Hoe herdenk je gezamenlijk als de samenleving steeds meer uiteenvalt? Dat is de vraag die boven de dodenherdenking van dit jaar hing. Want hoewel het op de Dam relatief rustig bleef vond er in Den Haag een alternatieve herdenking plaats, georganiseerd door Nederlandse burgers die aandacht vroegen voor de genocide in Gaza. Publiekshistorici Bas Kromhout (Historisch Nieuwsblad) en Wim Berkelaar (OVT) blikken terug.
‘Het viel me mee’, zegt Kromhout over de ophef op 4 mei zelf. ‘Er werd wat geroepen, maar niet tijdens de twee minuten stilte zelf. Er waren geen grote verstoringen.’ Een dag later werd een rookbom gegooid tijdens de bevrijdingsspeech van Dick Schoof in Wageningen, maar ook dat is niets nieuws. ‘In de jaren zeventig werd er tijdens de dodenherdenking in Utrecht eveneens een rookbom gegooid, toen vanwege de Vietnamoorlog. Linkse activisten hebben wel vaker kritiek gehad op – wat zij zo ervaarden – de hypocrisie van de herdenking. Toen ging dat om Vietnam, nu gaat het om Gaza.’
Kritiek is dus niet nieuw. Maar de vraag hoe je op 4 mei recht doet aan álle doden, blijft lastig. ‘De dodenherdenking begon als een herdenking van doden van het verzet en de Nederlandse militairen’, legt Kromhout uit. ‘Pas later kwam er aandacht voor de Nederlandse burgers die waren omgekomen, waaronder de meer dan 100.000 Nederlandse Joden die tijdens de Holocaust zijn vermoord.’ De Shoa kreeg een steeds belangrijkere plek, maar heeft de Dodenherdenking nooit gedomineerd. ‘Frits Barend zei laatst op de televisie dat de Dodenherdenking hún moment was, maar 4 mei is altijd een herdenking voor meerdere groepen slachtoffers geweest.’
Inclusie als valkuil
En nu, in 2025, is inclusie het toverwoord – en tegelijk een valkuil. ‘Als je zegt: we willen inclusief zijn, dan moet je eigenlijk al het onrecht benoemen’, zegt Kromhout hierover. ‘En dat is onmogelijk. Want als je Gaza noemt maar bijvoorbeeld het Nederlandse bombardement op Hawija in 2015 niet, sluit je andere slachtoffers weer uit.’ Voor hem is dit het bewijs dat herdenken geen optelsom kan zijn. ‘Je moet je beperken. Anders verliest het betekenis.’
Ook Wim Berkelaar ziet die spanning. ‘De alternatieve dodenherdenking was enigszins provocatief’, zegt hij. ‘Onder het mom van inclusiviteit werd vooral Gaza genoemd. Dat is begrijpelijk, maar roept ook terechte vragen op. Waarom dan niet Afghanistan?’ Volgens Berkelaar komt daar nog iets bij: het ongemak over het huidige kabinet, waarin PVV-leider Geert Wilders, uitgesproken pro-Israël en anti-islam, een dominante rol speelt. ‘Het is dus niet vreemd dat mensen zeggen: deze regering doet niets voor Gaza. En dan voelen ze zich uitgesloten.’ Berkelaar is het dan ook eens met Thomas von der Dunk, die tijdens de Bilderdijklezing zei dat het Westen terecht aandacht vroeg voor Oekraïne, maar nu onterecht zwijgt over Israël. ‘De wereld heeft nu het gevoel dat het Westen meet met twee maten.’
‘De alternatieve dodenherdenking was enigszins provocatief’
Opvallend was dat dit jaar Dick Schoof, beoogd premier namens datzelfde kabinet, op 4 en op 5 mei een toespraak hield. ‘Dat politiseert de herdenking’, vindt Kromhout. ‘Als je neutraliteit wilt, zet dan geen politicus neer.’ Schoof hield een brede, verbindende toespraak. Maar juist door zijn context – een rechts kabinet waarin ook de PVV zitting heeft – werd het toch geladen. ‘Iedereen leest dan tussen de regels’, aldus Berkelaar.
Maar wat moeten we dan herdenken op 4 mei? Voor beide historici ligt het antwoord in de geschiedenis. Kromhout vindt dat het om de Tweede Wereldoorlog moet draaien, niet om de conflicten daarna. ‘In 1961 werd besloten om ook andere missies te herdenken, vooral om veteranen tegemoet te komen. Maar daarmee is wel de deur opengezet: als je ruimte maakt voor de ene groep, willen andere groepen ook erkenning. Dan krijg je ook de koloniale oorlogen erbij. Ik zou die keuze van 1961 daarom het liefst terugdraaien en de herdenking weer beperken tot de Tweede Wereldoorlog. Het moet een parabel blijven over onze kernwaarden — algemeen, maar niet allesomvattend. Dit vraagt om zorgvuldigheid en bescheidenheid, en we moeten accepteren dat iedereen voor zichzelf iets anders herdenkt tijdens die twee minuten stilte.’
Slavernij herdenken
Berkelaar heeft een ander idee: ‘We moeten het hele conflict van 1940 tot 1949 herdenken’, zegt Berkelaar, en doelt daarmee op zowel de Duitse bezetting van Nederland als de Nederlandse koloniale oorlog in Indonesië die daar meteen op volgde. ‘Je kunt beide oorlogen niet van elkaar scheiden. Voormalige verzetsstrijders, maar ook oud-SS’ers, vochten tegen de Indonesiërs. Nederland was eerst slachtoffer en daarna dader. En daar moeten we boete over doen.’
Volgens hem is het logisch dat sommige mensen zich daarover boos maken. ‘Als je alleen Nederlandse soldaten herdenkt, en niet de 200.000 Indonesische doden, dan klopt dat moreel niet.’ Toch pleit hij ervoor om niet álles mee te nemen tijdens de dodenherdenking. ‘Op de alternatieve herdenking in Den Haag sprak ook Gloria Wekker, die de slavernij herdacht. Dat hoort niet op de dodenherdenking thuis. Dan kun je net zo goed in de kerk zitten, om elke keer weer je zonden belijden.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!