagen erin om een succes te worden. Hoe komt dat?

‘Dat verschilt per school. Het is niet eenvoudig om goed onderwijs neer te zetten. Vooral scholen met een vernieuwend concept lopen daar vaak tegenaan. Je moet een duidelijke visie hebben. Wij vinden wereldburgerschap en innovatie heel belangrijk. En je moet volhouden, ook als het lastig is.

‘Wat ik zie, is dat er bij zwakkere scholen veel wisselingen zijn. Een voorbeeld: wij zijn een technasium, en bij bijeenkomsten met andere technasia valt op dat sommige scholen steeds nieuwe coördinatoren hebben. Dat werkt niet. Goede scholen hebben goede schoolleiders, die erin slagen goede mensen aan zich te binden. Als ik mensen aanneem, vind ik het belangrijk dat zij passen bij de idealen en het profiel waar wij als school voor staan.’

Tegenwoordig, met het lerarentekort, is dat best lastig.

‘Ik ben ervan overtuigd dat als je een goed verhaal hebt, mensen zich daaraan willen verbinden. Er zijn scholen die zich richten op kunst. Dat spreekt mensen aan met affiniteit voor kunst. Er zijn ook scholen die vanuit het principe van kansengelijkheid jongeren willen helpen. En er zijn docenten die dat belangrijk vinden en zich daarvoor inzetten. Dus de vraag is: waar sta je als school voor? Wij zetten in op innovatie, kwaliteit en burgerschapsvorming. Daar komen mensen op af.’

Op zwakke scholen zitten ook vaker leerlingen die minder goed te sturen zijn, regelmatig te laat komen of veel spijbelen.

‘Klopt. Je moet niet alles toelaten. Er zijn genoeg scholen waar het motto vrijheid is, maar een puber heeft ook structuur nodig. Daar moet je als school op aansturen. Je moet initiatief nemen en ouders erbij betrekken, hen ook aanspreken. Je mag het niet loslaten. Bij ons werken we bijvoorbeeld met een verzuimcoördinator. Als iemand te laat komt, dan belt hij meteen. Je moet geen papieren droomschool zijn, maar in de praktijk ook echt waarmaken wat je zegt. En het lukt niet altijd, maar wij proberen daar zo goed mogelijk aan te voldoen.’

Wat bedoelt u met burgerschapsvorming?

‘We leven in een samenleving met enorme diversiteit. En wij durven thema’s aan te kaarten die tot verdeeldheid kunnen leiden. Ik geloof er niet in dat we maar één of twee gevoelige onderwerpen mogen benoemen en de rest moeten negeren. Antisemitisme en islamofobie worden bij ons besproken. Racisme staat op de agenda. Seksuele diversiteit ook.

‘Wij durven thema’s aan te kaarten die tot verdeeldheid kunnen leiden’

‘Het gaat er niet om wat je persoonlijke mening is, maar dat we met respect met elkaar omgaan. Iedereen heeft zijn eigen voorkeuren, referentiekader en achtergrond. Maar als school vinden wij het belangrijk om dat bespreekbaar te maken, zodat we samen door één deur kunnen.

‘Hier loopt van alles rond: leerlingen van alle achtergronden. Je hebt bij ons moslimkinderen, Joodse kinderen, kinderen van kleur, en ook veel witte kinderen. We willen dat ze empathie en begrip voor elkaar ontwikkelen.’

Wat vindt u van de opkomst van islamitische scholen waar slechts één groep leerlingen op zit?

Asma reageert fel: ‘Vanaf het moment dat we onze school oprichtten, toen we alleen maar kinderen van Turkse komaf hadden, werd mij gevraagd: ‘Wat ga jij doen om de school diverser te maken?’ Maar die vraag wordt niet gesteld aan een witte school in Zuid, of aan mijn collega van Joodse komaf, of aan een homoseksuele collega – ik noem maar wat.’

‘Ik denk dat er altijd populaties zijn die behoefte hebben aan scholen die meer vanuit een religieuze identiteit werken. Er zijn ook katholieke en Joodse scholen.

Hüseyin Asma, directeur van het Metis Montessori Lyceum

‘Als je het mij persoonlijk vraagt: ik wil juist dat kinderen allemaal samen, met respect, onder één dak naar school gaan. Dat is mijn overtuiging. Ik zou mijn eigen kind niet op zo’n gesegregeerde school zetten, omdat ik het belangrijk vind dat ze met elkaar leren omgaan.

‘Maar er zijn ouders die zich niet kunnen vinden in zo’n gemengde omgeving en daarom bewust kiezen voor een andere school. Dat snap ik ook.’

Bestuurders van islamitische scholen zeggen: wij willen óók divers worden. Als we goed onderwijs geven, komen de andere kinderen vanzelf. Denkt u dat dat realistisch is?

‘Nee, het gaat niet alleen om onderwijskwaliteit. Het gaat ook om wie er op die scholen zitten – vaak is dat één groep. De meeste ouders willen niet dat hun kind de enige ‘andere’ is. Als je alleen maar leerlingen – ik noem ze maar even ‘witte zwaantjes’ – hebt, dan zullen kinderen van kleur zich daar niet snel bij aansluiten.

‘Ondanks de kleur van je ogen kies ik voor jouw school’

‘En omgekeerd: als je een volledig ‘zwarte school’ hebt, zullen witte kinderen zich daar ook niet snel aanmelden. Ze hebben een ander referentiekader, en dan wordt het ingewikkeld.

‘Wij zijn erin geslaagd om dat te doorbreken, maar ik denk dat wij daarin uitzonderlijk zijn. Dat komt door onze verhalen, onze missie, de kwaliteit, een heel hard werkend team – en het heeft jaren geduurd. Het ging stapsgewijs. Er waren ouders die hun kind bij mij aanmeldden en zeiden: ‘Ondanks de kleur van je ogen kies ik voor jouw school.’ Je moet het die mensen niet kwalijk nemen. Het is angst. Onbekend maakt onbemind. En ze waren wel eerlijk. Er zijn genoeg mensen die niks zeggen.’

Waar zijn die ouders bang voor?

‘Het gaat om je kind. En als je je kind op een school plaatst waar overwegend één identiteit aanwezig is – of dat nou een witte school is of een zwarte school – dan wordt het voor de minderheid moeilijker. Het is voor een kind niet altijd makkelijk als het in een groep terechtkomt waarop zijn opvoeding of achtergrond, bijvoorbeeld vanuit het basisonderwijs, niet aansluit.

‘Als mens wil je toch gesprekken voeren waarbij de referentiekaders een beetje overeenkomen. Voor jongeren is dat misschien iets minder ingewikkeld, maar ook daar speelt het wel degelijk. Wij hebben daarom in het verleden ook nieuwe witte leerlingen bij elkaar in een klas gezet, en niet verdeeld over verschillende klassen.

‘Een voorbeeld: als een wit kind op een zogenoemde zwarte school zit, waar iedereen aan het vasten is – ik heb dat meegemaakt – dan kan dat voor dat kind lastig zijn tijdens de ramadan. Kinderen die vasten ervaren dat als de norm, dat is voor hen heel normaal. En als er dan iemand een broodje ham gaat eten, kan dat op die leeftijd ingewikkeld zijn. Dat soort patronen doorbreken duurt lang – bij ons heeft het acht jaar geduurd. Maar elk jaar zagen we meer diversiteit.

‘Segregatie is een feit in onze samenleving. Je hebt hoogopgeleiden en laagopgeleiden, verschillende culturen. Het is niet vanzelfsprekend dat die werelden zich mengen. Als leerlingen thuis gewend zijn om te gaan hockeyen in het weekend, dan bewegen ze zich in een andere sociale omgeving dan kinderen die helemaal niet op een sport zitten. Of ze groeien op in een buurt met alleen sociale huurwoningen, zonder contact met andere groepen – net als mensen die bijvoorbeeld aan de gracht wonen en alleen de Nederlandse of westerse cultuur kennen. Als kinderen elkaar dan op school ook al niet tegenkomen, waar dan wél?’

‘Als mens wil je toch gesprekken voeren waarbij de referentiekaders een beetje overeenkomen’

Coup

In 2016 beleefde het Metis Montessori Lyceum een moeilijke periode na de coup in Turkije, waarvoor de Gülenbeweging verantwoordelijk werd gehouden. Dat Asma zich liet inspireren door het gedachtegoed van Gülen, was voor sommige Turkse ouders aanleiding om hun kinderen van school te halen.

‘Dat vond ik jammer – vooral voor de kinderen, het waren er een stuk of veertig’, vertelt Asma. ‘Niet iedereen vertrok om dezelfde reden, maar er was wel sociale druk. Dat is natuurlijk hun goed recht. Er zijn genoeg scholen. Wij zijn verder gegaan.’

Waarom vindt u het nou zo belangrijk dat kinderen samen naar school gaan?

‘Ik weet hoe het is om buitengesloten te worden, de ander te zijn. Toen we hier begonnen – ik was net dertig – werd de school vanwege mijn achtergrond en die van enkele docenten meteen bestempeld als een ‘Turkenschool’. Terwijl mijn ouders in Turkije niet eens als Turken worden gezien. Ze zijn Georgiërs. Mijn oma sprak geen Turks. Ze maakten daar deel uit van een minderheid. In Georgië waren ze dat ook. Ze hadden daar letterlijk geen stem, en daarom moesten ze vluchten. Dat draag ik mee, generatie op generatie.’

Expositie over weggevoerde kinderen

In een groot lokaal op de bovenverdieping is een tentoonstelling te zien over de Joodse kinderen die in het gebouw op school zaten en zijn weggevoerd. Asma houdt na het interview een toespraak bij de opening ervan.

‘De expositie is typisch iets wat kritiek uit mijn eigen gemeenschap kan oproepen, zeker in deze gevoelige tijd’, zegt Asma. ‘Hoe haal je het in je hoofd om hier aandacht aan te besteden, terwijl Gaza in brand staat, zeggen ze dan. Maar de ene pijn sluit de andere niet uit. Mijn vrienden van Joodse komaf hebben ook verdriet. Als ik mijn pijn wil delen, moet ik ook ándere pijn kunnen erkennen. Dát is voor mij burgerschap.

‘Bij herdenkingen zeggen we: nooit meer. Maar ‘nooit meer’ moet voor iedereen gelden. Niet alleen voor Joodse kinderen, maar ook voor islamitische kinderen. En voor mensen van welke seksuele voorkeur dan ook. Dat ga ik straks vertellen.

‘Sommige ouders vinden dat ik te ver ga en vinden die aandacht voor islamofobie, Paarse Vrijdag of racisme maar niks. Dan sturen ze een mail. Wat ik dan antwoord? Heel kort: je hebt voor een school gekozen die staat voor wereldburgerschap.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -