Veel Hindostaanse queers worstelen om hun queer-zijn te combineren met de cultuur waarin ze zijn opgegroeid. ‘We leerden niet om te praten over onze gevoelens.’
Een niet meer weg te denken thema in de media: de rechten van homoseksuele, biseksuele, panseksuele, transgender, intersekse en non-binaire/genderqueer Nederlanders, tezamen ook wel ‘queers’ genoemd. Maar de moeilijke strijd van Hindostaanse queers blijft nog onopgemerkt voor het brede publiek. Dit, ondanks dat de Hindostaanse gemeenschap, die bestaat uit Surinaamse Nederlanders met een Indiase achtergrond en meerdere religies, vrij groot is – er zijn tussen ruim 160.000 Surinaamse-Hindostaanse Nederlanders – en actief meedoet aan de Nederlandse samenleving.
‘Ik kreeg het gevoel dat ik niet openlijk over mijn homoseksualiteit mocht praten’, vertelt Kai Bhawanibhiek (31) uit Amsterdam. Hij werkt als beleidsadviseur Diversiteit & Inclusie bij het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Bhawanibhiek is ook bestuurslid van Hindostaans & Queer, een stichting die de Hindostaanse queergemeenschap een gezicht wil geven. Hij merkte al tijdens zijn jeugd in Suriname dat hij meer geïnteresseerd was in jongens.
‘Toen ik acht, negen jaar was, begon ik een beetje door te hebben dat ik jongens interessanter vond dan meisjes. Ik vond het leuker om me op te tutten en om met moeders make-up en kleren bezig te zijn. Mijn ouders en omgeving probeerden me te sturen in mijn gedrag, dat ik mij meer als een jongen moest gedragen. Als kind had ik niet door dat mijn gedrag niet past binnen onze maatschappij, totdat ik ermee geconfronteerd werd door bijvoorbeeld oudere nichten en neven en klasgenoten. O, ik doe dingen die niet oké zijn? Dat soort gedachten doen wel wat; ik werd er wel bewuster van.’
‘Mijn ouders en omgeving probeerden mij meer als een jongen te laten gedragen’
In Suriname bestonden al bars waar homoseksuele mannen en lesbische vrouwen samen konden komen. Toch werd er in zijn omgeving, op school en in zijn familie denigrerend gesproken over homo’s en lesbiennes, vertelt Bhawanibhiek. ‘Niet in kwade zin, maar als iets van buiten en niet als iets dat je wilt zijn.’
Hij groeide op in een hechte Hindostaanse gemeenschap. Tijdens zijn puberteit zat hij in twee werelden. ‘Bij ons werd geleerd dat je als een outcast wordt gezien wanneer je een andere seksuele geaardheid had. Je hoort te doen wat je ouders willen. Als je daarvan afwijkt, ben je niet goed bezig. Daarom heb ik het stilgehouden. Ik hield mijn werelden gescheiden: aan de ene kant was ik de keurige student met goede cijfers, aan de andere kant ging ik vanaf mijn veertiende stiekem daten met jongens. Ik wilde aardig gevonden worden. En dat kon alleen als iedereen dacht dat ik hetero was.’
Taboe en zwijgcultuur
Voor de 41-jarige Trishanka Smaal uit Amsterdam is het gevoel dat je leeft in twee werelden heel herkenbaar. Zij is geboren als jongen en heeft op volwassen leeftijd de stap gezet om de transitie naar een vrouwelijk lichaam te maken. Ze vertelt dat ze al tijdens haar jeugd het idee had dat ze niet in een jongenslichaam paste.
‘Toen ik vier jaar was keek ik tijdens het baden naar mijn zusje en dacht: wij zijn toch hetzelfde? Maar toen ik naar haar lichaam keek, besefte ik dat ik niet als mijn zusje was. Ik begreep niet hoe we lichamelijk anders waren; ik had echt het gevoel een meisje te zijn.’
‘We leerden niet om te praten over onze gevoelens, omdat in de Hindostaanse cultuur eer heel belangrijk is. De dingen die mij leuk leken – koekjes bakken, jezelf mooi maken, je haar doen – werden niet van mij verwacht. Jongens moeten zorgen voor familie en op volwassen leeftijd gaan jagen.’
Ze heeft in Suriname een moeilijke en zware jeugd gehad, waarbij ze op jonge leeftijd seksueel werd misbruikt in een internaat en werd mishandeld. Ook werd ze op school gepest door Surinaamse klasgenoten, omdat ze te vrouwelijk zou zijn.
‘Doordat ik tot mijn vijftiende alleen geweld had meegemaakt, kon ik ook nooit mijn eigen identiteit ontwikkelen. De LHBTIQA+-scene was niet bekend, dat werd gezien als een taboe. Vroeger werden mensen in Suriname vermoord als mensen in de omgeving erachter kwamen dat ze andere seksuele geaardheid hadden.’
‘Ik wilde van het balkon springen’
Toen ze op haar vijftiende naar Nederland was verhuisd en enkele jaren op haarzelf ging wonen, besloot Smaal eerst uit te kast te komen als homoseksuele man. Het fenomeen transgender was destijds nog vrij onbekend in de Nederlandse samenleving. Nadat haar oma overleed, belandde ze in een identiteitscrisis.
‘Dat was een genadeklap. Ik wilde toen niet meer leven. Ik wilde van het balkon springen, maar kreeg de deur niet open. Toen ben ik televisie gaan kijken en zag een uitzending van Oprah Winfrey over een Indiase jongen die een meisje wilde zijn. Ik herkende mijzelf erin. Oprah zei: ‘Er zijn mensen zoals jij. Je bent niet ziek. Je hebt het recht om hier te zijn.’ Voor het eerst hoorde ik het woord ‘transgender’. Dit veranderde mijn leven.’
Na een transitie-afspraak in het ziekenhuis te hebben gemaakt, duurde het ongeveer zeventien jaar voordat haar transitie compleet was.
Uit de kast komen
Voor Varisha Badloe (23) is de zwijgcultuur rond homoseksualiteit een herkenbaar probleem. ‘Binnen de Surinaamse en Hindostaanse cultuur durven mensen niet altijd open over hun seksuele geaardheid te zijn’, legt Badloe uit. ‘Dat er zo weinig bekend is, komt gedeeltelijk doordat de Hindostaanse queergemeenschap klein is. Maar ook omdat er in de Nederlandse samenleving weinig ruimte wordt gegeven aan queer Hindostanen. In de media zien we namelijk vooral witte queer mensen. Ook wordt er toch vaak vanuit gegaan dat binnen niet-westerse culturen queer-zijn een taboe is – wat niet altijd zo is, maar dit zorgt er ook voor dat queer mensen binnen deze culturen vergeten worden.’
‘In de media zien we vooral witte queer mensen’
Badloe komt uit Almere en studeert Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ze is zelf lesbisch en is ook bestuurslid bij Hindostaans & Queer. Ze vertelt dat ze sinds haar puberteit eigenlijk wel wist dat ze op meisjes viel.
Toen ze op de middelbare school een vriendinnetje kreeg, besefte ze dat ze het hier lastig mee zou krijgen. ‘Ik kreeg het gevoel dat ik niet aan een bepaald plaatje voldeed: het plaatje waarin een Hindostaanse vrouw samen met een Hindostaanse man een relatie heeft.’
Dit conflict met de Hindostaanse sociale normen en haar eigen gevoelens zette haar aan het denken. ‘De relatie met mijn vriendin voelde wel goed. Maar thuis durfde ik niet te spreken over mijn queer-zijn. Totdat ik op mijn veertiende uit de kast kwam. Mijn ouders waren verbaasd, en vonden het helemaal niet goed. Ik heb mijn familie de tijd gegund om het te verwerken. Ik kan het hen ook niet kwalijk nemen. Mijn progressieve familieleden vonden het juist dapper dat ik uit de kast kwam, en steunden mij.’
De kast weer in
Ook de homoseksuele Kai Bhawanibhiek heeft ervaren dat het thema homoseksualiteit lastig te bespreken is met Hindostanen. Zelfs bij de jongere generatie. Toen hij tijdens zijn studentenjaren actief was bij een Hindostaanse studentenvereniging, merkte hij dat er krampachtig werd omgegaan met homoseksualiteit.
‘Ik was lid van het Hindoe Studenten Forum Nederland, waar ik jarenlang heel actief was als bestuurslid. In die tijd wisten een aantal bestuursleden dat ik gay was, maar ik durfde er nog niet openlijk over te praten. Toen er het idee kwam om een evenement te organiseren om homoseksualiteit onder de leden en achterban bespreekbaar te maken, ontstond er veel ophef onder de bestuursleden. Er werd niet expliciet gezegd dat homoseksualiteit niet werd geaccepteerd, maar er werd de hele tijd omheen gedraaid. Dat maakte voor mij expliciet duidelijk dat er geen ruimte voor mijn queer-zijn was bij de vereniging. Tot dan was het onuitgesproken en had ik er vrede mee, een lichte vorm van gescheiden werelden. Maar na de ophef begon het erg te wringen. Uiteindelijk ben ik opgestapt als bestuurslid, omdat ik het idee kreeg dat mijn gay-identiteit niet zou worden geaccepteerd.’
Ook bij zijn vrienden en familie kon hij niet over zijn geaardheid praten, vertelt hij. ‘In Hindostaanse families wordt ons geleerd: ‘Manai ka boli?’ Ofwel: ‘Wat zullen andere mensen over jou gaan zeggen?’ Je wordt van kinds af aan geleerd dat je beter kunt zwijgen, dan er openlijk voor uit te komen. Dus toen ik rond mijn 21e voor het eerst mijn ouders durfde te vertellen dat ik homoseksueel ben, was er gelijk de zorg over wat de omgeving van ons zou gaan denken. Zouden ze gaan oordelen over de familie? Mijn vader was in het begin dan ook heel lang in ontkenning. Mijn geaardheid werd gezien als iets dat ik beter kon verstoppen.’
‘Wanneer ik mijn familie in Suriname bezoek, ga ik een klein beetje de kast in’
Uiteindelijk hadden zijn ouders en de rest van zijn familie in Nederland zijn homoseksualiteit stilzwijgend geaccepteerd. In Suriname ligt het nog wat gevoeliger.
‘Mijn ouders durven het niet aan hun sociale omgeving in Suriname te vertellen. En er is dan nog steeds de vraag wanneer je gaat trouwen. Er bestaat bij ons veel sociale controle, vooral vanuit de Hindostaanse gemeenschap in Suriname. Mijn ouders hebben hun wereld en hun gemeenschap om mee te dealen. Wanneer ik mijn familie in Suriname bezoek, ga ik dan ook een klein beetje de kast in. Daar heb ik voor nu vrede mee’, vertelt Bhawanibhiek.
Het derde geslacht
Het bezoeken van familie ligt ook bij Trishanka Smaal heel gevoelig. ‘Voordat ik besloot tot mijn transitie naar een vrouwelijk lichaam bezocht ik niet de hindoekant van mijn familie. Ik heb ook lang een haat gehad tegen hindoes. Maar na mijn transitie besloot ik toch de stap te zetten en hen te bezoeken. Ik zei tegen mijzelf: ‘You have to face your demons.’ Een neef kwam naar mij toe en zei dat ik van mijzelf moet houden. Mijn familie was heel omarmend; ik werd liefdevol opgevangen.’
Smaal voegt toe dat het belangrijk is om te beseffen dat de Indiase cultuur en het hindoeïsme al eeuwenlang het concept van een derde geslacht hebben. ‘Het taboe rondom homoseksualiteit en transgenders heeft niks met onze religie en cultuur te maken. Maar mensen wordt aangeleerd dat dit taboes zijn.’
Desondanks blijft transgender-zijn een taboe onder Hindostanen. ‘Toen ik een tijd geleden heel graag het Holi-festival wilden vieren in een mandir (hindoetempel, red.) was ik niet welkom, omdat ik een transgender ben. Dit was wel pijnlijk, omdat ik eindelijk de hindoe-cultuur wilde beleven, maar desondanks werd buitengesloten.’
Hoe kunnen queer Hindostanen in de toekomst meer geaccepteerd worden? Badloe legt uit: ‘Het is belangrijk dat we meer elkaar steunen. Tijdens de Indian History Month, die in juni werd georganiseerd door Hindostaans & Queer en het Sarnamihuis, probeerden we de stemmen van queer Hindostanen te verzamelen en te vergroten. Maar ook in de Nederlandse media mogen queer Hindostanen eindelijk een stem krijgen. De steun en de erkenning moet ook van buitenaf komen.’
Bhawanibhiek is het daarmee eens. ‘Queer zijn in Nederland is een westers concept, een soort wit homofeest. Dit beeld volledig en daarmee inclusief maken is een grootse klus. Er is nu nauwelijks ruimte voor queers van kleur op invloedrijke plekken.’
‘De steun moet ook van buitenaf komen’
Bij de acceptatie van queer Hindostanen komt veel intersectionaliteit kijken, zegt Badloe. ‘We zijn én van kleur én queer. In de wereld is veel racisme, maar ook veel homofobie. Dus als je én van kleur én queer bent, dan loop je tegen meer dingen aan. Ik merk dat dit extra laagje vaak wordt vergeten tijdens discussies over queer en homoseksualiteit. Die inclusiviteit ontbreekt nog vaak in veel queer groepen. Hierdoor kun je je best wel eenzaam voelen als queer van kleur.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!