In het gebied tussen de zee van Galilea en Nazareth wonen zo’n vijfduizend moslims al meer dan honderdvijftig jaar vredig samen met hun Joodse buren. Hier geen torenhoge muren langs religieuze lijnen, steekpartijen of landjepik. Het geheim? De Circassiërs en Joden hebben meer gemeen dan dat ze van elkaar verschillen. Onze correspondent Freek de Swart doet verslag vanuit Israël.
‘Misschien praat je wel met de laatste generatie Circassiërs in Israël!’ Aan het gelaat van Zoher Thawcho is te zien dat hij het meent. Circassiërs of Tsjerkessen zijn een islamitisch volk dat oorspronkelijk van de Kaukasus komt. Sinds de negentiende eeuw wonen er Circassiërs in Israël. Thawcho zit onder het bouwstof en heeft eigenlijk geen tijd voor interviews. Samen met een zwager is ‘de laatste Circassiër van Galilea’ bezig met het bouwen van een nieuw huis in Kfar Kama, één van de twee Circassische dorpen in het gebied. De klusser is de beheerder van het lokale Heritage Centre. Daardoor wordt hij bij het gemeentehuis al snel gezien als logisch aanspreekpunt voor ronddwalende journalisten in het dorp. ‘Eigenlijk moet je morgen terugkomen, dan is er traditionele dans en zijn er meer mensen.’ Nadat dat is beloofd wil hij toch wel even zitten voor een praatje. Hij legt uit dat de relatie tussen Kfar Kama en de Joden bijna honderdvijftig jaar teruggaat.
De exodus van zijn volk uit het noordwesten van de Kaukasus begon in 1864 na de invasie van hun land door de Russen. Zo’n negenhonderdduizend van hen kwamen terecht in het Ottomaanse Rijk (1299-1922), waar ze zich vooral vestigden in de Balkan. Nadat Bulgarije in 1878 onafhankelijk werd verspreidden de Circassiërs zich over het gehele sultanaat, waaronder Galilea. Volgens Thawcho heeft zijn volk nooit problemen ondervonden met de overige bewoners in het gebied. ‘We hebben altijd een goede relatie gehad met de bedoeïenen, de druzen en de Arabieren. Ook met de Ottomanen en later de Engelsen konden we goed overweg. Die laatste groep nam hier zelfs onze klederdracht over.’
Twintig jaar nadat de Circassiërs zich vestigden in de regio kwamen ook de eerste moderne Joodse kolonisten naar het noorden van Palestina. Zij stichtten in de omgeving van Kfar Kama onder andere de plaatsen Kfar Tavor, Ilaniya en Yavne’el. Thawcho legt uit dat de Circassiërs en hun nieuwe Joodse buren al vrij snel een speciale band ontwikkelden. ‘Niet alleen waren we beiden een zwervend volk, we spraken vaak ook min of meer dezelfde Russische taal.’ Trots verhaalt de man hoe David Ben-Goerion ooit drie dagen in Kfar Kama werd verzorgd nadat hij gewond werd gevonden in een veld nabij. Later zou Ben-Goerion de staat Israël stichten en de eerste premier van het land worden.
‘Wij dromen helaas nog steeds van ons eigen land. Israëli zeggen wel eens ‘wij hebben het overleefd, waarom jullie niet?’ Maar Circassië is een natie en niet een geloof zoals bij de Joden’, vertelt Thawcho somber. Met het lege koffiekopje voor hem brengt hij een toost uit. ‘Volgend jaar in Jeruzalem! Dat hebben wij dus niet.’ Hij vermoedt dat zijn cultuur wellicht binnen een generatie is uitgestorven in Israël. Na de val van het communisme leek dat even in een stroomversnelling te komen. Veel bewoners van Kfar Kama speelden toen namelijk met het idee om terug te keren naar de Kaukasus. De dorpen in de buurt reageerden geschokt. ‘De Joden die ons kennen willen juist meer Circassiërs hiernaartoe halen.’
Palestijnse zaak
De Joodse kolonisten in Galilea richtten zo rond 1909 de eerste milities op, zoals de Hashomer. Al vanaf het begin sloten veel mensen uit Kfar Kama zich daarbij aan. ‘Circassiërs houden niet van zaken die de stabiliteit van hun gebied in gevaar kan brengen’, verklaart Thawcho daarover.
Ook de diverse Joodse paramilitaire groepen die volgden hadden vaak Circassiërs in de gelederen. In het moderne Israël zijn ze nog steeds de enige moslims die dienstplicht hebben in het Israëlisch defensieleger. De suggestie dat de islamitische Circassiërs meer op de hand van de Palestijnen zouden moeten zijn verwerpt Thawcho. ‘We hoeven geen specifieke sympathie te voelen voor de Palestijnen, we leven mee met alle volkeren die elkaar vermoorden.’
De inwoner van Kfar Kama legt uit dat Circassiërs van nature vrij plichtgevoelig zijn. Zo dienen zijn volksgenoten volgens hem ook in Syrische, Jordaanse en zelfs Russische legers. Of het toch niet ergens knaagt om soms wereldwijd lijnrecht tegenover geloofsgenoten te staan? ‘Wij zijn Israëli en we verdedigen onze natie’, antwoordt hij opnieuw neutraal. Hij wijst erop dat Circassiërs geen Arabieren zijn en dat ze ook niet graag met hen vergeleken willen worden. Als voorbeelden van dit verschil noemt hij de schone straten in Kfar Kama, de lage werkloosheid en het feit dat de moskee, inclusief donatiepot, de deuren dag en nacht wagenwijd heeft openstaan. In het honderdvijftigjarige bestaan van het dorp zou dan ook nog nooit de politie zijn gebeld. ‘We zijn pas later islamitisch geworden en, anders dan bij de Arabieren, niet door een islamitische stroming die gedreven werd door verovering.’
Nog meer dan religie leven de Circassiërs volgens Thawcho aan de hand van de Adiga Khabza. Deze code behelst onder andere een vrij langdurig verleidingsritueel tussen man en vrouw zonder seks of andere aanrakingen. ‘Zes jaar heb ik met mijn vrouw in die tuin gezeten.’ Hij wijst naar de overkant van de straat. ‘Kijken of het klikte en of we elkaar echt wilden.’
Ondanks dat het leeuwendeel van de Circassiërs in het dorp blijft wonen groeit hun aantal nauwelijks vanwege het lage geboortecijfer, gemiddeld zo’n één persoon per honderd inwoners. Zo nu en dan haalt iemand een Circassische partner uit Turkije of Rusland, maar een groot demografisch verschil maakt dat niet. Ook dat hebben de bewoners van Kfar Kama met de Joden gemeen.
Nadat opnieuw beloofd is om morgen terug te keren brengt Thawcho de verslaggever naar het busstation. Net als vele dorpsgenoten rijdt hij korte afstanden in een golfkar. Onderweg attendeert hij op de verkeersborden langs de weg, de enige ter wereld met de Circassische taal erop. ‘Er is geen andere plek als deze.’
Weirdo’s
De volgende dag is er inderdaad een feestje in Kfar Kama. Er klinkt folkloremuziek, meisjes in klederdracht flaneren door de straten en Thawcho laat een groep Israëlische toeristen het cultureel erfgoed zien. Pr-medewerker van de gemeente, Yossi Chosha, is ook van de partij. Hij vergelijkt Kfar Kama met een kibboets. ‘Het is een warm en vredig huis. Onze docenten leren ons hoe bijzonder Kfar Kama is, dat we dicht bij elkaar moeten blijven om onze gemeenschap sterk te houden.’ De nieuwe generatie gaat volgens hem wel naar Tel Aviv en Haifa, maar keert vaak na een paar jaar weer terug. Volgens Chosha zien Israëliërs de Circassiërs vooral als weirdo’s. ‘Ze kijken naar onze blanke huidskleur en vragen zich af waarom wij islamitisch zijn. Als moslim in het leger is het niet altijd even makkelijk. We spreken Hebreeuws, maar met een Arabisch accent. Daar krijgen we ook vragen over, al respecteren ze ons wel.’
Ook Chosha ziet geen probleem met islamitische militairen die het zionistische ideaal verdedigen. ‘We zijn moslims en Jeruzalem is belangrijk voor ons, maar we geven niet om de Palestijnse zaak.’ Dat Circassische militairen tijdens een hypothetische oorlog met Syrië of Jordanië daardoor tegenover elkaar kunnen staan noemt Chosha ’een lastig dilemma, maar geen onoverkomelijk probleem’. ‘Als ze ons zouden vragen geen moslim meer te zijn, dat is een rode lijn.’
De dorpelingen zijn politiek gezien volgens Chosha overwegend links van het midden en zeker geen fan van Benjamin Netanyahu’s Likoed-partij. Aan Arabische kant worden de Circassiërs volgens hem meestal ook gerespecteerd vanwege de gedeelde religie. De Circassiërs zelf omschrijft Chosha als ‘rustig en opzichzelf’. ‘We zijn niet de elite zoals de Hebreeuwen, maar ook niet de onderlaag zoals de Arabieren. We zitten ergens vast in het midden.’
Op de vraag of dat de Circassiërs niet de perfecte bemiddelaars maakt in het Israëlisch-Palestijnse conflict moet hij lachen. ‘We zijn maar een kleine groep. Ik heb mezelf als doel gesteld om de Circassiërs meer bekendheid te geven buiten Noord-Israël.’ Door hun minieme aantal worden ze volgens hem buiten Galilea vaak over het hoofd gezien of, vanwege de moskee in het dorp, aangezien voor Arabieren. ‘We blijven onze taal en cultuur beschermen. Misschien zijn we de laatste of één-na-laatste generatie Circassiërs in Israël.’
Onderweg naar een ander evenemententerrein blijkt dat de jonge generatie binnen Kfar Kama wel aan het veranderen is. Zo is Chosha binnen een jaar getrouwd buiten de moskee om. Ook draagt zijn vrouw in tegenstelling tot zijn moeder geen hoofddoek meer. ‘We zijn minder gelovig. Een sjeik hoeft mij niet te vertellen wat ik wel en niet mag doen in mijn leven.’
Moderne tijd
Aangekomen bij het scholencomplex annex buurthuis annex sportterrein neemt Haroon Lauz de rondleiding over. Hij houdt zich bij de gemeente vooral bezig met de educatie in Kfar Kama. Op het basketbalveld spelen kinderen met majorette en borden op stokken, moeders aan de zijkant delen eten uit en ook een muziekbandje is van de partij. Binnenin de school is er ondertussen een theatervoorstelling bezig met dansende muizen. ‘Fotografeer gerust, we zijn trots op onze cultuur’, moedigt Lauz aan.
Tijdens de rondleiding door het gemeenschapshuis laat Lauz met gepaste trots de 3d-printer zien in het computerlokaal. Een klas verderop krijgt een leerling bijles rekenen. ‘Om ons te bewijzen in Israël, legt onze burgemeester de nadruk op het bovengemiddeld presteren op het gebied van sport en wetenschap.’ Zo moet de groep academici in het dorp groter worden dan de tweehonderd bewoners die nu wetenschappelijk geschoold zijn. Ook is er budget vrijgemaakt voor een nieuw sportcomplex en auditorium. In totaal is de gemeente van plan om de komende jaren zo’n zevenenvijftig miljoen sjekel (circa 13,7 miljoen euro) te besteden aan bouwen, verbouwen en renoveren. Ondanks deze ondernemende plannen begint ook Lauz al snel over het kleine aantal Circassische bewoners als grootste probleem voor de toekomst. ‘De druzen zijn met z’n honderdduizenden, dan heb je een stem, maar niet als je met een paar duizend man bent.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!