Migranten uit Oost-Europese landen zijn, naast oorspronkelijke inwoners, de grootste groep daklozen in Nederland. Ze krijgen vaak te horen dat ze geen recht op opvang hebben. Maar sommigen hebben wel degelijk recht op opvang. Dit besef begint nu langzaam door te dringen bij gemeentelijke instanties.
Begin 2023 schatte het CBS het aantal dakloze mensen tussen 18 en 65 jaar op 30,6 duizend. Daarvan was 8 procent geboren in een ander EU-land dan Nederland. De werkelijke aantallen zijn waarschijnlijk hoger, zeker daar waar het om de buitenslapers gaat. Daarnaast slapen de meeste daklozen in de grote stad. In sommige steden komt tussen de 60 tot 80 procent van de daklozen uit Oost-Europa’, zegt Dion Kramer.
Kramer is universitair docent in Transnational Legal Studies aan de Universiteit Amsterdam. In zijn onderzoek richt hij zich onder andere op gedetacheerde werknemers en dakloosheid binnen de Europese Unie. Veel van de dakloze Oost-Europeanen zijn arbeidsmigranten. Ze zijn naar Nederland gekomen via uitzendbureaus, raakten hun baan kwijt en daarna ook hun huisvesting. ‘Je kunt uitgaan van 6000 dakloze arbeidsmigranten in Nederland, van de 18000 arbeidsmigranten in totaal’, zegt hij, verwijzend naar organisaties die de cijfers bijhouden.
Het probleem bestaat al jaren. Eigenlijk is het aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om te beslissen of een persoon sociale rechten heeft opgebouwd, maar het is de gemeente die verantwoordelijk is voor de daklozenopvang. Hierdoor kloppen dakloze Oost-Europeanen aan bij gemeentelijke instanties, maar die verzuimen vaak de zaak verder te onderzoeken, vertelt Kramer. ‘Ze worden al snel tot een en dezelfde categorie gerekend, een categorie die geen recht heeft op opvang.’ Tot voor kort.
Een checklist
Twee jaar geleden drong de wrede werkelijkheid door in de politiek. De ministeries en gemeenten werkten samen aan een plan van aanpak. Onderdeel van dit plan was een checklist, waarmee gemeentelijke instanties snel en efficiënt kunnen toetsen of iemand die aan de deur klopt recht heeft op dezelfde behandeling als een Nederlandse burger. ‘Sinds juni dit jaar is deze checklist in gebruik en het is onderwerp van gesprek binnen de maatschappelijke zorg’, weet Michael Sprokkereef, projectcoördinator Hulpverlening bij De Regenboog Groep Amsterdam, een van de instanties die Oost-Europeanen wél hulp biedt.
‘Er is onderzocht hoeveel mensen er toch recht blijken te hebben op opvang sinds deze checklist er is. De resultaten publiceren we in september, maar we weten al dat het om grofweg de helft gaat. Bovendien is van deze helft een derde er zo slecht aan toe, dat ze direct maatschappelijke opvang nodig hebben.’
Twintig pagina’s telt de checklist. Er staan acht vragen op, onder andere over de duur van het arbeidsverleden, de duur van de werkloosheid en het zicht op nieuw werk in Nederland. ‘Aan de hand van deze lijst kunnen instanties beslissen of de persoon recht heeft op dezelfde behandeling als een Nederlander, maar dit is nog niet hetzelfde als recht op opvang’, legt Kramer uit. ‘Wanneer er recht is op gelijke behandeling, betekent dit dat er gekeken moet worden of de persoon recht heeft op opvang, wat weer afhankelijk is van andere criteria. Maar dan wordt deze persoon aan dezelfde criteria onderworpen als een Nederlander die aan de deur klopt van een daklozenopvang.’
‘Ze werden zonder uitleg en onderzoek de deur gewezen’
Dit is een grote vooruitgang, legt de universitair docent uit. Voorheen ging men ervan uit dat Oost-Europeanen dit recht niet hadden. Ze werden vaak zonder uitleg en onderzoek de deur gewezen. Hij noemt dit institutionele discriminatie. ‘Zo gaven veel gemeenten niet eens een beschikking, waarop stond waarom de persoon geen opvang kreeg. Ze hadden daardoor geen poot om op te staan.
‘Vroeger werd daklozenopvang georganiseerd vanuit de maatschappij, nu zijn instanties afhankelijk van subsidies. Daarbij krijgen ze vaak een duidelijke opdracht, met een duidelijke doelgroep. Mensen zijn dan al snel geneigd om te zeggen dat ze geen opvang mogen aanbieden van de gemeente, zonder dit zelf te controleren. Zo zijn Oost-Europeanen door instanties voor langere tijd over een kam geschoren.’
Recht op opvang
Een persoon heeft recht op opvang wanneer er sprake is van multiproblematiek. Hierbij moet het gaan om een combinatie van problemen, zoals verslaving, cognitieve beperking, fysieke beperking of een gebrek aan een netwerk in Nederland dat zou kunnen helpen. ‘Deze mensen hebben een opeenstapeling van problemen. Ze kunnen het niet meer op eigen kracht redden’, zegt Kramer.
Van de Oost-Europeanen die inderdaad recht hebben op gelijke behandeling, valt dus een derde in deze categorie, mensen die tot nu toe op straat belanden, of terechtkomen bij plekken als die van De Regenboog Groep. Of de checklist al zijn vruchten afwerpt valt lastig te zeggen, daarvoor is hij nog te kort in de omgang, zegt Sprokkereef . Maar hij is positief gestemd. ‘In Rotterdam zijn ze nu begonnen met een opvangplek voor kwetsbare EU-burgers. ‘Er wordt nog wel streng gehandhaafd, er wordt bijvoorbeeld veel samengewerkt met de politie maar het is een begin.’
‘Deze mensen hebben een opeenstapeling van problemen. Ze kunnen het niet meer op eigen kracht redden’
In Amsterdam zijn de instanties ruimhartiger. De Regenboog onderhoudt maar liefst negen inloophuizen, waar mensen terecht kunnen voor koffie, warmte, een douche of rust. ‘Wij vinden dat iedereen die er slecht aan toe is recht heeft op opvang, gewoon als mens’, zegt Sprokkereef. ‘De stichting vangt al jaren kwetsbare EU-migranten op. Deze hulp loopt uiteen van opvang tot het begeleiden bij het zoeken naar werk, of bij de reis terug naar het land van herkomst.’
‘Er zijn ook echt wel mensen die teruggaan naar hun thuisland. Maar soms kunnen zij dit niet alleen. Iemand die er slecht aan toe is, zet je niet zomaar op een Flixbus, dan reizen we mee en zorgen we dat er in het land van herkomst opvang voor deze persoon beschikbaar is. Maar er zijn ook mensen die wel perspectief hebben op een nieuwe start in Nederland. Die begeleiden we naar een nieuwe baan en uiteindelijk een eigen woning.’
Discriminerende tendensen
Er is niet altijd evenveel begrip voor migranten uit Oost-Europa, vertelt de maatschappelijk werker. ‘Ze staan onderaan de ladder maar worden met de nek aangekeken. Hierbij spelen discriminerende tendensen zeker een rol. Veel mensen vragen zich af wat deze groep mensen überhaupt komt doen in Nederland. Waarom ze niet terug gaan naar hun eigen land. Maar deze arbeidsmigranten werken onder soms slechte arbeidsomstandigheden en maken er toch het beste van. Ze mogen best wat meer waardering krijgen.’
‘Veel mensen vragen zich af wat deze groep mensen hier überhaupt komt doen in Nederland’
Sprokkereef beschrijft de arbeidsomstandigheden van deze groep als ‘af en toe bar en boos’. ‘Er zit ook goed werk bij hoor, maar er is geen einde aan de race to the bottom. In de vleesindustrie bijvoorbeeld, daar werken ze lange dagen in gekoelde ruimtes. Ze worden gehuisvest in te kleine woningen. Wanneer zij hun baan verliezen, zouden ze volgens de wet twee weken hun huisvesting moeten behouden, maar in de praktijk staan ze vaak van de ene op de andere dag op straat.’
‘Eigenlijk is dit indirect discrimineren’, zegt Kramer. ‘Het is juist in deze sectoren met precaire arbeidsomstandigheden waar veel arbeidsmigranten werken. En dan zijn werk en wonen ook nog eens aan elkaar gekoppeld. Zo mogen werkgevers 30 procent van het salaris inhouden als ze voor woonruimte zorgen. Het is allemaal toegestaan, maar ze genieten maar weinig bescherming in dit soort constructies.’
Volgens Sprokkereef dragen deze omstandigheden eraan bij dat deze migranten regelmatig in een kwetsbare positie terechtkomen. ‘Ze worden vaak gescout door uitzendbureaus en hebben slechts contact met bemiddelaars. Bovendien spreken ze de taal niet. Wanneer zij hun baan kwijtraken, zijn ze niet goed in staat om snel weer een volgende baan te vinden, laat staan een woonruimte.’
Werkelijke verbetering?
Ook over de uitzendconstructie van arbeidsmigranten is discussie in de politiek. ‘Het zou goed zijn als mensen niet direct op straat belanden als ze hun baan kwijtraken’, zegt Sprokkereef . ‘We kunnen mensen ook beter informeren over de mogelijkheden van seizoenswerk. Dat je tomaten kunt plukken in de zomer, bijvoorbeeld, zodat mensen sneller een nieuwe baan vinden.’
Met de checklist voor maatschappelijke instanties zou in ieder geval de opvang beter geregeld moeten worden. Op zijn minst zouden Oost-Europese daklozen hetzelfde behandeld moeten worden als Nederlanders die opvang vragen, mits ze voldoen aan de voorwaarden op de checklist. Wanneer de noodzaak hoog is, zou dit moeten resulteren in recht op daklozenopvang. Maar of dit gaat gebeuren, is maar de vraag.
‘Deze mensen bevinden zich aan het uiteinde van een wooncrisis’
‘Deze mensen bevinden zich aan het uiteinde van een wooncrisis. Gelijke behandeling gaat dat echt niet voor ze oplossen’, zegt Kramer. ‘Gemeenten krijgen niet genoeg subsidie voor voldoende opvanglocaties. De meeste daklozen komen toch naar de grote stad, waar de kans op een netwerk groter is.’
Er is inderdaad geen opvang voor alle daklozen in Amsterdam’, besluit Sprokkereef . Maar met de checklist heeft hij hoop op verbetering. ‘Ik heb weinig hoop op de politiek, maar ik ben wel blij hoe we hier op lokaal niveau mee omgaan. Er zijn veel soorten voorzieningen, er wordt gekeken naar oplossingen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!