Keurig op de maat slaat Mustapha Slaby eerst met zijn rechterhand op zijn darbouka, meteen gevolgd in hetzelfde ritme door de linkerhand. Rustig wiegt mijn vriend met zijn lichaam heen en weer op de maat van de muziek die hij met deze Arabische trommel ten gehore brengt.
Hij laat het instrument even rusten. Mustapha begint te vertellen over vroeger. Over het leven in Marrakesh. Over de tijd voordat hij, bijna zestig jaar geleden, zijn geliefde Marokko verliet om uiteindelijk in Nederland terecht te komen. Zijn ogen beginnen te glinsteren. Ook vandaag vertelt hij hoe hij met zijn Joodse buurjongetjes speelde in de mellah, de Joodse wijk in zijn geboortestad. Hij vertelt mij hoe zijn vader hem meenam naar het graf van die ‘wonderrabbijn’, ergens helemaal achteraan op de Joodse begraafplaats van Marrakesh.
‘En echt waar, Lody, deze graven werden helemaal niet alleen bezocht door de Joden in de stad. Van heinde en ver kwamen ook moslims naar deze graven toe om de wijzen en geleerden die daar begraven liggen te eren en op hun graf te bidden.’
Mustapha pakt nu zijn oed, ook een Arabisch muziekinstrument dat hij graag bespeelt. Zijn vingers maken een tokkelende beweging over de snaren.
‘Ik zal je het lied laten horen dat dat oude vrouwtje in het Joodse bejaardentehuis altijd voor ons zong toen we kleine kinderen waren. Zij noemde het een sjabbat-liedje.’
Als jonge arbeidsmigrant kwam Mustapha naar Nederland. Het was 16 september 1966. Hij begon zijn harde werkzame bestaan in de keukens van het Amsterdamse Doelen Hotel, als bordenwasser. Maar hij werkte zich op. Jarenlang was hij verbonden aan het ziekenhuis van de Vrije Universiteit in onze hoofdstad als medisch laborant.
Niet lang na zijn komst naar Nederland was Mustapha, samen met zijn inmiddels drie jaar geleden overleden vriend Mohamed Echarrouti, betrokken bij de oprichting van de moskee Al Kabir aan de Weesperzijde, in 1974. Het gebedshuis groeide al gauw uit tot een van de grootste moskeeën van ons land.
Mohamed en Mustapha deelden door de jaren heen niet alleen hun inzet voor de Al-Kabir en hun eigen religieuze gemeenschap. Ze waren ook verbonden door een gezamenlijk gedachtegoed: het uitdragen van naastenliefde en verbondenheid — ook naar de christelijke en Joodse gemeenschappen, zoals ze dat thuis in Marokko hadden ervaren.
Nooit liet hij zich afleiden door escalaties of confrontaties elders in de wereld
Er ging geen gelegenheid voorbij in onze stad Amsterdam waarbij moslims en Joden in gesprek waren, of Mustapha was aanwezig. Altijd die rustige man, in donker pak gekleed, die — ook als de gesprekken soms moeizaam verliepen — op zijn eigen manier de banden wist te smeden om samen verder te gaan. De ene keer in de ambtswoning van de burgemeester, een andere keer in de synagoge of moskee, of ook gewoon op straat.
Voor Mustapha was de goede verstandhouding tussen moslims en onze Joodse gemeenschap heilig. Nooit liet hij zich wat dit betreft afleiden door escalaties of confrontaties elders in de wereld.
‘Weet je, Lody’ — nog steeds tokkelen Mustapha’s vingers over de snaren van zijn oed — ‘vorige week vierden wij Eid al-Fitr. Thuis in Marokko stuurde moeder ons als kleine kinderen op deze dag altijd met een schaaltje koekjes naar de buren. En wanneer de buren het Joods Nieuwjaar vierden, werden wij altijd verrast met die heerlijke honingkoek. Die ken je vast zelf ook.’ Weer die glinsterende ogen van mijn vriend. ‘Zo was het toen, en zo moet het nu ook zijn.’
De laatste keer dat ik Mustapha mocht ontmoeten, was tijdens een iftar in een van onze Amsterdamse politiebureaus. Zoals altijd omhelsden wij elkaar. De inmiddels broze Mustapha leek bezorgd. Hij schudde zijn hoofd.
‘Gaan wij het redden met de wederzijdse vriendschappen tussen moslims en Joden in onze stad? Nee, aan ons zal het niet liggen. Maar de oorlogsvonk uit het verre Palestina en Israël lijkt over te slaan naar onze stad.’ Stilletjes vertrouwde Mustapha mij toe: ‘Dagelijks bid ik voor onze wederzijdse vrede. Ook nu zovelen van onze beide gemeenschappen kiezen voor een andere verstandhouding dan die van gezamenlijk blijven optrekken.’
Toen kon ik niet vermoeden dat dit zijn laatste woorden aan mij zouden zijn.
Op 12 mei jl. is Mustapha in zijn geboortestad Marrakesh overleden. Zijn aandenken zal ons allen tot zegen zijn.
Onze Joodse gemeenschap verliest een dierbare vriend en een steunpilaar in de, door hem zo gekoesterde, gezamenlijke verstandhouding tussen moslims en Joden.
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!