Onder moslims is veel diversiteit. Toch wordt de islam in de media, in discussies tussen moslims onderling en door niet-islamitische Nederlanders vaak geassocieerd met de Marokkaanse en Arabische cultuur. Té vaak, vinden veel moslims zonder Marokkaanse achtergrond. Ze storen zich eraan. ‘Niet alle moslims zijn Marokkanen.’
Nederland kent moslims met onder meer een Turkse, Somalische, Syrische, Afghaanse, Pakistaanse, Indonesische, en ja, ook Marokkaanse achtergrond. Toch hoorden we in de mediadiscussie over de term ‘Suikerfeest’ met name Marokkaanse Nederlanders die dit willen vervangen door het Arabische ‘Eid al Fitr’. Ook het Contactorgaan Moslims en Overheid schaarde zich achter ‘Eid al Fitr’. Veel moslims zijn hier niet blij mee. Sommige beweren dat er sprake is van ‘Arabische dominantie’, waarbij het gebruik van Arabische termen wordt opgelegd en de vele soorten niet-Marokkaanse moslims buiten de discussie worden gelaten.
Turks-Nederlandse moslims wensen elkaar geen ‘Eid al Fitr’, vertelt Mehmet* (47). ‘Die term is bij mij in de familie en in mijn omgeving haast onbekend. Wij gebruiken de term ‘Bayram’ of ‘Ramadanfeest’. Vroeger, in de Ottomaanse tijd (1299-1922, red.), werd wel de term ‘Eid’ gebruikt. Maar naarmate dit rijk zich uitbreidde, kwam de term Bayram ervoor in de plaats.’
Mehmet is werkzaam bij de Fatih-moskee in Amsterdam en geeft rondleidingen aan geïnteresseerden. Tijdens zijn rondleidingen geeft hij les over islam en de verschillende interpretaties van het geloof. Hij legt uit dat de term ‘Suikerfeest’ zijn oorsprong heeft in de seculiere geschiedenis van het moderne Turkije.
‘Tijdens de seculiere periode, dat was vanaf 1923, werd de term ‘Shukur’ of ‘Dankbaarheidsfeest’ gebruikt. Omdat mensen destijds niet allemaal konden lezen en schrijven, werd het woord ‘Shukur’ met het woord ‘Seker’ (Turks voor ‘suiker’, red.) verward. Tijdens de jaren zestig, toen er spanningen tussen links en rechts plaatsvonden, werd de term ‘Suikerfeest’ door de seculiere Turken genormaliseerd.’
Volgens Mehmet heeft de discussie rondom ‘Suikerfeest’ en ‘Eid al Fitr’ weinig nut. ‘We hebben een benaming nodig die voor iedereen acceptabel is en ook makkelijk uit te spreken. Door de Arabische term te gebruiken geef je er een bepaalde richting aan. Mensen moeten ook rekening houden met de samenstelling van de islamitische gemeenschap in Nederland. Bovendien komt de term ‘Eid al Fitr’ niet uit de Koran. Deze benaming heeft zijn oorsprong in een hadith – ofwel overlevering – van de profeet Mohammed. Daarmee wordt het argument dat de term uit de Koran komt helaas teniet gedaan.’
‘Mijn mond viel open van verbazing’
Veel moslims met een niet-Arabische of niet-Marokkaanse achtergrond krijgen verbaasde reacties van niet-islamitische Nederlanders wanneer ze vertellen dat ze moslim zijn. De Surinaams-Nederlandse Raoul* (42) uit Amsterdam geeft een illustratief voorbeeld, dat hem overkwam toen hij met een Surinaams-Nederlandse vriend in een Amsterdams poolcentrum de voorbereidingen voor de ramadan besprak.
‘Toen ontmoette ik een collega van mijn vriend; dit was een vrouw uit de Amsterdamse Jordaan. Zij hoorde ons gesprek aan en zei toen plotseling: ‘Hé, zijn jullie moslim? Maar jullie zijn toch geen Marokkaan?’ Mijn mond viel open van verbazing. Ik ben immers een praktiserend moslim, ik bid vijf keer per dag en ik geef ook zakat (donatie in islam, red.). Maar ondanks dat geloven veel Nederlanders niet dat ik een moslim ben. Ik heb aan de vrouw netjes uitgelegd hoe de vork in de steel zit. Niet alle moslims zijn Marokkanen.’
Volgens Raoul is het terecht dat de term ‘Eid al fitr’ wordt gebruikt. Immers, de profeet Mohammed was een Arabier. Bovendien is de Koran in het Arabisch geopenbaard. Ook vindt hij het niet zo vreemd dat in de media voornamelijk Marokkaans-Nederlandse moslims te zien zijn. ‘De Marokkaanse cultuur is nu eenmaal meer open. Andere culturen, zoals de Surinaamse, Turkse en Indonesische culturen, zijn meer op zichzelf gericht. Marokkanen integreren makkelijker: kijk maar in de media, hoeveel Marokkaanse acteurs en tv-presentatoren er zijn. De Marokkaanse voetballers profileren zich ook als moslim.’
Aan de andere kant zijn Surinaamse moskeeën toegankelijker geworden voor moslims van andere etniciteiten en daardoor voor hen zichtbaarder als moslim, merkt hij op. ‘Waar voorheen Surinaamse moskeeën voornamelijk in het Urdu (een taal in India en Pakistan, red.) preken, doet mijn huidige Surinaamse moskee het in het Nederlands. Toch vind ik dat we als Surinaamse moslims best de hand in eigen boezem mogen steken en zichtbaarder moslim mogen worden.’
‘Veel Nederlanders geloven niet dat ik moslim ben’
Ook de Turks-Nederlandse Mehmet ervaart dat Nederlanders de voorkeur hebben voor de Marokkaanse islam. ‘In de Fatih-moskee krijgen we regelmatig aanvragen om te filmen. Heel vaak zijn de scripts zo geschreven dat het gericht is op de Marokkaanse traditie van islam. Zo werd in één filmscript dat we kregen aangeboden een scène in een moskee beschreven, waarin de imam een djellaba draagt. Dat is een Marokkaanse traditionele kledingstijl. Ook stonden de filmmakers erop dat de inrichting Arabisch moest zijn en dat er Arabisch moest worden gesproken. Wij van de moskee gingen hier niet mee akkoord, omdat de Arabische traditie niet past binnen onze moskee.’
Een ander voorbeeld was tijdens de Museumnacht in Amsterdam, vertelt Mehmet. ‘Twee modedesigners wilden graag onze moskee bezoeken en zeiden dat ze het tof zouden vinden als binnen in de moskee mensen in djellaba’s zouden rondlopen. Als in een soort Fata Morgana, zeg maar. Hieruit blijkt weer dat bij veel Nederlanders het verwachting leeft dat in de moskee altijd de Marokkaanse traditie wordt gevolgd.’
Neerbuigende orthodoxen
De nadruk op het gebruik van Arabische termen als ‘Eid al Fitr’ is vooral bij de jongere generatie moslims te zien is, zegt Lindau*, zelf 53 jaar.
‘Het begon tijdens de jaren negentig, toen islamitische geestelijken in moskeeën in het Arabisch begonnen te praten en een ‘nieuwe islam’ begonnen te verkondigen. Ineens wist men wat ‘shirk’ (afgoderij, red.) was. Of men moest zich aan bepaalde kledingvoorschriften houden. Van islamitische vrienden begreep ik dat deze geestelijken zelfs langs huizen gingen om in contact te komen met islamitische ouderen en hen over de nieuwe islam te leren.’
Hij vervolgt: ‘Vroeger, dus voor de jaren negentig, was de sfeer tussen mij en mijn islamitische vrienden veel relaxter. We maakten ons nooit druk om geloof en we waren geïnteresseerd in elkaars cultuur. Maar sinds er steeds meer Arabische invloeden kwamen, waren er ineens regels over hoe je je moet gedragen en wat haram is. De islam werd vanaf toen heel zwart-wit geïnterpreteerd. Er wordt veel geschreeuwd, maar er is weinig ruimte voor een discussie over de betekenis van het geloof. De luchtigheid was weg.’
Zelf is Lindau van Surinaams-Javaanse afkomst. Hij en zijn familie wensen elkaar na de Ramadan een Tide na Bodoh, ofwel een fijn Suikerfeest. Hij vertelt dat hij vaak beledigende opmerkingen krijgt van Marokkaanse vrienden.
‘Vroeger was de sfeer ontspannen tussen mij en mijn Marokkaanse vrienden. We voelden ons met elkaar verbonden, doordat we allemaal op jonge leeftijd waren gemigreerd naar Nederland en een cultuuromslag hadden meegemaakt. Maar sinds de jaren negentig is dat veranderd en maak ik vaker afkeurende reacties mee. Tijdens de viering van Bodoh liet ik video’s zien van een Javaanse dans. Bij Javaanse moslims is het een traditie om met traditionele dans en zang de heilige maand van de ramadan – of Sasi Poso, zoals wij dat noemen, af te sluiten. Mijn Marokkaanse vrienden maakten vieze gezichten en noemden de dansers duivelaanbidders.’
Er is sinds de groei van het salafisme in Javaanse moskeeën een nieuwe islamitische stroming ontstaan onder Javanen, zag Lindau met argusogen aan, zowel in Suriname als hier binnen de Surinaams-Javaanse gemeenschap.
‘Deze Javanen behoren tot de santri-stroming. Zij zijn meer orthodox en neigen naar de Arabische islam: ze dragen bijvoorbeeld geen kleurrijke kleding en hebben strengere regels over wat volgens het geloof is toegestaan en wat niet. De santri zijn nog in de minderheid binnen de Javaanse gemeenschap in Nederland, maar doordat het salafisme zich uitbreidt, groeit ook het aantal Javaanse moslims dat zich bij de orthodoxe santri aansluit.’
Vanwege de Arabische invloeden bestaat er bij de santri een neerbuigende houding jegens de traditionele Javaans-Nederlandse moslims omdat die minder goede moslims zouden zijn, vertelt Lindau.
‘Ze ridiculiseren de traditionele Javaanse namen. Ouders die een naam voor hun kind willen bedenken krijgen de waarschuwing niet de traditionele Javaanse namen te gebruiken, omdat dit volgens de santri niet meer van deze tijd zou zijn. In plaats daarvan worden de Arabische namen aanbevolen, wat zij associëren met vooruitgang.’
Achternaam bij de redactie bekend.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!