2.6 C
Amsterdam

Waarom Vlissingen nog geen excuses wil maken voor haar slavernijverleden

Ewout Klei
Ewout Klei
Journalist gespecialiseerd in politiek en geschiedenis.

Lees meer

Vlissingen was in de achttiende eeuw een belangrijke slavenstad. Toch weigert de stad excuses aan te bieden voor het slavernijverleden, terwijl steeds meer steden en ook de regering dat wel hebben gedaan.

Dit jaar herdenkt Nederland de honderdzestigste verjaardag van de afschaffing van de slavernij, op 1 juli 1863. Steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag hebben excuses aangeboden. Zeeland niet. Vreemd, want de provincie was verantwoordelijk voor bijna de helft van de Nederlandse slavenhandel. Vlissingen was, zo vertelt de Leidse historicus Gerhard de Kok, ‘in de achttiende eeuw het meest gespecialiseerde slavenhandelstadje van Europa’. Toch wil de gemeenteraad van de Zeeuwse havenstad van excuses nog steeds niets weten.

Oud-gemeenteraadslid Angelique Duijndam (52) van de lokale partij Bestemming Vlissingen wijt dit aan onwetendheid. Gemeenteraadsleden denken dat zij zelf excuses moeten maken en begrijpen niet het gaat om excuses van de stad Vlissingen als historische opvolger van de slavenhandelstad van weleer. ‘Het gaat niet om excuses van jou als persoon, maar om een instituut als de gemeente.’  

Het Zeeuwse aandeel in de Nederlandse slavenhandel was ‘vrij fors’, aldus De Kok, die naar de Zeeuwse slavenhandel zijn promotieonderzoek deed. ‘In de zeventiende en de achttiende eeuw was Zeeland verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de slavenhandel. Nederland heeft in totaal ongeveer 600.000 slaven verhandeld, het aandeel van Zeeland gaat richting 300.000 mensen. In de tweede helft van de achttiende eeuw, toen de Nederlandse slavenhandel op zijn hoogtepunt was, was het Zeeuwse aandeel 65 tot 70 procent.’ Het Zeeuwse overwicht in de slavenhandel geldt vooral de periode na 1730.

Amsterdam was in de zeventiende eeuw een belangrijke slavenhandelsstad, maar de handel in tot slaaf gemaakten nam na 1730 af toen de stad zich ging richten op de bilaterale koloniale handel. Producten van de plantages – zoals suiker en koffie – werden vooral in Amsterdam verhandeld. Zeeuwse steden, Vlissingen en Middelburg voorop, waren in de achttiende eeuw gespecialiseerd in de slavenhandel. ‘De Nederlandse kolonie Suriname werd op de Engelsen veroverd door een Zeeuwse commandeur’, vertelt De Kok. ‘De bedoeling was dat dit een Zeeuwse kolonie zou worden, maar dat bleek niet haalbaar. Maar er was wel Zeeuwse invloed op de gang van zaken in Suriname, net als op de Caribische eilanden.’

De Zeeuwen domineerden de achttiende-eeuwse Nederlandse slavenhandel, omdat ze zich hierin hadden gespecialiseerd, legt De Kok uit. ‘Amsterdam domineerde de koffie- en suikerhandel, daar was niet tegen te concurreren. Daarom kozen Zeeuwse handelaren ervoor zich in de slavenhandel te specialiseren. Het was een risicovolle handel, want de slaven op de schepen konden ziek worden. Of er kon tegelijkertijd met jouw schip een ander schip aanmeren vol met slaafgemaakte mensen, met als gevolg dat de prijs kelderde. Maar Zeeuwse handelaren waren gewend om risico’s te nemen. Ze waren tijdens de Tachtigjarige Oorlog ook zeer bedreven in de kaapvaart.’

Monopolie

De West-Indische Compagnie (WIC), die zich richtte op trans-Atlantische handel en in 1621 door de Nederlandse overheid was opgericht, had meer dan honderd jaar het Nederlandse monopolie op de slavenhandel. Dat monopolie zorgde er volgens De Kok voor dat handelsactiviteiten over het hele land werden verspreid. Maar de WIC was een logge organisatie, die bovendien veel kapitaal had verloren toen de Portugezen in 1654 Brazilië heroverden op de Nederlanders. Voor het op reis sturen van slavenschepen, een dure onderneming, was er te weinig kapitaal.

De Kok: ‘Vanuit Zeeland werd gelobbyd om een einde te maken aan het WIC-monopolie. Toen dat uiteindelijk gebeurde, sprong de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) in dat gat en was vanaf 1750 exclusief gericht op de slavenhandel. Het archief van de MCC in Middelburg is goed bewaard gebleven en geeft een gedetailleerd beeld over hoe de slavenhandel in zijn werk ging. De kapiteins moesten alles noteren: wie aan boord kwam tot aan bonnetjes van gemaakte kosten. In totaal heeft de MCC ongeveer 31.000 mensen vanuit Afrika naar Suriname en de Cariben vervoerd, waarvan slechts 28.000 levend de koloniën bereikten.’ Vlissingen, ‘het meest gespecialiseerde slavenhandelstadje van Europa’, heeft helaas niet zo’n uitgebreid archief, aldus De Kok.

‘De Zeeuwen zijn altijd kapers of piraten geweest, ze zijn overlevers. Ik ben dat ook’

In het zeer christelijke Zeeland was wel protest tegen de slavernij door enkele rechtzinnige dominees, maar zij preekten niet elke zondag tegen de slavernij, aldus De Kok. Daarom won de koopman het van de dominee. Een belangrijkere tegenstander van de slavernij was schrijfster Betje Wolff, die in de vooruitstrevende idealen van de Verlichting geloofde. In tegenstelling tot de Utrechtse feministe avant la lettre Belle van Zuylen, die haar persoonlijke kapitaal dankte aan de slavernij, was Wolff wel clean. ‘Ze sprak zich in de laatste decennia van haar leven niet alleen regelmatig uit tegen de slavernij’, aldus De Kok, ‘maar vertaalde ook een belangrijk abolitionistisch werk van het Frans naar het Nederlands.’

Afschaffing slavernij

Toch waren deze kritische stemmen een uitzondering, denkt De Kok: ‘Al weten we weinig over hoe gewone Zeeuwen in de achttiende eeuw dachten over de slavernij, want gewone mensen zetten hierover weinig op papier.’ Pas in de negentiende eeuw slaat de stemming om en worden mensen kritischer. Zo verscheen er begin negentiende eeuw een kinderverhaal van Adriaan Loosjes over een Zeeuwse jongen, die ondanks zijn bezwaren tegen slavernij mee ging varen met een slavenschip. Hij viel overboord, werd gered door een zwarte jongen, kocht hem vrij van slavernij en nam hem vervolgens mee naar zijn geboortestad Vlissingen. In de achttiende eeuw had je dit soort boeken nog niet.’

Gerhard de Kok (Beeld: YouTube)

Dat de Nederlandse slavenhandel ten onder ging was aan de Engelsen te danken. De in 1780 uitgebroken Vierde Engelse Oorlog leidde tot het confisqueren van veel Nederlandse schepen – ook slavenschepen – door de Engelse marine. ‘Die kapitaalklap zijn ze nooit meer te boven gekomen’, aldus De Kok. ‘In de periode 1784-1795 zijn er nog wat Zeeuwse slavenhandelsreizen geweest. Erg succesvol waren die doorgaans niet, ondanks financiële steun van bijvoorbeeld het Middelburgse stadsbestuur. Tijdens de Franse Tijd (1795-1813) was de Zeeuwse slavenhandel op sterven na dood. Daarna werd het Verenigd Koninkrijk abolitionistisch en dwong het Nederland om aan deze handel een einde te maken. Maar pas vijftig jaar later, in 1863, schafte ons land ook de slavernij af.’

Hoewel er dankzij het werk van Gerhard de Kok en andere historici tegenwoordig veel bekend is over het Zeeuwse slavernijverleden, zijn excuses hierover voor veel Zeeuwen nog een dam te ver. Maar dit betekent volgens De Kok niet dat het onderwerp er niet leeft, al gebeurt dat minder openlijk en vocaal dan in een stad als Amsterdam.

Oud-gemeenteraadslid Angelique Duijndam (52), winnares van de Zeeuwse ‘Vrouw in de Media Award 2022’,  is een van de aanjagers van de Zeeuwse slavernijdiscussie en werkzaam bij Anti Discriminatie Bureau Zeeland. Zij zet zich al jaren in voor meer bewustwording over het Zeeuwse slavernijverleden.

Twee jaar geleden diende Duijndam een in de gemeenteraad van Vlissingen motie in waarin ze om drie dingen vroeg: onderzoek naar het slavernijverleden van Vlissingen, een slavernijmonument in de stad en excuses van de gemeente voor de slavernij. Het onderzoek is er gekomen, maar geen monument en geen excuses. ‘De Raad vindt dat ook niet nodig, stelt Duijndam. Ze vertelt dat tegenstanders als argument aanvoerden dat er al een monument is in Middelburg. ‘Ze bagatelliseren de rol van Vlissingen in deze geschiedenis.’

‘Zeeland is een van de belangrijkere spelers geweest in de slavernijgeschiedenis en Vlissingen had zich helemaal gespecialiseerd in de slavenhandel’, vertelt Duijndam. ‘Bijna iedereen in de stad – die in de achttiende eeuw zo’n 6800 inwoners telde – was op een of andere manier bij deze handel betrokken. Niet alleen de notabelen verdienden eraan, maar ook de touwsnijders, houtbewerkers en boeren. Een vrouw zei tegen mij dat de vrouwen van die tijd onschuldig waren, omdat zij niets te vertellen hadden. Maar dat ligt toch een beetje anders. Vrouwen die weduwe werden, erfden de plantages op Suriname. En witte vrouwen op plantages konden vreselijk onvoorspelbaar en wreed zijn.’

Het gaat haar, zo benadrukt Duijndam, niet om persoonlijke excuses van mensen. ‘Enkele van mijn toenmalige collega’s in de gemeenteraad snapten dit niet. Ze zeiden dat ze zelf niet schuldig waren aan de slavernij. Maar het gaat niet om hun excuses. Het gaat om wat de gemeente toentertijd gedaan heeft. Daar moeten we rekenschap over afleggen.’

Wat dat betreft heeft Duijndam meer vertrouwen in de jonge generaties Zeeuwen, die ze spreekt tijdens haar dialooglessen over racisme en slavernij op basisscholen. ‘Ik krijg veel energie van de jeugd. Wij volwassenen zitten vaak vast in onze denkbeelden. Jongeren, ook in Zeeland, zijn nieuwsgierig en open.

Duijndam wil dat Zeeland in het reine komt met zijn slavernijverleden, maar ze is beslist niet anti-Zeeuws, zegt ze. ‘Ik voel mij hier ontzettend thuis. De Zeeuwen zijn altijd kapers of piraten geweest, ze zijn overlevers. Ik ben dat ook. Ik voel mij Surinaamse en Zeeuwse, Surizeeuws. Ik heb trouwens ook een aardige foto van mijzelf, verkleed als Zeeuws meisje.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -