Naar aanleiding van de Black Lives Matter-protesten schreven Benjamin van Gelderen, sectorhoofd van de politie Noord- en Midden-Limburg, en Scott Dautzenberg, teamchef basisteam Roermond, een artikel op de website voor de politie. Ze menen dat de discussies over racisme en discriminatie in een impasse verkeert. Ook bij de politie. Alleen een moreel appèl als vertrekpunt voor een debat is niet effectief, stellen ze. Niemand zal ooit zeggen dat hij of zij discrimineert. Toch zijn categoriseren, associëren en profileren onvermijdelijke acties bij het politiewerk. Hoe kun je profileren zonder racistisch te zijn? Het is een worsteling voor de politie.
Jullie schrijven dat het gesprek over racisme en discriminatie binnen de politie zich in een impasse bevindt. Waaruit blijkt dat?
Benjamin van Gelderen (foto, rechts): ‘Wij zagen dat het startpunt van het debat binnen de politie, net als in het maatschappelijk debat, een moralistisch standpunt is: je mag niet discrimineren en etnisch profileren. In de gesprekken merken we dat niemand daar een voorstander van is. De vraag is of in zo’n gesprek iedereen zich durft uit te spreken over wat hij precies van de dingen vindt. Want je wilt er niet van beticht worden dat je daar mogelijk op een verkeerde manier naar kijkt. Daardoor komt tijdens die gesprekken misschien niet alles op tafel, terwijl mensen er wel bepaalde gedachten over hebben. Of dat ze hier in andere gremia, appgroepen of onderling anders over denken en handelen dan in de gesprekken naar voren komt. Wij vroegen ons af: hoe goed is het gesprek dan en wat is uiteindelijk de effectiviteit van het gesprek? Hoe kun je uit die impasse stappen? Wij waren op zoek naar een andere insteek voor het debat.’
Scott Dautzenberg (foto, links): ‘Het gesprek over racisme en discriminatie blijft vooral bij een moreel appèl en daar kun je het eigenlijk niet mee oneens zijn. Maar hoe vertaalt zich dat in de politiepraktijk? Uitingen worden over één kam geschoren, maar niet iedere uiting van de politie kun je als racistisch of etnisch profileren betitelen. Al zeggen we niet dat het er niet is. Politiemensen zijn gewend om te letten op dingen die opvallen en die buiten een patroon vallen. Als er ergens om drie uur ‘s nachts een auto door een wijk rijdt, dan valt dat op. Dan is het verstandig om te controleren. Het gaat om impliciet associëren. Dat is iets wat je onbewust doet, terwijl racisme en discriminatie iets is wat je bewust doet. Je maakt bewust de keuze om je anders op te stellen en iemand een andere behandeling te geven. Bij impliciet associëren handel je naar eer en geweten, maar je bent wel behept met denkbeelden en patronen waarvan je je misschien niet bewust bent…’
Benjamin van Gelderen: ‘… maar die wel een impact kunnen hebben op een ander, als zijnde discriminatoir. Je wilt mensen daarom bewust maken van hoe zo’n impliciet denkproces kan ontstaan zodat ze die herkennen. Oordelen, categoriseren, daar hebben alle mensen mee van doen, maar wij hebben het nodig in ons werk. Wat wij dan willen voorkomen, zijn de excessen: discriminatie en etnisch profileren. Maar dat je profileert is onontkomelijk voor ons werk.’
Dus etnisch profileren is onoverkomelijk?
Benjamin van Gelderen: ‘Profileren is onoverkomelijk, omdat je in je werk keuzes moet maken op grond van parameters. Je moet als je honderd auto’s ziet rijden een keuze maken: welke ga ik controleren? Een bekende parameter waarom de politie auto’s aan de kant zetten is bijvoorbeeld de staat van de auto, of hoe iemand zich gedraagt achter het stuur.’
Scott Dautzenberg: ‘Op het moment dat je parameter zich alleen afspeelt op de huidskleur, dan heb je veel andere parameters gemist. Dan ben je niet bezig met een logische beslisboom, want je hebt voor je conclusie acht stappen overgeslagen. Als je in de gaten krijgt dat je die bypass maakt dan ben je goed bezig. Neem iemand die bij de douane komt te werken. Hij krijgt tijdens zijn opleiding mee dat in bijna alle zendingen met koffie bijna altijd cocaïne zit. De man gaat aan de slag: bij de eerste drie zendingen koffie zit inderdaad cocaïne. De babyshampoo en de hondenvoeding laat hij doorlopen want dat is niet interessant. Hij weet daarmee niet wat hij allemaal heeft laten lopen. Er moet iemand zijn die hem vertelt dat hij zich maar op een klein stukje focust, waardoor hij een heleboel dingen niet ziet en dat niet zien, daar richten wij ons op.’
‘Wat wij willen voorkomen, zijn de excessen: discriminatie en etnisch profileren. Maar dat je profileert is onontkomelijk voor ons werk’
Er zijn de laatste jaren discriminatoire incidenten geweest bij de politiekorpsen in Den Haag, Rotterdam en Leiden. En toen rapper Typhoon werd aangehouden leek de enige parameter te zijn: een donker iemand in een dure auto. Voor mensen met een migrantenachtergrond is het soms moeilijk te geloven dat er naar verschillende parameters gekeken wordt, in plaats van dat agenten alleen letten op je huidskleur of op de wijk waar je woont.
Benjamin van Gelderen: ‘Laat ik vooropstellen, als we iemand controleren, dan moeten wij iedereen met respect behandelen. Dit is ook onderdeel van de visie ‘De politie is er voor iedereen’: wij behandelen iedereen als gelijke en met respect. Door die impliciete associaties, dat is nu precies ons punt, ontstaan door eerdere ervaringen en statistieken, loop je het risico op ‘onbewuste’ vooroordelen. Wat wij willen is in het vakmanschap van de politie aangeven dat je je bewust moet zijn van zo’n denkproces. Dat je niet een bevolkingsgroep in zijn totaliteit categoriseert, want dan ben je bewust aan het discrimineren. Wij willen inzicht geven in die denkprocessen en doen beseffen dat je daarbij fouten kunt maken en dat je dan sorry moet kunnen zeggen.’
Scott Dautzenberg: ‘Ik heb in Maastricht gewerkt, daar was een netwerk van jonge Noord-Afrikaanse mannen die drugs verkochten.’
U bedoelt Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond?
Scott Dautzenberg: ‘Mensen met een Noord-Afrikaanse achtergrond, dan wel eerste, tweede, derde generatie. Ze bedienden zich van een bepaalde type auto’s, zij kleedden zich vrijwel identiek in dure merkkleding en snelle auto’s. Als je als politieman verschillende auto’s voorbij ziet rijden en je ziet een Golf R32 en jongens, Noord-Afrikaans, met dure kleding, dan categoriseer je. Dat gaat heel snel in de poel van ‘dat zouden weleens drugsdealers kunnen zijn’. Wat de kunst moet zijn is dat op het moment dat je tot controle overgaat en de bestuurder heeft een klapper van Capgemini naast zich liggen en zegt ‘Ja meneer, ik ben net op weg naar mijn werk’, je op dat moment als politieman kunt terugschakelen: wacht even, ik heb een beeld dat ik vaak zie, maar ik heb een contra-indicatie. Dan moet je dat beeld los kunnen laten. Het is raar als je dan gaat denken: die klapper kan weleens gestolen zijn. Maar dat je aanslaat heeft te maken met de ervaringen, waarop je een voorspellende reeks gaat maken. Het was zes keer dit, dan zal het de zevende keer ook zo zijn.’
U bedoelt dat de politie moet profileren, maar de scheidslijn met discriminatie vaag is?
Van Gelderen: ‘Ja, dat is grijs gebied en dat gebied proberen we ook te beïnvloeden. Als het overduidelijk is dat mensen discrimineren, moeten we daartegen optreden. Maar waar wij het over hebben zijn de mensen die niet de intentie hebben om te discrimineren of om racistisch te zijn, maar wel op basis van impliciete associaties dingen doen en het risico lopen om daadwerkelijk te discrimineren. Mensen die niet kunnen bijsturen of sorry kunnen zeggen, die categorie wil je positief beïnvloeden. Daar heb je meer voor nodig dan een goed gesprek en alleen het moreel appèl, omdat dat appèl bij hen niet altijd binnenkomt. De politieman zal zeggen: ‘Ik doe dit helemaal niet.’ Je kweekt onbegrip. ‘Ik ga dan wel oma’s controleren’, is dan een ongewilde reactie.’
Ik moet het toch nog een keer vragen. U zegt ‘Noord-Afrikanen’, maar het zijn toch Nederlanders? Waarschijnlijk zijn ze in Nederland geboren.
Scott Dautzenberg: ‘Ja, dat klopt. Maar ik gebruik het woord om te categoriseren en om in een beeld iets duidelijk te maken. Het signalement is functioneel. En zo voorkom je dat je een groep mannen met blonde haren gaat controleren. Laten wij daar ook niet heel spastisch in zijn, om iemand bij zijn etniciteit te noemen. We hebben allemaal verschillende mensen, verschillende genders. Het wordt heel moeilijk als we dat niet kunnen gebruiken.’
Benjamin van Gelderen: ‘Je ziet in het debat dat er soms een woord wordt gebruikt dat misschien een onderdeel van het probleem zou kunnen zijn. Namelijk dat je onderling een groep als zodanig categoriseert, terwijl het gaat om mensen die hier geboren zijn, Nederlanders zijn. Het is een voorbeeld hoe zoiets in het reactief reageren kan gebeuren. Terwijl Scott niet vindt dat iedereen in die etnische groep als drugscrimineel benoemd moet worden.’
Een mogelijke oplossing tegen die beeldvorming is meer diversiteit bij de politie. Maar dat proces stagneert al decennia.
Benjamin van Gelderen: ‘Een probleem is de redenatie om geen positieve discriminatie toe te passen, omdat je iedereen gelijk zou moeten behandelen. Hierin wordt niet altijd meegenomen dat niet iedereen dezelfde startpositie heeft. Dat sommigen twee keer zo hard moeten werken. Het andere probleem is dat mensen geneigd zijn zichzelf en alles wat tot die groep behoort goed te vinden en alles wat daar minder op lijkt minder toe te laten. Ik denk dat wij als organisatie daarin nog kunnen groeien.’
De uitstroom van biculturele agenten is nog altijd groot. Uitgetreden politiemensen brachten in 2017 nog een negatief rapport uit. Wat zegt dit over de cultuur binnen de politieorganisatie?
Benjamin van Gelderen: ‘De intentie en de wil zijn er. Daar ben ik van overtuigd. Dat zie ik in de uitspraken en de interne bewegingen die op gang zijn gebracht. Op die twee facetten die ik net benoemde zitten de winstpunten. Een derde facet is dat als je mensen met een andere variëteit gaat beoordelen met de maatstaven die bij jouw groep passen, het voor die ander heel moeilijk wordt. Ik heb in een personeelsschouw iemand zien besproken worden in de zin van ‘die hebben wij nooit het podium zien pakken’, maar misschien past dat ook helemaal niet bij zijn culturele achtergrond, om te vertellen hoe goed hij is. Is dat niet een maatstaf die wel bij de ene cultuur hoort, maar niet bij de andere? Terwijl die persoon misschien wel heel goed is in het werk wat hij doet. Het gaat langzaam. De variëteit van meer vrouwen bij de politietop is gelukt, maar op etniciteit nog niet. In onze toekomstdromen zijn wij uitgesproken: wij willen meer etnische variëteit. Het is de grootste nog te maken slag.’
‘In onze toekomstdromen zijn wij uitgesproken: wij willen meer etnische variëteit’
Heeft dit moeizame proces ook met de ‘koppige cultuur’ van de politie te maken, zoals u dit in een ander artikel omschreef?
Benjamin van Gelderen: ‘De politie heeft een specifieke cultuur, over heel de wereld overigens. Dat wij elke dag in een weerbarstige samenleving staan en te maken hebben met lief en leed in de samenleving en met grote gevarenkomt omdat de politie sterk in haar schoenen moet staan, vanwege de uitdagingen waar we iedere dag mee te maken hebben, brengt een cultuur met zich mee van een grote saamhorigheid onder collega’s, waarin ze elkaar willen helpen en beschermen. Het zijn zaken die de politie nodig heeft in de emotionele situaties die ze meemaakt. Tegelijkertijd biedt zo’n cultuur ook gevaren voor bepaalde uitwassen, zoals iemand de hand boven het hoofd houden. Daar lijkt de politiecultuur inderdaad gevoeliger voor dan sommige andere bedrijfstakken.’
Scott Dautzenberg: ‘We hebben ook een scherpe humor, maar dat is ook een beschermingsmechanisme. Werken aan vakmanschap is een oplossing. Maar we moeten ook luisteren naar zaken die de agenten aandragen, waarom ze zo in die loop terecht zijn gekomen. Wat niet helpt, en ik weet dat ik mij nu op glad ijs begeef, is als een politieman in een wijk werkt waar hij te pas en te onpas wordt geconfronteerd met groepen mensen – en vergeef het hem als hij die met een bepaalde etniciteit categoriseert of hij nu gelijk heeft of niet – die hem elke keer tot op het bot beledigen. Dat doet iets met het gevoel van de politie. Je wilt het niet, maar er gebeurt iets in de onderbuik. Je moet ook oprecht naar die emotie willen luisteren en dat niet wegwuiven.’
Benjamin van Gelderen: ‘Wij leven in een uitdagend tijdperk. We moeten vaak in een split second optreden. ‘(On)bewuste vooroordelen horen niet in onze organisatie thuis’, staat in het visiedocument Politie voor iedereen. Dat is een gekke zin, want van het onbewuste deel is men zich immers niet bewust. Daarom moet je inzichtelijk maken hoe zulke processen werken. Zorg dat je dat ‘onbewuste’ bewuster kunt maken. Geef de mensen de tools en motivatie om daarmee aan de slag te kunnen. Dat werkt beter dan alleen het morele appèl, wat alleen maar tot een impasse leidt.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!