Toen de Taliban in Afghanistan aan de macht kwamen, gingen beelden de wereld over van wanhopige Afghanen die het land wilden ontvluchten. Haris Faiz, een jonge Afghaan uit Rotterdam, nam juist het vliegtuig naar Kabul toe en hielp mee aan de toekomst met zijn stichting OMID.
Als je hem vier jaar geleden had gevraagd waar hij deze zomer zou doorbrengen en waarom, had hij het niet kunnen bedenken. Voordat de Taliban aan de macht kwam, werkte Faiz in de evenementensector. Hij kende Afghanistan vooral uit de verhalen van zijn ouders, die naar Nederland vluchtten toen hij 1 jaar oud was. Wel zou hij dat jaar – in 2021 – naar zijn geboorteland afreizen om inspiratie op te doen voor een Afghaanse streetfoodbar die hij in Rotterdam wilde openen.

Alles liep anders. Toen berichten de wereld overgingen dat de Taliban het land overnam, kreeg zijn reis een andere wending. Faiz besloot een grote inzamelingsactie te organiseren. Binnen enkele dagen had hij een bedrag van 45.000 bij elkaar. Met een koffer vol met geld nam hij het vliegtuig naar Kabul. Toen hij in Istanbul landde voor een overstap bleek het te laat: hij kwam het land niet meer in. De Taliban had de hoofdstad overgenomen en de Amerikanen de luchthaven afgesloten voor verkeer.
Het zaadje voor een hele nieuwe missie werd hier gepland. De streetfoodbar was van de baan. Faiz kreeg een nieuwe missie. Het geld stuurde hij naar Afghanistan via hawala, een informeel banksysteem. Dit werkte en smaakte naar meer. Maar wat hij vooral wilde, was zelf naar Afghanistan toe. Om met eigen ogen te zien wat er nodig was. In de media hoorde hij alleen maar hoe slecht het ging. ‘Ik dacht: het kan toch niet alleen maar kommer en kwel zijn, er moeten toch ook kansen liggen?’
Kabul met eigen ogen zien
Met deze gedachte ontstond de stichting OMID, wat hoop betekent. ‘Ik wilde iets betekenen voor de Afghanen, ik wilde helpen het land opbouwen. Inmiddels zijn we met z’n tienen: vijf bestuursleden in Nederland en vijf lokale medewerkers en we hebben al heel wat mensen kunnen helpen.’ Eind 2022 vloog Faiz naar Kabul, dit keer om er voor langere tijd te blijven. Hij woonde er tot oktober 2024. ‘Om te zien wat er echt nodig is. Hoe het de mensen er vergaat. Wat het betekent om in een land te zijn waar de Taliban aan het roer staat. Ik heb dat nooit meegemaakt en wil het met eigen ogen zien’, vertelt hij.
‘Het ging de hele tijd alleen maar over de slechte omstandigheden voor vrouwen in Afghanistan’
‘Alles wat ik wist over Afghanistan onder de Taliban, wist ik van de media, maar dit ging altijd over de negatieve dingen’, gaat hij verder. ‘Dit vond ik erg lastig. Het ging de hele tijd alleen maar over de slechte omstandigheden voor vrouwen in Afghanistan. Ik zeg niet dat dit niet gebeurt, maar wat heeft de bevolking er aan als wij ons in het westen beklagen over hun rechten? Wat hebben ze er aan als wij in Nederland bij elkaar komen om tegen elkaar te zeggen hoe erg we het vinden? De Taliban lacht zich rot, dit heeft geen enkele impact.’
Beter is het, zo vindt Faiz, om je te richten op wat je wel kunt bereiken. ‘Er gebeuren ook goede dingen. De laatste keer toen ik aankwam op de luchthaven van Kabul, was ik aangenaam verrast. Voor het eerst was er een roltrap. Het klinkt misschien als iets kleins, maar dat gaf me echt een geluksgevoel. Dit was vooruitgang. Bovendien werkten er vrouwen op de luchthaven, ook in winkeltjes. In Mazar-e Sharif is er een winkelcentrum opgezet voor en door vrouwen. Het beeld dat vrouwen er helemaal niet mogen werken of niet meer op straat mogen lopen, dat klopt niet.’
Daarmee wil Faiz de problemen die de Afghanen er ervaren niet bagatelliseren. ‘Er is ontzettend veel te doen. Meer dan 90 procent van de bevolking van het land leeft onder de armoedegrens. De economie ligt op zijn gat sinds de NAVO-troepen er vertrokken zijn. Nu willen veel westerse regeringen niets te maken hebben met de huidige regering omdat het de Taliban zijn. Maar je kunt er niet omheen. Ik heb toegang tot allerlei instanties in Afghanistan omdat ik met ze praat. En ik praat met de mensen. Op deze manier kan ik veel meer impact maken.’
Op dit moment is de stichting bezig om geld in te zamelen voor het grootste kinderziekenhuis in Kabul. ‘We willen 45.000 euro inzamelen voor betere apparatuur, medicijnen, zuurstoftanks, noem maar op’, vertelt Faiz. ‘Met elke 45 euro kunnen we voor een maand een kind helpen. Het overheidsziekenhuis heeft plek voor 500 kinderen, terwijl er wel 15000 kinderen liggen. Het is het enige ziekenhuis in de regio waar kinderen kosteloos terecht kunnen. Er zijn ook privéklinieken, maar dat kunnen de meeste mensen daar helemaal niet betalen. Daarom is het belangrijk dat juist dit ziekenhuis wordt ondersteund.’
‘Kleinere partijen hebben veel meer impact, omdat ze dichter bij het volk staan’
De bottom-up-approach van Faiz werkt, maar heeft ook een nadeel. ‘We worden niet genoeg gezien, we zijn nog te klein. Eigenlijk gaat al het beschikbare geld naar de VN-hulporganisaties, maar die hebben allemaal regels waardoor het systeem niet efficiënt is. Kleinere partijen hebben veel meer impact, omdat ze dichter bij het volk staan. OMID gaat nu daarom een strategische samenwerking aan met een andere, grotere organisatie, INARA. ‘Zij hebben niet alleen impact, maar ook de mogelijkheid om geld het land in te krijgen. Ook dit blijft voor ons een uitdaging.’
Faiz benadrukt dat er, naast de steun die er al is voor lokale vrouwenprojecten, ook steun moet blijven voor gezondheidszorg en de opbouw van de lokale economie. Dit gebeurt volgens hem nu te weinig. ‘Maar dit raakt juist de gewone Afghaan.’ Hij is daarom bezig met een webshop, een sociale onderneming vanuit de stichting waar Afghanen wereldwijd lokale producten kunnen bestellen om de economie weer op gang te helpen.
Toerisme is een andere sector waar de Afghanen van kunnen profiteren, vertelt hij. Faiz is dan ook blij met de YouTube-vloggers, toeristen die rondreizen in Afghanistan en de mooie kanten laten zien van het land. Volgens critici zijn ze propagandamachines voor het regime. Faiz ziet de positieve kant. ‘Hierdoor is het toerisme in Afghanistan toegenomen en dit is goed voor de economie. Afghanen worden hierdoor minder afhankelijk van buitenlands geld.’
Zelf gaat hij deze zomer het land beter leren kennen. Voor de stichting, maar ook voor zichzelf. ‘Ik neem een paar vrienden mee en we gaan wat rondreizen. Ik heb mijn land pas op mijn achttiende leren kennen en ben er van gaan houden. Het klimaat, het eten en de gastvrijheid; ik word hier met open armen ontvangen. In Nederland ben ik toch altijd het zwarte schaap. Ik voel me hier thuis. Misschien zou ik er wel willen wonen.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!