Jaarlijks op 1 februari is het World Hijab Day. Op deze dag vragen moslima’s om meer begrip voor het dragen van de hoofddoek, want geen enkel kledingstuk ligt zo onder vuur als de hijab. Waarom heeft de buitenwereld zoveel moeite met de hoofddoek?
Tien jaar geleden vond de eerste World Hijab Day plaats. Bedenkster van deze speciale dag is Nazma Khan, een moslima uit Bangladesh die op haar elfde naar de Verenigde Staten verhuisde. In haar nieuwe vaderland stuitte ze op onbegrip en discriminatie vanwege haar hoofddoek. World Hijab Day moet een positieve boodschap uitdragen aan niet-moslims. Maar makkelijk is het niet om die buitenwereld begrip voor het kledingstuk bij te brengen. Vorig jaar bleek nog dat sollicitanten met een hoofddoek twee keer zo vaak worden afgewezen bij een sollicitatie. Zo zijn er veel meer momenten waarop moslima’s met hoofddoek tegen discriminatie aanlopen. Waarom hebben veel buitenstaanders zoveel ongemak met de hoofddoek?
De hoofddoek is bij uitstek een religieus symbool, zegt filosoof en publicist Khadija al Mourabit. ‘Nederland is gewoon geen religieus land meer. De ontkerkelijking neemt alleen maar verder toe. Toenemende gelovigheid vanuit een andere hoek kan daarmee op gespannen voet staan. Nederlanders hebben het idee dat ze net het juk van religie hebben afgeschud. Een hoofddoek zien ze als een stap terug. Ze begrijpen vaak niet dat je vanuit religieus oogpunt je haar wilt bedekken.’
Ze is net terug van een verblijf in de Spaanse exclave Melilla aan de Noord-Afrikaanse kust. ‘Het viel me op dat de mensen er geloviger zijn dan hier. Ik hoorde dat een spreekster bij een bijeenkomst waar ik was, onder druk van lokale politici was gecanceld omdat ze tegen religie zou zijn. Dat zou in Nederland niet gebeuren.’
‘Als je echt wilt weten waar het ongemak met de hoofddoek vandaan komt, moet je empirisch onderzoek doen,’ zegt Rosemarie Buikema, hoogleraar Kunst, Cultuur en Diversiteit aan de Universiteit Utrecht. ‘Maar in algemene zin kun je zeggen dat we er erg trots op zijn dat wij in het Westen verlicht en modern zijn. We vinden dat we traditionele rituelen en religieuze verhalen achter ons hebben gelaten en rationeel in het leven staan.’
‘De hoofdoek daarentegen is een symbool van de gehechtheid aan een andere orde’, zegt Buikema. ‘Wij zien het als een afkeuring van de verworvenheden waar men in het Westen trots op is: als iets dat afbreuk doet aan de waarden van de moderniteit. De seculiere samenleving, de scheiding tussen kerk en staat en de emancipatoire idealen van vrijheid en zelfbeschikking waar men zich zo hard voor heeft gemaakt.’
Oriëntalisme
Al Mourabit en Buikema wijzen erop dat we in het Westen niet beseffen hoezeer onze blik gekleurd is door het kolonialisme. De moderniteit kan niet los worden gezien van de periode waarin we gedreven door handelsgeest en expansiedrift de wereld introkken en onze ideeën oplegden aan culturen die in onze ogen ‘nog niet zo ver waren’. We introduceerden bijvoorbeeld het begrip eigendom in culturen die dit niet kenden, of categoriseerden en classificeerden de natuur op een manier die daar onbekend was. ‘Wij vonden dat onze visie op hoe de wereld begrepen moest worden superieur was’, zegt Buikema.
Die manier van denken speelt op het bewuste of onbewuste niveau nog steeds mee in hoe we in het Westen naar de hoofddoek kijken. ‘Het is een oriëntalistische blik’, zegt Al Mourabit met een verwijzing naar het boek Oriëntalisme van Edward Said (1935-2003). Daarin betoogt de Palestijns-Amerikaanse auteur dat westerlingen het Oosten als ‘het andere’ gebruikten om de eigen identiteit te kunnen profileren. Oriëntalisten zouden het Westen zien als rationeel, wetenschappelijk en beheerst en de Oriënt als irrationeel en primitief, met autoritaire mannen en onderdrukte vrouwen. ‘Die manier van denken is nog steeds in onze maatschappij aanwezig. Dat we de hoofddoek zien als een onderdrukkend symbool van een inferieure religie hoort bij oriëntalisme’, zegt Al Mourabit.
‘Een hoofddoek staat niet diametraal ten opzichte van de westerse cultuur’
Volgens Buikema wordt de hoofddoek over het algemeen gezien als een teken van onderdrukking of onderwerping, aan een religie of aan een patriarchale cultuur, vanuit de gedachte dat het westerse idee van vrijheid de enige juiste weg is. ‘Maar het dragen van een hoofddoek staat niet diametraal ten opzichte van de westerse cultuur. Het kan een symbool zijn van het patriarchaat, maar het kan ook een uiting zijn van zelfbeschikking.’
‘Als je wilt weten wat de hoofddoek betekent, dan zul je dat moeten vragen aan een breed palet van hoofddoekdragers’, zegt Al Mourabit. ‘We denken als buitenstaander dat die betekenis religieus is, maar dat hoeft niet zo te zijn. Er zijn zoveel redenen om een hoofddoek te dragen: als politiek statement, omdat het makkelijk is – je hoeft je haar niet te doen – of omdat je omgeving eist dat je er een draagt. Ik vind het allerbelangrijkste dat de vrouw zelf kan beslissen.’
Zelfbeschikking
Uit onderzoek blijkt dat de hoofddoek voor veel vrouwen werkt als een ‘transitioneel object’. Het geeft vrouwen een gevoel van vertrouwdheid en kan helpen om van de ene omgeving naar de andere te gaan. ‘Door de hoofddoek uit de thuiscultuur te dragen kan het eenvoudiger zijn de buitenwereld te betreden’, vertelt Buikema. ‘Je ziet ook dat een vrouw haar hoofddoek soms wel opdoet en soms niet.’
De niet-islamitische buitenwereld denkt vaak dat het dragen van een hoofddoek botst met feminisme. In de jaren zestig droegen sommige feministen een minirok als uiting van het recht over hun eigen lichaam te beschikken. Dat de keus voor een hoofddoek ook een uiting van zelfbeschikking kan zijn, herkennen westerse mensen minder snel. Zelfbeschikking kan verschillende uitingen hebben, zegt Buikema. ‘De wens om er als een botoxpop bij te lopen, is wat mij betreft net zo extreem als de wens om een nikaab te dragen.’
Problematisch is de onderdrukking van moslimvrouwen in landen als Iran en Afghanistan. Linkse feministen die opkomen voor de positie van moslima’s, krijgen weleens het verwijt dat ze geen oog hebben voor de extreem moeilijke situatie waarin Iraanse en Afghaanse vrouwen zich bevinden. Waarom ligt dit zo lastig?
‘Ik geloof dat iedere vrouw met enig feministisch bewustzijn solidair is met vrouwen in Iran’, zegt Buikema. ‘De worsteling is dat als jij de vrouwen steunt in Iran die zich niet willen bedekken, je niet in het kamp terecht wil komen van ‘wij in het Westen doen het zoveel beter dan jullie daar in het Oosten’. Gender wordt overal ter wereld als politiek instrument gebruikt. Vrouwenrechten worden niet alleen in landen als Iran en Afghanistan geschonden, maar – zij het in andere gradaties en op verschillende manieren – ook in Hongarije, in Amerika, eigenlijk overal. Je moet het dragen van een hoofddoek altijd in zijn geopolitieke context zien.’
‘Die zelffelicitatie van het Westen is wat hier in Nederland ook wel homo-nationalisme wordt genoemd. Wij zijn zo geweldig, bij ons mag je als vrouw vrij zijn of als mens homoseksueel zijn. Dat is waar en dat is belangrijk, maar je moet je wel realiseren hoe ‘uiterst rechts’ je op basis van onze emancipatoire verworvenheden, andere culturen de les denkt te kunnen lezen. Dat betekent niet dat je geen dictatoriale regimes kunt afwijzen, maar dat kun je niet enkel doen op grond van het idee dat genderideologie bij ons veel meer ontwikkeld is dan daar. Want het is namelijk niet zo dat bij ons geen gender gerelateerd geweld voorkomt. In Nederland komt bijna iedere week een vrouw om door geweld van haar partner.’
Een ander punt dat onder niet-islamitische Nederlanders voor onbegrip zorgt, is dat moslimvrouwen de hoofddoek soms verdedigen door te verkondigen dat ze niemand kennen die gedwongen wordt een hoofddoek te dragen. Vrouwen die zeggen gebukt te gaan onder hoofddoekdwang voelen zich niet altijd gesteund.
‘Het gesprek over de hoofddoek moet niet alleen breder in de samenleving maar ook voor een deel tussen mensen met een islamitische achtergrond plaatsvinden’, zegt Al Mourabit. ‘De Egyptische schrijfster en feministe Nawal Al-Saadawi voerde de discussie hierover ook in het openbaar en daar ontkom je ook niet aan. Intern debat is nodig omdat moslims daar de discussie kunnen voeren zonder dat die wordt gekaapt door vooroordelen.’
‘De hoofdoek is gepolitiseerd en geobjectiveerd’, zegt Al Mourabit. ‘Rechtse politici noemen vrouwen die een hoofddoek dragen ‘hoofddoekjes’. Het gesprek over de hoofddoek moet gevoerd worden door en tussen vrouwen over wie het gaat. Het is net als bij het bespreken van vrouwenzaken, daar wil je soms ook even geen mannen bij.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!