‘Waarom moet je alles voor jezelf houden als je ook kunt delen? Ik heb een goed leven, ik heb een vrouw, kinderen en goede vrienden. Dat gun ik anderen ook.’
In de wijk Kanaleneiland in Utrecht staat het ‘Huis van Vrede’, een buurthuis waar iedereen welkom is. Op zondag is er om elf uur een ontbijt, waarna er samen een dienst wordt gehouden. Vooral voor immigranten is het Huis van Vrede een vaste rustplaats. Doordeweeks is het Huis ook de meeste dagen open en is er lunch.
Henk Bouma werkte twintig jaar geleden als econoom in Londen, toen hij als christen in aanraking kwam met armoede. ‘Ik ging voor een missieorganisatie werken, waar mij de tegenstelling tussen arm en rijk opviel. Dat verschil is zo groot, terwijl het in beide gevallen om mensen gaat. De enorme shit waar mensen soms in terechtkomen, raakte mij. Ik zette een buurtcentrum op en daarna nog een aantal andere buurtcentra. Toen ik een Nederlandse vrouw daar tegenkwam die dakloos bleek te zijn, nam ik haar in mijn huis op. Ze had een moslimachtergrond en ook veel vriendinnen in Nederland, die regelmatig kwamen logeren. Ik schrok ervan hoe gepolariseerd zij dachten en hoe erg ze zich met de rug tegen de muur gezet voelden. De kerk in Nederland gaf niet echt een alternatief voor die polarisatie, merkte ik. Maar ik ben dominee, dat was ik toen al, en ik wilde een verschil maken. Dit gaat niet eens over vluchtelingen! Andere immigranten met toch al amper woonruimte boden ruimte aan andere mensen aan, zodat die niet op straat hoefden te slapen. Aan die tegenstelling wilde ik wat gaan doen. Daarom kocht ik samen met mijn vrouw, die ook een buitenlander is, een huis in Utrecht. We wilden midden in Kanaleneiland wonen, dat is het gebied in Utrecht met de meeste immigranten en vluchtelingen. We wilden daar ook een kerk starten met een buurthuis waar iedereen welkom zou zijn.’
Mensen die om je geven
Al bij aankomst in Utrecht bleek het grote verschil. Bouma: ‘De buren van buitenlandse afkomst kwamen ons pannen vol eten brengen om ons welkom te heten. Dat is gewoon in de landen waar zij vandaan komen. Ook al heb je niets, dan deel je dat nog met anderen. Een oudere Nederlandse mevrouw kwam ons een pak frikandellen brengen. Ze zei: ‘Ik zag dat iedereen jullie eten bracht, maar ik heb niets anders in huis, want ik ben dit ook niet gewend.’ Dat was heel lief van haar. Uit zoiets merk ik dan weer dat de meeste mensen gemeenschap willen, ze willen familie, andere mensen die om hen geven. Door het buurthuis zie ik nieuwe dingen ontstaan. Het doet er niet toe uit welk land je afkomstig bent, daar ben je eerder Kanaleneilander dan iets anders. We wonen tenslotte allemaal in Kanaleneiland. Toen we net begonnen, kreeg ik vaak de vraag, vooral van kinderen, ‘Wat ben jij? Ben je Turk, Marokkaan of iets anders?’ Die vraag vond ik heel interessant; ik voel me helemaal niets. Ik ben wereldburger, zeg maar Kanaleneilander. We zijn allemaal mensen. Tegelijk is het ook gek dat Marokkanen van de derde generatie zich nog steeds Marokkaan voelen. Dan gaat er iets niet goed.’
Duif
‘Ik heb veel, als dominee heb je in Nederland een goed salaris. Waarom zou ik dat zelf moeten houden? Ik ben veel gelukkiger als ik het kan delen met anderen, maar ik ben niet zo goed in geven. Ja, als er een dakloze hier komt, mag die gerust bij mij komen slapen. Soms blijven ze een jaar, soms ook maar één nacht. Ik zie ook dat als zo iemand een klein kamertje krijgt bij de daklozenopvang, dit met meer mensen moeten delen. Een dakloze had een duif gevonden die niet meer kon vliegen, maar hij mocht hem niet meenemen naar de opvang. Iemand anders wilde die duif wel verzorgen tot hij weer kon vliegen en bij hem mocht de duif wel blijven. Je kunt je voorstellen wat een troep dat gaf. Toen een huisgenoot zei dat hij liever had dat de vogel wegging, bracht hij hem hier naar de kerk. Zo gaat dat. Waarom moet je alles voor jezelf houden als je ook kunt delen? Ik heb een goed leven, ik heb een vrouw, kinderen en goede vrienden. Dat gun ik anderen ook’, legt Bouma uit.
Uitlaatklep
Bouma vond een ruimte voor een ontmoetingscentrum. ‘Mensen willen graag gehoord en gezien worden, dat is voor iedereen belangrijk. Gekend worden, is dat niet wat we allemaal willen? Onze bezoekers worden vanzelf een soort familie, we eten met elkaar en we doen dingen samen. Maar we willen er vooral voor elkaar zijn, als een familie. Heel basis, dat mensen bijvoorbeeld zien dat je haar geknipt is. Er ontstaan relaties en verbintenissen, dat gaat in verschillende tempo’s. Iedereen mag zichzelf zijn. Mensen komen hier binnen met borden met koekjes en als ik ziek ben, komen ze langs met pannetjes soep. Daaraan merk ik dat ze om mij en het buurtcentrum geven, net zoals ik om hen geef. Er ontstaat een soort liefdesrelatie, zou je kunnen zeggen. Ze moeten hier niets, het is een plek waar ze een kopje koffie kunnen drinken, naar de wc kunnen gaan en kunnen internetten, om de basics te noemen. Er hoeft verder niets.’
Mahmood (29) is zo iemand die bijna dagelijks in het centrum te vinden is. ‘Ik ben gevlucht uit Iran, omdat ik christen ben en bedreigd werd. Met allerlei verschillende vervoersmiddelen ben ik naar Nederland gekomen, ik wist nooit hoe ik verder zou gaan. Ik greep iedere kans die mij geboden werd om verder te reizen, want ik bleef bang om opgepakt en teruggestuurd te worden. Via via hoorde ik dat ik in Nederland in Ter Apel terecht kon, ook daar was ik nog steeds erg bang. Het was een heel erg spannende tijd voor me, ik haalde me van alles in mijn hoofd over dat ik teruggestuurd zou worden of dat de politie mij zou ondervragen met Gestapo-technieken. Ik lag daar echt wakker van. Ik werd ook steeds overgeplaatst naar andere centra en overal was het anders. Dan zat ik met twaalf man in een kamer, dan weer met tweehonderd in een zaal en het toppunt was Rosmalen, waar we met duizend man over twee zalen verdeeld waren. Inmiddels heb ik een baan als kok hier in Utrecht op het Domplein, maar ik ben iedere zondag en op mijn vrije dagen hier in het Huis te vinden. Ik voel me hier thuis, de mensen zijn aardig en hier is ruimte om dingen te doen. Ik schilder bijvoorbeeld best veel, wat voor mij een uitlaatklep is om dingen te verwerken.’
Van elkaar leren
Het Huis van Vrede is allereerst een ontmoetingsplek waar iedereen welkom is, maar het is ook een plek waar mensen dingen kunnen leren. Er zijn bijvoorbeeld taalcursussen, maar ook lessen in fotografie, schilderen en naaien. Op de begane grond in de grote zaal is een plek ingericht als naaiatelier. ‘Daar kunnen mensen terecht die willen leren naaien’, vertelt Bouma. ‘Het draait hier allemaal om mensen die iets kunnen en die anderen iets willen leren. Het is geen school of opleidingscentrum, maar juist een vrijblijvend iets. In het naaiatelier staat alles wat je nodig hebt om bijvoorbeeld kleding te naaien. Vrouwen die hier binnenkomen en al kunnen naaien, leren dat weer aan anderen. Zo krijg je skills voor je leven. Als je alleen maar bang bent geweest en een totaal nieuw land binnenkomt, is het fijn als er mensen zijn die je opvangen en je willen helpen. Dat doen wij door heel praktische zaken aan te bieden. We zijn een kerk binnen een moslimgemeenschap, daarom wil ik heel voorzichtig zijn met het praten over het geloof. Ik ben er niet om ze te bekeren. Als mensen een bijbel willen, krijgen ze die. Als mensen willen praten over het geloof, dan kan dat. Maar het is niet mijn doel om van deze moslims christenen te maken, zeker niet. Ook niet bij kinderen. Ouders moeten zelf aan hun kinderen vertellen over de wereld en hoe die in elkaar zit. Als ze daar hulp bij willen, dan kan ik dat geven, maar ik neem niet het voortouw om hun kinderen in Jezus te laten geloven en Hem te zien als hun verlosser. Dat zou heel gevaarlijk zijn, denk ik. Ik zie mensen zoals ze zijn en ik zie hun religie niet als hun primaire identiteit. Soms zien ze dat zelf wel zo, maar ik kijk liever naar andere dingen. Heel weinig mensen vinden hun primaire identiteit in hun religie, dus waarom zou ik dat wel doen? Als iemand zegt dat hij bij de islam hoort, dan reageer ik daar niet op met alles wat ik van de islam weet. Ik zeg wel ‘Dan ben je een vreedzaam iemand’, want alleen dat weet ik. Als iemand er anders over denkt, praat ik daar met diegene over. God heeft mannen en vrouwen gelijkwaardig geschapen, daar ben ik van overtuigd. Ik wil heel graag de vrede van God zien komen in de levens van mensen. Dat kan ik soms door heel concrete dingen te doen, zoals iets voor ze aan te vragen, maar ook door met ze uit de Bijbel te lezen. Ik heb een kerk, daarin praat ik veel over God en Jezus, maar in het buurtcentrum doe ik dat een stuk minder. Onze kracht is dat we met elkaar samen kunnen zijn, ondanks de achtergrond of het geloof van iedereen. Je moet in elkaar geïnteresseerd zijn om bij zo’n gemeenschap te horen.’
Geen nationaliteit
Ali Jaffar (46) komt heel vaak in het Huis: ‘Twintig jaar geleden vluchtte ik uit Afghanistan. Via Turkije en Griekenland reisde ik rond. Bijna twintig jaar had ik geen nationaliteit, ik verbleef overal en nergens en zwierf van land naar land. Waar werk was, deed ik mee, bijvoorbeeld aan het bouwen van huizen. Ik kon af en toe in een noodopvang verblijven. Toen ik hier in Nederland kwam, kreeg ik een kamer in een huis toegewezen, waar meer vluchtelingen wonen. Ik heb geen verblijfsvergunning, maar ik kan niet terug. Ik heb zeven maanden in een asielzoekerscentrum gezeten voordat ik die kamer kreeg. Ik mis mijn familie vreselijk, maar ik kan alleen via Skype contact met ze hebben. Dat is moeilijk, maar het is niet anders. Ik kan me nuttig maken door op zondag het ontbijt hier in het Huis te verzorgen. We eten altijd samen voordat de dienst begint.’
Mirjam* (36) is gevlucht uit Iran. ‘Ik ben bezig met het aanvragen van een verblijfsvergunning, daarom kan ik niet al te veel zeggen. Ik kom drie tot vier dagen per week in het Huis en ik voel me hier goed. Het is fijn om hier tussen christenen te zitten. Een jaar geleden kwam ik tot geloof toen ik erg ziek was en Jezus mij genas. In Iran mag je geen christen zijn, maar in Nederland gelukkig wel. Ik krijg nu Nederlandse les en heb hier veel geleerd over een beter leven. Het is heel nuttig voor mij om in dit Huis te zijn.’
Horizon verbreden
Naast alle hulpzoekers komen ook diverse hulpverleners in het Huis van Vrede. ‘Wij werken samen met diverse organisaties, ook met de gemeente’, zegt Bouma. ‘Dit is een prima ruimte voor afspraken met je buddy of een andere hulpverlener met wie je gesprekken hebt. Tussen de middag eten we hier met zijn allen. Enkele van de mensen die hier vast komen, zorgen voor de lunch. We hebben een grote keuken waar ze gebruik van maken, maar ze nemen vaak ook zelf van alles mee om heerlijk eten te maken. Daar genieten we allemaal van. We werken hier met een vast team, waaronder mijn vrouw en ik. De mensen die hier komen, zijn gewoon mens voor ons. Het doet er niet toe in welk land je bent geboren, hier ben je mens. Wil je een hoofddoek dragen? Ook prima. Er komt hier weleens een vrouw met een boerka, dat is prima. Zij spreekt niet met mannen, maar daar is wel wat op te vinden hier. Toen we gingen dansen, deed ze echter wel mee en dat vind ik prachtig om te zien. Ik wil graag weten waar mensen wakker van liggen, waar ze van dromen en ik wil vooral de vrede van God in hun leven zien. Het is goed om met mensen in gesprek te zijn, daar leer je veel van. Je horizon wordt verbreed en ik merk ook dat mensen elkaar daardoor beter accepteren.’
Kapotte voeten
Ibrahim (37) is sinds vier jaar in Nederland. ‘Ik ben hier eerder geweest, maar toen werd ik teruggestuurd naar Afghanistan. Ik was echt heel bang. Ik had heel veel problemen, de politie zat achter me aan en wilde me vermoorden. Ik ben meteen Afghanistan weer uitgegaan, want ik was mijn leven daar niet zeker. Via Iran wilde ik weer terug naar Nederland, dat heb ik voor een groot deel lopend gedaan. Na Turkmenistan ging ik lopend via Griekenland door Macedonië, Servië en Hongarije, daar deed ik ongeveer zes jaar over. Een nagel van mijn voet lag er compleet af. Ik ging helemaal kapot. Ik was heel ongelukkig, totdat ik God leerde kennen. Hij is sindsdien bij mij en ik ben daardoor heel gelukkig. Ik ben nu wel legaal in Nederland, maar ik heb geen huis of wat dan ook. Ik slaap bij vrienden en in de zomer sliep ik in het bos. Ik vertrouw erop dat het beter gaat worden, ik vertrouw op God. Hij zal zorgen dat ik krijg wat ik nodig heb. Ik heb vrienden hier via het Huis en ik ben hier graag, dit is mijn familie.’
* Deze naam is gefingeerd.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!