Op 3 mei, de Internationale Dag van de Persvrijheid, staan journalisten en opiniemakers wereldwijd stil bij het belang van een vrije pers en vrije meningsuiting. In Nederland lijken die vrijheden stevig verankerd, maar onder de oppervlakte woedt een juridisch en moreel debat: waar ligt de grens tussen scherpe kritiek en strafbare haatzaaierij? En wie bepaalt die grens?
Vrijheid van meningsuiting is een van de fundamenten van de democratische rechtsstaat. Toch is ze geen vrijbrief voor alles. Advocaat Sidney Smeets is hierin helder: ‘De grens ligt waar men opzettelijk leugens verspreidt, demoniseert of opruit. Het recht op meningsuiting is geen recht op leugen of laster.’ Smeets stond in het verleden onder meer de Afro-Nederlandse journaliste Clarice Gargard bij, die op social media racistisch werd belaagd na haar inzet voor een inclusiever Sinterklaasfeest. Hij procedeerde ook succesvol tegen Ongehoord Nederland-presentatrice Raisa Blommestijn en de rechtse X-gebruiker Sander van Dam, die hem op grove wijze hadden belasterd.
Volgens Smeets is het cruciaal dat de wet op dit gebied duidelijk is en er wordt gehandhaafd. Mensen moeten beschermd worden tegen smaad en laster, tegen karaktermoord. De advocaat ziet het strafrecht als noodzakelijk correctiemiddel, maar niet als het eerste wapen. ‘Soms is het niet de moeite. Soms is het nodig. Altijd moet je je afvragen: draagt een strafzaak bij aan bescherming, of polariseert het alleen maar?’
Dubbele maat?
De Rotterdamse advocaat Haroon Raza vraagt al langer aandacht voor een andere kant van het debat: de ongelijke behandeling van moslims als het gaat om haatzaaien en groepsbelediging. In 2007 deed hij namens een aantal imams aangifte tegen Geert Wilders. Nu, in 2025, volgt een nieuwe zaak. Raza diende aangifte in tegen strafpleiter Job Knoester, die in het programma Vandaag Inside van Johan Derksen en René van der Gijp suggereerde dat de door imam Azzedine Karrat georganiseerde grote pro-Palestijnse demonstratie in Rotterdam bewust was gepland op van 20 april, de geboortedag van Adolf Hitler.’
Draagt een strafzaak bij aan bescherming, of polariseert het alleen maar?
Ook richt Raza zich tegen Joods.nl, die op X een opruiend bericht verspreidde over deze demonstratie. ‘Het enige wat nog ontbreekt, zijn de pick-uptrucks en kalasjnikovs’, schreef het X-account van Joods.nl. ‘Stel je voor dat iemand zoiets had gezegd over Joden’, zegt Raza. ‘Dan was hij allang vervolgd geweest.’ Volgens Raza is de juridische grens helder: ‘Groepsbelediging en opruiing zijn strafbaar. Dit is geen hogere wiskunde.’

Smeets beaamt dit: ‘We hanteren in Nederland vaak een dubbele maat. Antisemitisme wordt strenger bestraft dan islamofobie of homofobie. Uitingen van islamofobie of homofobie zijn juridisch vaak lastiger te duiden en worden maatschappelijk sneller weggezet als ‘een grapje’. Bij Vandaag Inside worden veel homofobe opmerkingen gemaakt, vaak verpakt als grapje, en een groot deel van het publiek ziet dat niet als problematisch.
Toch vraagt Smeets zich af in hoeverre Knoester een groep mensen wilde beledigen met zijn opmerking over de verjaardag van Hitler. ‘Het was een hele rare uitspraak omdat er geen enkele reden is dat verband te leggen. Hij deed dit ook in een televisieprogramma waar de presentatoren nou niet bepaald uitblinken in eloquentie. De sfeer daar is de kantine van een sportvereniging, waar wel vaker grove dingen worden gezegd. Ik vraag mij af of hij echt moslims als groep wilde beledigen en of je wel aangifte tegen hem moet doen.’
Context is alles
Smeets legt uit context alles is. In de ene context is een gepeperde uitspraak strafbaar, in een andere context niet. Bedoel je een uitspraak letterlijk, of ironisch? ‘Als polemist Hugo Brandt Corstius vroeger schreef dat iemand onder de tram mocht komen, dan is dat ontegenzeggelijk grof, maar het heeft ook een literaire of satirische component. De toon, de bedoeling en het verwachtingspatroon bij het publiek spelen allemaal mee. Hun lezerspubliek, veelal hoogopgeleide en progressieve mensen, besluiten na zo’n column niet opeens om geweld te gebruiken tegen de persoon in kwestie, of tegen PVV-stemmers. Mensen die doelwit zijn in een ON-uitzending of in een X-post van een invloedrijke uiterst rechtse journalist worden daarentegen geïntimideerd door horde ongehoorde Nederlanders.
Een kwalijk fenomeen hierbij is framing, waarbij slechts de halve waarheid wordt verteld. Smeets wijst in dit verband opnieuw op Raisa Blommestijn, die ook is veroordeeld voor een racistische uitspraak over een groep zwarte jongens die een man mishandelden. Het gewelddadige gedrag werd door de ON-presentatrice gekoppeld aan een hele groep mensen van een bepaalde afkomst door hen te benoemen als ‘n*groïde primaten’.
Maar het filmpje vertelde niet het hele verhaal, benadrukt Smeets. ‘De man werd niet zomaar vanuit het niets aangevallen. Hij zou een van de jongens geprobeerd hebben te zoenen. Natuurlijk is geweld nooit de oplossing, maar de voorgeschiedenis weglaten maakt het des te kwalijker als er een totaal verzonnen andere verklaring geponeerd wordt. Een verklaring die ook volgens de rechter een racistisch karakter heeft. De presentatrice doet dit soort suggesties overigens continu.’

Echt ingewikkeld wordt het ten slotte bij ‘reviaanse ironie’, een geliefd stijlmiddel van wijlen schrijver Gerard Reve, maar ook van columnisten als wijlen Theo van Gogh, Theodor Holman, Arthur van Amerongen en Annabel Nanninga. ‘Zij deden en doen grove uitspraken die op het eerste gezicht niet gemeend zijn, maar die ze waarschijnlijk dus wel menen’, zegt Smeets. Reve zei dat Afro-Nederlanders op de ‘tjoekie tjoekie’-boot terug moesten gaan naar het ‘takki takki’-oerwoud en Nanninga noemde bootvluchtelingen ‘dobbern*g*rs’. ‘Het is echter heel moeilijk om dit racisme aan te pakken, want de verdediging kan altijd aanvoeren dat dit satire is.’
De toepassing van het recht
Volgens Haroon Raza gaat het niet alleen om context, maar wordt het recht in Nederland niet altijd even consequent toegepast. ‘Belediging, het aanzetten tot haat of opruiing is strafbaar. Maar ik zie cliënten die voor veel minder zijn veroordeeld dan sommige bekende figuren die nu onder bescherming van de vrijheid van meningsuiting lijken te vallen’, zegt hij.
De Rotterdamse advocaat noemt twee voorbeelden. ‘De Haagse politicus Arnoud van Doorn werd enkele jaren terug veroordeeld, toen hij op Twitter een smeekbede tot Allah richtte om de zionisten te vernietigen. Hij riep andere mensen niet op tot geweld, het was een gebed, maar de rechtbank achtte zijn uitspraak niettemin strafbaar. Een andere zaak uit 2016 ging over het uitmaken van twee prominente ongelovigen voor ‘afvalligen’. ‘De rechter oordeelde toen dat de uitlatingen opriepen tot geweld tegen concrete personen. Dat ging dus verder dan alleen religieuze kritiek.’ Volgens Raza laten dit soort zaken zien dat de wet duidelijke grenzen kent, maar dat de toepassing ervan soms willekeurig overkomt.
Raza is ook kritisch over Nederlandse politieagenten, die in sommige gevallen veel te snel optreden tegen pro-Palestijnse demonstranten. ‘Ze kennen de Nederlandse wet niet goed. Je hoeft namelijk geen toestemming te vragen om te demonstreren. Zo wilden agenten onlangs een Palestijnse vlag in beslag nemen van de imam van de Centrum de Middenwegmoskee in Rotterdam, omdat hij hiervoor geen vergunning zou hebben. Terwijl hij elke vrijdag een kleine vreedzame demonstratie in Rotterdam organiseert, waar andere agenten ook van op de hoogte zijn. De politie moet haar huiswerk beter doen.’ Raza vindt het kwalijk dat sommige demonstranten zich in hun expressievrijheid voelen beknot. ‘Ze stoppen hun Palestijnse vlaggen weg, om geen gedoe te krijgen met de politie.’
‘We leven in een vrij land. Dat betekent ook dat je je op een vreedzame manier mag uitspreken’
Volgens Raza is het publieke debat doordrenkt van wantrouwen tegenover zichtbare uitingen van islamitische identiteit. ‘Sinds oktober 2023 draag ik een kefiyya. Dat is mijn recht. Maar ik krijg regelmatig kritiek. Mensen zijn bang voor ‘wanordelijkheden’, alsof mijn sjaal daar verantwoordelijk voor is. Dat is een verkeerde manier van denken. Als je zo redeneert, dan zou een hoofddoek ook verdacht zijn. En als mensen dáár klappen voor krijgen, dan gaat er echt iets mis.’
Voor hem hoort het bij actief burgerschap: ‘We leven in een vrij land. Dat betekent ook dat je je op een vreedzame manier mag uitspreken. De Nederlandse overheid heeft altijd gezegd dat moslims zich moeten integreren. Dat hebben we gedaan. Maar zodra er ergens een incident plaatsvindt in het buitenland, moeten wij ineens afstand nemen van Al Qaida, ISIS, Hamas, noem maar op. Terwijl wij daar niets mee te maken hebben. We zijn individuen, maar worden behandeld als collectief. Zolang moslims structureel als tweederangsburgers worden gezien door grote delen van de Nederlandse samenleving, is er geen sprake van gelijke vrijheid.’
Hij besluit met een scherpe kanttekening: ‘En dan begin ik niet eens over Geert Wilders.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!