De Black Lives Matter-demonstraties van 2020 hebben voor de één de toon gezet in meer bewustzijn en toenadering tot elkaar. Maar voor veel witte Nederlanders was de toon van het debat juist te hard. Is de antiracismeboodschap overgekomen bij deze groep? En zijn we elkaar in Nederland daardoor beter gaan begrijpen? Of juist niet?
Een jaar na de antiracismedemonstraties zijn Nederlanders met verschillende huidskleuren elkaar niet veel beter gaan begrijpen. Dat concludeerde EenVandaag na onderzoek onder 29.000 witte mensen en 2.000 mensen van kleur. In beide groepen denkt driekwart dat het wederzijds begrip er niet groter op is geworden.
Ook ervaren veel biculturele Nederlanders in het dagelijks leven nog steeds racisme, terwijl veel witte mensen voorzichtiger zijn geworden om hun mening te geven, meldt EenVandaag. En veel Nederlanders van kleur (42 procent) vinden de gesprekken over antiracisme nog te weinig uitgesproken, terwijl veel witte Nederlanders (53 procent) vinden dat het debat juist veel te hard wordt gevoerd.
Dat vindt voormalig D66-lid Jeroen Adema (42) ook. ‘Nogal wat mensen van kleur zijn heel gevoelig en zien in alles racisme.’ Adema denkt dat de antiracismebewegingen van het afgelopen jaar niet hebben geleid tot beter wederzijds begrip. ‘Ik bevind me af en toe in een situatie waar ik me serieus afvraag of we juist niet meer tegenover elkaar zijn gaan staan. Voor ieder wissewasje wordt de racismekaart getrokken. Als iemand bijvoorbeeld kritiek krijgt op zijn werk, dan kan dat ook liggen aan de inhoud ervan. Dan hoeft er niet meteen sprake te zijn van racisme.’
‘Nogal wat mensen van kleur zijn heel gevoelig en zien in alles racisme’
Hiermee zegt hij niet te ontkennen dat racisme bestaat. ‘Ik besef dat het gemakkelijk is voor mij om te praten. Ik ben wit en ik ben man, dan sta je al twee strepen voor vergeleken met iemand die zwart en vrouw is. Dat is fout’, zegt hij. ‘Racisme is hartstikke fout en er moet hard tegen worden opgetreden, maar het werkt niet als we elkaar continu op onze fouten blijven wijzen zonder dat we uitleggen waarom iets fout is.’
Adema zegt met name kritiek te hebben op de zogenoemde cancel culture en de mensen die dit volgens hem zouden bewerkstelligen. ‘Deze cultuur is mede door de antiracismebewegingen ontstaan. Soms krijg ik het idee dat er mensen zijn die naar een televisieprogramma kijken met een pennetje in de aanslag, en hopen dat iemand een rotopmerking maakt om vervolgens adverteerders aan te schrijven.’
Dat racisme nu veel wordt besproken en er volgens Adema hysterie rondom het onderwerp is ontstaan, is volgens hem voor een groot deel te wijten aan de antiracismedemonstraties in de Verenigde Staten. Amerikaanse bewegingen als Black Lives Matter zijn voor een groot deel door jongeren in Nederland overgenomen, terwijl de context in de VS heel anders is, ziet hij.
‘Het antizwarte racisme in Amerika kent een andere geschiedenis dan hier in Nederland. Daar moet je veel meer letten op wat je tegen elkaar zegt. Dat begint nu ook in Nederland. In België is dat anders. Er is daar een komiek, Alex Agnew, die de meest lompe grappen maakt over mensen van kleur, moslims, homoseksuelen en katholieken. In Nederland zou hij daarom allang zijn gecanceld. Maar in België gaat hij het gesprek aan met de mensen waarover hij grappen maakt. Hij trekt volle zalen en is populair bij zowel links als rechts. Zo kan het ook.’
Wanneer iemand een foute opmerking maakt over mensen van kleur hoeft diegene daarom nog geen racist te zijn, gaat hij verder. ‘Dan heeft diegene misschien een domme keuze gemaakt waarvoor die zich moet verontschuldigen. Het is niet zo dat iedereen die bijvoorbeeld een lompe grap maakt over mensen van kleur meteen een racist is.’
Wat betreft racisme en hoe dat aan te pakken, ziet Adema liever de dialoog in plaats van het debat. Het debat over Zwarte Piet is daar een goed voorbeeld van, meent hij. Dat mensen Zwarte Piet racistisch vinden is niet iets van de laatste jaren. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd volgens Adema al aangekaart dat de karikatuur kwetsend is voor zwarte mensen.
‘Als dat al eerder bekend is, en mensen worden erom gekwetst, dan moeten we bedenken hoe we dat kunnen voorkomen. Mijn mening over Zwarte Piet is veranderd, omdat ik zelf naar de feiten ben gaan kijken en me erin heb verdiept. Niet omdat iedereen daar hysterisch over doet. Als we elkaar beter willen gaan begrijpen, dan kunnen we maar één ding doen: op neutrale wijze uitleggen hoe de geschiedenis in elkaar steekt, en waarom iets kwetsend is voor een bepaalde groep mensen. We moeten de feiten laten spreken, zodat mensen zelf hun oordeel erover kunnen vellen.’
Superioriteit
Volgens IT’er Tom Peperkamp (39) zijn we elkaar dankzij de antiracismebeweging wel beter gaan begrijpen, ondanks de misschien harde toon van het debat. Racisme staat nu namelijk hoog op de agenda. Peperkamp ondersteunt de antiracismebeweging volledig, vertelt hij. De ontwikkelingen volgt hij via mainstream en social media.
‘Het platte racisme – het beeld dat alle ‘buitenlanders’ slecht zijn en moeten oprotten naar hun ‘eigen’ land – wordt nu veel minder geaccepteerd’, zegt hij. Tegelijkertijd is het racisme dat mensen van kleur dagelijks meemaken niet afgenomen. Peperkamp ziet wel een verschuiving optreden: ‘We zijn nu alerter en strenger op racisme in vergelijking met vroeger.’
Dat sommige racistische uitspraken nu wel worden veroordeeld ziet hij als een goed teken. ‘Het is complete onzin als witte mensen denken dat ze nu niets meer mogen zeggen of dat ze voorzichtiger moeten zijn in het uiten van hun mening. De vrijheid van meningsuiting is niet minder geworden door antiracismebewegingen, maar we leven nu in een tijd waarin mensen weerwoord krijgen en daarvoor een podium kunnen claimen. Wat we zeggen moeten we ook kunnen verantwoorden. En voor sommige mensen lijkt dat wat lastiger dan voor anderen.’
‘Het is racistisch wanneer witte mensen geen ruimte willen geven aan mensen van kleur om zich uit te spreken’
Dat sommige witte mensen vallen over de harde toon waarop gesprekken over racisme worden gevoerd is deels te wijten aan wit privilege, vindt Peperkamp. Het ‘toon-argument’ ziet hij als een manier om de inhoud van de antiracismeboodschap te ontkrachten, zonder daadwerkelijk naar de inhoud van de boodschap te kijken.
‘Het is racistisch wanneer witte mensen geen ruimte willen geven aan mensen van kleur om zich uit te spreken. Dat komt vanuit de gedachte dat witte mensen superieur zijn, en mensen van kleur moeten maar braaf luisteren en dankbaar zijn, omdat we het hier zo goed voor elkaar zouden hebben. Die misplaatste superioriteit zit diepgeworteld in onze samenleving.’
Dit superioriteitsgevoel leidt er ook toe dat witte mensen verwachten dat zij uitleg krijgen over waarom een bepaalde uitspraak niet door de beugel kan, meent Peperkamp. ‘Op het moment dat iemand een gevoel deelt of stelling neemt over racisme, dan verwachten sommige witte mensen meteen complete geschiedenislessen van deze persoon te krijgen. Maar mensen van kleur zijn niet verplicht om witte mensen te onderwijzen over waarom iets slecht of racistisch is. Je kan je er ook zelf in verdiepen zonder die uitleg.’
Voor Peperkamp heeft de ‘harde’ toon van de antiracismebewegingen er juist toe geleid dat hij meer interesse kreeg voor het onderwerp, en zich er ook meer in begon te verdiepen. ‘Door die confronterende toon heb ik in een keer veel meer informatie tot mij gekregen die mij anders niet zou bereiken. En er zullen altijd mensen zijn die niet meegaan in de strijd tegen racisme, of langzaam maar zeker hun gedachten veranderen. Het heeft zeker tijd nodig’, zegt hij.
‘Ik denk wel dat het de verantwoordelijkheid is van witte Nederlanders die antiracistisch zijn om de stille meerderheid mee te krijgen, en om zich op te stellen als bondgenoot in de aanpak tegen racisme. Want als je geniet van een zekere wit privilege, en je bent je daarvan bewust, dan kun je dat ook inzetten voor het goede. Zorg er dan voor dat je anderen bereikt die er niet zo over denken, zodat we elkaar uiteindelijk nog beter kunnen begrijpen, en we kunnen komen tot zelfreflectie.’
Idealisme
Dat de protesten hebben geleid tot meer aandacht om racisme aan te pakken, ziet ook omgevingsjusrist Kirsten Menzel (37). Eerder was zij aanwezig bij een antiracismedemonstratie in Rotterdam. Of mensen met verschillende huidskleuren in Nederland elkaar beter zijn gaan begrijpen, laat zij in het midden.
‘Ik zie deels wel toenadering en meer bewustzijn. Er zijn veel witte mensen die zich hebben aangesloten bij antiracismebewegingen zoals Black Lives Matter. Daar heb ik mij ook bij aangesloten’, zegt zij. ‘Op social media is veel aandacht gekomen voor de strijd tegen racisme. Ook grote bedrijven als Bol.com hebben met het verbannen van Zwarte Piet laten zien dat zij openstaan voor een inclusiever beleid. Maar ik zie ook dat er nog een hele lange weg te gaan is.’
‘Het is positief dat mensen met verschillende huidskleuren samen deelnemen aan antiracismedemonstraties’
Als voorbeeld noemt zij het debat naar aanleiding van het in februari verschenen rapport over internationale adoptie. Dit rapport meldde structurele misstanden in de adoptielanden onder toeziend oog van de Nederlandse staat, waardoor internationale adoptie voor onbepaalde tijd is opgeschort. In het debat over internationale adoptie merkt zij dat er een bepaald beeld wordt gedeeld over Nederlandse adoptieouders, die kinderen uit het buitenland zouden adopteren vanuit een misplaatste vorm van idealisme. Deze ontwikkelingen volgt Menzel, zelf adoptieouder, nauw op de voet.
‘Er is een groep mensen die zegt dat geadopteerde kinderen benadeeld zijn, en terug moeten naar hun eigen land. Dat Nederlandse adoptieouders niet het recht hadden om te denken dat zij deze kinderen in Nederland een beter leven kunnen geven’, legt zij uit. ‘Een ander beeld is dat geadopteerden alleen maar blij mogen zijn, omdat ze juist in Nederland een beter leven hebben gekregen. En tot slot merk ik dat er een groep is die zegt dat geadopteerden uit het buitenland het lastig hebben, omdat zij een achterstand hebben opgelopen die zij hun hele leven moeten meedragen.’
Volgens Menzel wordt nu de nadruk gelegd op de gedachte dat geadopteerde kinderen uit het buitenland zijn benadeeld door hun witte adoptieouders, die zouden denken dat zij deze kinderen een beter leven hebben gegeven.
‘In de jaren zeventig, tachtig en negentig was er meer sprake van idealisme vanuit de adoptieouders. Ook omdat dat vaak gepaard ging met christelijk zendelingswerk. Door meer onderzoek ernaar te doen en er vervolgens cursussen aan te wijden is dat veranderd’, zegt zij. ‘In deze cursussen worden potentiële adoptieouders verteld dat ze niet kinderen moeten adopteren uit het buitenland omdat kinderen in Nederland een beter leven zouden hebben. Het gaat erom dat ze een kinderwens hebben. Dat is een hele logische en redelijke motivatie. Ieder kind wil gewenst zijn, en als die wens bij de adoptieve ouders in spe er is, dan komt dat ook over bij het kind.’
Dat sommige geadopteerden zich benadeeld voelen door hun witte ouders die hen hebben geadopteerd vanuit idealisme is wel begrijpelijk, vindt zij. ‘Maar het gaat om een minderheid. Dat maakt het niet minder erg voor die minderheid, maar wat je nu ziet is dat die minderheid meer de aandacht naar zich toetrekt. Om dan daarmee te zeggen dat er een algehele adoptiestop noodzakelijk is vanuit hun woede, aanklacht en gevoel van verlies, dat gaat een paar stappen te ver.’
Dat ziet zij ook gebeuren bij gesprekken over racisme. ‘Sommige mensen voelen zich heel snel geraakt of beledigd. Soms valt er wat over te zeggen, maar soms is het te ver doorgetrokken. Dat draagt er niet aan bij dat we elkaar beter gaan begrijpen. Laten we dan eerst samen kijken naar de feiten, en van daaruit verder redeneren.’
Ondanks dat gesprekken over racisme en wit privilege in het adoptiedebat er heftig aan toe kunnen gaan, ziet Menzel het hoopvol in. ‘Mensen vinden elkaar in de strijd tegen onrecht en racisme. Het is een positieve ontwikkeling dat mensen met verschillende huidskleuren samen deelnemen aan antiracismedemonstraties. Voor velen is het duidelijker geworden dat verandering noodzakelijk is’, zegt zij. ‘Maar ik denk dat het nog even gaat duren voordat deze noodzakelijke verandering ook tot de overheid doordringt.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!