De media onderbelichten de cultuur en verhalen van de Nederlands-Indische gemeenschap, vindt filmproducent San Fu Maltha. Met zijn nieuwe omroep Bersama wil hij culturele programma’s uitzenden en het cultureel erfgoed van de Nederlands-Indische gemeenschap aan volgende generaties doorgeven. Ook de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië zal langskomen. Of de omroep daadwerkelijk groepen kan verbinden die te maken hebben met deze koloniale geschiedenis, moet nog blijken.
De slogan van Bersama – dat ‘samen’ betekent in het Indonesisch – luidt ‘Geen erfgoed zonder geschiedenis’. Zo heeft de omroep als missie om een groot publiek te bereiken met programma’s over het cultureel erfgoed en de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië. Een van de initiatiefnemers is San Fu Maltha, eigenaar van filmproductie- en distributiebedrijf Fu Works, dat onder meer de films Alles Is Liefde en Zwartboek heeft geproduceerd.
‘We liepen al langer rond met het idee om een omroep te maken voor de Nederlands-Indische gemeenschap, een groep die inmiddels is uitgegroeid tot bijna twee miljoen mensen’, zegt hij. Dit geschatte aantal van mensen met een Indo-Europese achtergrond in Nederland bevestigt onderzoek van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie). Zelf is Maltha geboren uit een Chinees-Indonesische moeder en een Nederlandse vader, die na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 naar Nederland zijn gekomen.
‘In Nederland bestaat de Nederlands-Indische gemeenschap uit Indo-Europeanen – mensen met zowel Nederlandse als Indonesische voorouders -, Totoks (witte Nederlanders die zich vestigden in voormalig Nederlands-Indië), Molukkers, Papoea’s en Toegoenezen (de Portugees-Indonesische bevolking)’, vervolgt Maltha. ‘Daarnaast zijn er ook de Peranakan Chinezen – mensen van Chinees-Indische komaf – en de Belanda Hitam.’ Deze laatste groep bestaat uit mensen van West-Afrikaanse komaf, die in voormalig Nederlands-Indië gedwongen of uit vrije wil hebben gevochten in het Koninklijk Nederlands-Indische Leger (KNIL).
Indisch zwijgen
De eerste generatie vluchtte in de jaren vijftig naar Nederland, vlak na de onafhankelijkheid van Indonesië. Ondanks dat ze niet welkom waren en een zeer koele ontvangst kregen in ons land, worden ze door de Nederlandse overheid nog steeds gezien als voorbeeld van integratie, stelt Maltha, omdat de integratie van deze grote en diverse groep vrijwel geruisloos verliep. ‘Eenmaal aangekomen in Nederland heeft de eerste generatie geprobeerd zich zo snel mogelijk aan te passen, en zo Nederlands mogelijk te worden. Het cultureel erfgoed werd hierdoor niet naar buiten gebracht.’
Volgens Maltha merkte de eerste generatie Indische Nederlanders dat er in Nederland geen ruimte werd gemaakt voor hun verhaal. Ook was er geen ruimte in het naoorlogse Nederland om vrijuit te praten over hun leed tijdens en na de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd van 1945 tot 1949. Zo ontstond het begrip ‘Indisch zwijgen’.
‘Je moet je voorstellen dat deze eerste generatie voor hun leven moest vluchten. Deze mensen hadden geen bestaan meer na de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië. Ze moesten alles daar achterlaten’, vertelt hij. ‘Vervolgens moesten ze in het toen niet gastvrije Nederland een nieuw bestaan opbouwen, met een enorme schuld vanwege de overtocht, en met kleding en spullen die zogenaamd waren gegeven, maar eigenlijk aan hen werd geleend.’
Om dit Indisch zwijgen te doorbreken is het volgens Maltha hoog tijd voor Omroep Bersama. Nieuwe omroepverenigingen kunnen volgens de Mediawet eens in de vijf jaar een voorlopige vergunning krijgen om programma’s op de publieke omroep uit te zenden. Een uitgelezen kans voor Bersama om voet aan de grond te krijgen, aldus de filmproducent. Voorwaarde is wel dat de omroep minimaal 50.000 betalende leden werft en zich onderscheidt van andere omroepen, door bijvoorbeeld programma’s te maken gericht ‘op andere doelgroepen’.
Een groeiende groep mensen binnen de Nederlands-Indische gemeenschap is op zoek naar informatie over cultuur, geschiedenis en identiteit, zegt Maltha. Daarom heeft hij er vertrouwen in dat het gaat lukken om de 50.000 leden te halen. Dat de eerste generatie Nederlands-Indische mensen door sterfte in getal afneemt maakt de komst voor een omroep als Bersama extra urgent, vindt hij.
Dekolonisatie
De Indonesisch-Nederlandse Rochelle van Maanen, medeoprichter van het Dekolonisatie Netwerk Voormalig Nederlands-Indië, heeft geen behoefte aan een omroep als Bersama. ‘Ik heb liever dat verhalen over dekolonisatie en de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië worden verteld in verschillende mainstream media, waar ze een nog groter publiek kunnen bereiken, in plaats van dat er een apart medium moet worden opgericht’, vertelt ze. Meerdere omroepen van afzonderlijke groepen om de geschiedenis te kunnen vertellen? ‘Ik zie daar de toegevoegde waarde niet van in’, zegt zij.
Van Maanen merkt op dat er eerder tevergeefs is gepoogd om het ‘Indisch zwijgen’ te doorbreken. ‘Hoe ga je over iets praten wat niet wordt gezegd? Je kunt vragen stellen, maar door over hun geschiedenis te praten, trigger je trauma’s die nooit zijn geheeld, en dan klappen de meeste mensen weer dicht. Ik vraag me af hoe je dat kritisch kunt belichten’, verwijzend naar het zwijgen van de eerste generatie van de Nederlands-Indische gemeenschap.
Het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië biedt een online platform voor mensen met een (voorouderlijk) Nederlands-Indisch achtergrond om zich bezig te houden met hun geschiedenis vanuit een dekoloniaal perspectief. In haar netwerk komt ze geregeld Indische Nederlanders tegen die op zoek zijn naar hun identiteit en zich verdiepen in hun familiegeschiedenis.
Privilege
De familie van haar vader is na de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië daar gebleven, terwijl ze ten tijde van de kolonie hebben gevochten voor het KNIL, vertelt Van Maanen. Haar familie heeft na de onafhankelijkheid het Indonesische staatsburgerschap aanvaard, zonder daarbij onenigheden te ondervinden met de Indonesische bevolking. Hierdoor kan ze zich vinden in zowel het Indonesische als Nederlands-Indische narratief van de geschiedenis.
‘Indische Nederlanders verloren hun privilege op het moment dat ze na de Indonesische onafhankelijkheid in de voormalige kolonie zouden blijven. Dat was voor veel mensen het geval, maar voor velen ook niet. Zo ook niet voor mijn familie’, vertelt zij. ‘Hoewel mijn verhaal vrij uniek is, zijn er meerdere met een verhaal als de mijne. Het lijkt alsof ik een uitzondering ben, omdat mijn verhaal niet interessant is voor veel Nederlands-Indische mensen die naar Nederland zijn gevlucht. Mijn familiegeschiedenis komt niet overeen met het overheersende narratief dat zij enkel slachtoffers werden van geweld door Indonesiërs.’
Met haar dekolonisatienetwerk probeert Van Maanen Nederlands-Indische mensen te prikkelen om verder te kijken in plaats van te zwelgen in de slachtofferrol. ‘Wat is ons Indisch erfgoed nu? Er wordt gesproken over wat we hebben moeten achterlaten in de voormalige kolonie, maar niet over het helen van de trauma’s die mensen in diezelfde kolonie hebben opgelopen. Ook wordt er weinig gesproken over wat ons aandeel is in de koloniale geschiedenis. Aan de ene kant onderdrukt door witte-Nederlanders, maar aan de andere kant ook onderdrukker van de Indonesische bevolking, die een donkere huidskleur had en een lagere sociale status genoot.’
Er zijn veel mensen die het verschil niet weten tussen ‘Indonesisch’ en ‘Indisch’, maar voor de historische context is dit belangrijk om te benoemen, meent Van Maanen. ‘Dit omdat je anders niet kan begrijpen hoe de kolonie heeft gewerkt.’
‘We willen beide kanten belichten: zowel de Nederlands-Indische als de Indonesische’
Bersama
Juist om meer begrip te creëren streeft Omroep Bersama er naar eigen zeggen naar de verschillende groepen te verbinden die te maken hebben gehad met de vierhonderd jaar lange koloniale geschiedenis in voormalig Nederlands-Indië. ‘Daarom hebben we gekozen voor de naam ‘Bersama’, omdat we vooral op zoek willen gaan naar datgene wat ons verbindt’, zegt San Fu Maltha. ‘Wij zijn geen politieke organisatie, maar een culturele organisatie. We willen over de cultuur vertellen, vermengd met de geschiedenis, en dan beide kanten belichten: zowel de Nederlands-Indische als de Indonesische.’
Op het moment dat de Kanttekening met de filmproducent sprak over de plannen voor Bersama, werden Indonesische Nederlanders nog niet benoemd als een van de doelgroepen van de omroep. Maltha liet tijdens het telefoongesprek weten het missiestatement aan te passen door ook Indonesische Nederlanders expliciet te benoemen.
Pinda
Hij is er zich echter van bewust dat Bersama niet alle groepen tevreden kan stellen die te maken hebben gehad met de koloniale geschiedenis. Zo kent hij als medewerker van de incidentele glossy Pinda uit 2019 de vele kritiek op de naam van dat blad. De term ‘pinda’ is van oorsprong racistisch en koloniaal en werd gebruikt als scheldwoord om Indische Nederlanders aan te duiden, zo luidde de kritiek van het Dekolonisatie Netwerk Voormalig Nederlands-Indië.
Maltha stelt echter dat Pinda werd gekozen als geuzennaam. ‘Ben ik uitgescholden voor pinda? Ja. Maakt het mij wat uit? Nee. Voel ik mij een pinda? Ook niet. Maar als dat iets is waardoor er een gemeenschappelijk gevoel ontstaat binnen de Nederlands-Indische gemeenschap, dan wil ik mij best een pinda voelen. Niettemin begrijp ik wel dat sommige mensen deze term problematisch vinden. Als er ook maar een kleine of substantiële groep is die zich hier beledigd over voelt, dan ben ik van mening dat we de naam moeten veranderen. En daarom hebben we het ook veranderd naar Pindah, dat ‘verhuizen’ betekent in het Indonesisch.’
Zelfbeschikking
Vanuit die gedachte zegt Maltha met Bersama ruimte te willen creëren voor alle mensen om iets te vertellen over hun connectie met voormalig Nederlands-Indië. Leden van de omroep kunnen naast geschiedvertellingen een wekelijks journaal verwachten over onder meer de recente ontwikkelingen in Indonesië, maar ook kookprogramma’s met Indische recepten, om zo de Indische keuken opnieuw uit te vinden.
‘Bij Bersama gaat het altijd om de mensen, en bij een oorlog is het zelden dat er mensen zijn die helemaal goed of helemaal fout waren’, gaat Maltha verder. ‘Waar het om gaat is dat zowel Indonesiërs als de Nederlands-Indische gemeenschap slachtoffers waren van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Het recht van het Indonesische volk voor zelfbeschikking onderschrijf ik volkomen. Wel zet ik daar een kanttekening bij: dan wel voor élk deel van de Indonesische bevolking.’ Hij verwijst naar het huidige regeringsbeleid van Indonesië, dat West-Papoea en de Molukken onderdrukt, en naar de mensenrechtenschendingen die daar tot op heden plaatsvinden.
Zelfbeschikking voor West-Papoea en de Molukken onderschrijft ook Rochelle van Maanen. ‘Indonesië is een nieuw land dat pas 75 jaar bestaat, en heeft nog een hele lange weg te gaan. Het is vrijwel onmogelijk om een regering te hebben voor de gehele republiek van Indonesië, en daarmee alles in goede banen te leiden’, zegt zij. ‘Nederland heeft 350 jaar voorsprong op Indonesië door zijn rol als kolonisator.’
Indische keuken
Van Maanen zet vraagtekens bij de intentie van Bersama om de verschillende etnische groepen binnen de Nederlands-Indische gemeenschap te verbinden. Door deze versplintering van etnische groepen is er volgens haar geen sprake van één Nederlands-Indische gemeenschap.
‘Het is heftig hoe sommige Indische Nederlanders praten over Indonesiërs’
‘Als je in de context van geschiedenis praat, dan verval je snel in morele kwesties. Wie is goed of fout? In de koloniale geschiedenis ben ik echter de belichaming van beide groepen. Mensen willen vooral oppervlakkige informatie en anderen in hokjes stoppen, maar daardoor krijg je niet meer kennis’, zegt zij. ‘Iedereen een ruimte geven om over de geschiedenis te praten kan problemen opleveren, als partijen die verdeeldheid creëren en zich vastklampen aan koloniaal gedachtegoed een podium krijgen.’
Van Maanen verwijst naar de Federatie Indische Nederlanders (FIN), die het aandeel van Nederlands-Indische mensen in de bloedige geschiedenis zou ontkennen. Of Bersama voldoende ruimte zal geven aan Indonesische Nederlanders moet daarom nog blijken, aldus Van Maanen.
‘Het is heftig hoe sommige Indische Nederlanders praten over Indonesiërs. Tijdens de Indiëherdenking op 15 augustus wordt er stilgestaan bij de Indonesische slachtoffers, om ze vervolgens in een adem weer uit te maken voor moordenaars.’
Van Maanen vraagt zich af wat Bersama onder het cultureel erfgoed van Nederlands-Indië schaart, zoals bijvoorbeeld de Indische keuken, die Nederlands cultureel erfgoed is geworden. ‘Er komen geen nieuwe Nederlands-Indische recepten meer aan, omdat de kolonie niet meer bestaat. Waarom zou je iets uit een dode keuken willen maken?’
In een reactie laat FIN weten als onafhankelijke belangenorganisatie van Indische Nederlanders op te komen voor de belangen van deze groep. FIN laat verder weten dat zij ook staan voor sympathie met het Indonesische volk en/of hun onafhankelijkheid. Dit moet volgens de belangenorganisatie echter niet in de weg staan van het erkennen van het geweld door de Indonesische bevolking op Indische Nederlanders.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!